Bij elke nieuwe hulpvraag wordt eerst beoordeeld of het OCMW bevoegd is of niet.

Als een OCMW oordeelt dat het niet bevoegd is, moet het:

  • de aanvraag binnen de 5 kalenderdagen doorsturen naar het bevoegd OCMW
  • schriftelijk meedelen aan de aanvrager aan welk OCMW de aanvraag is doorgestuurd

De beslissing van onbevoegdheid kan in geval van hoogdringendheid genomen worden door de Voorzitter. Zijn beslissing wordt dan ter bekrachtiging voorgelegd aan de eerstvolgende vergadering van het BCSD.

Zolang de aanvraag niet is doorgestuurd, blijft het eerste OCMW bevoegd en is dus verplicht om de aanvraag te behandelen.

Als het tweede OCMW zich ook onbevoegd verklaart, moet het bevoegdheidsconflict onmiddellijk voorgelegd worden aan de POD Maatschappelijke Integratie via het interactief formulier dat via http://www.mi-is.be op te vragen is.

Wanneer een onbevoegdheid wordt vastgesteld in een lopend dossier, (bv. omwille van verhuis van de cliënt) is het OCMW niet gebonden aan deze strikte procedure, maar niets doen kan de aansprakelijkheid van het OCMW meebrengen. Het OCMW brengt dus best het nieuw bevoegde OCMW én de cliënt schriftelijk op de hoogte. Dit kan (maar moet niet) door de werkwijze van de procedure bevoegdheidsconflicten toe te passen.

In de praktijk gebeurt het wel eens dat deze procedure niet strikt toegepast wordt. Er wordt informeel contact opgenomen met het andere OCMW of er wordt een brief verstuurd waarbij niet ondubbelzinnig duidelijk wordt gemaakt dat de procedure bevoegdheidsconflicten ingeroepen wordt.