lokaal_20230301_40_fbu.png
Provider image

Het Fonds ter Bestrijding van Uithuiszettingen (FBU) bestaat sinds midden 2020. Doelstelling was en is nog altijd om OCMW’s de mogelijkheid te bieden sneller in te grijpen bij huurachterstal op de private huurmarkt om zo uithuiszettingen te vermijden. Tot nu toe kent het fonds echter weinig succes. De Vlaamse overheid voert een campagne om het FBU beter bekend te maken.

Het Fonds ter Bestrijding van Uithuiszetting is de opvolger van het huurgarantiefonds. Dat leidde een wat sluimerend bestaan en door het te herwerken hoopte de Vlaamse overheid betere resultaten te bereiken in de strijd tegen uithuiszettingen. De OCMW’s werden centraal gezet in de werking en het doel was hulp te kunnen bieden, al voordat de problemen met het betalen van de huur tot een gerechtelijke procedure leidden. Alle praktijkwerkers weten immers dat hoe sneller je een probleem behandelt, des te groter de kans op succes is. Het FBU startte halverwege 2020, midden in de coronaperiode. Na een tweetal jaar blijkt dat ook het FBU niet vaak wordt gebruikt. In 2021 werden er maar 221 aanvragen goedgekeurd en in 2022 zullen het er al niet veel meer zijn; op 31 oktober 2022 stond de teller op 175. Daarom werd de regelgeving in het najaar van 2022 aangepast.

 

Knelpunten blootgelegd

De aanpassing van de regelgeving is gebaseerd op een onderzoek van Steunpunt Wonen. Hoewel daaruit bleek dat het Fonds ter Bestrijding van Uithuiszetting een goed concept is, kwamen er toch knelpunten aan het licht. Het onderzoek baseerde zich onder andere op gesprekken met maatschappelijk werkers van OCMW’s, met huurders- en verhuurdersorganisaties en met de VVSG.

OCMW’s vonden werken met het FBU complex en omslachtig. Tijdens de startperiode van het fonds, in de coronaperiode, kon het OCMW ook terugvallen op extra werkingsmiddelen van de federale overheid. Die middelen waren makkelijker inzetbaar, doordat er veel minder administratie aan te pas kwam. Dit is een van de redenen waarom in de beginperiode maar weinig OCMW’s het fonds gebruikten. Tegelijk kost het invoeren van een nieuwe werkwijze en een nieuw instrument ook tijd. Tijdens de coronapandemie die zwaar op de werking van het OCMW woog, was dit niet evident. Sindsdien worden OCMW’s ook nog met de ene na de andere crisis geconfronteerd (energie, Oekraïne) en is er ook weinig tijd geweest er werk van te maken.

Zelfs de OCMW’s die er toch mee aan de slag gegaan zijn, geven aan dat proberen een uithuiszetting te voorkomen via het FBU een intensief traject is. In verschillende situaties denken de OCMW’s er wel aan om het FBU in te schakelen, maar komt het nooit zover. Soms lukt het niet samen met de huurder een haalbaar afbetaalplan af te spreken of soms wil de verhuurder niet meewerken. Vaak is het beschikbare inkomen van de huurders te laag om de reguliere huur te betalen en tegelijk ook nog de achterstal te vereffenen. De OCMW’s menen dan dat de tussenkomst via het FBU niet de meest gepaste hulpverlening is. Daarmee wijzen de OCMW’s op de structurele betaalbaarheidsproblematiek op de private huurmarkt: er zijn te weinig betaalbare en sociale woningen.

 

Sneller kunnen ingrijpen helpt

Tegelijk zeggen OCMW’s ook wel dat het werken met het FBU een kans biedt op een goed en veelvuldig contact met de huurder, doordat de cliënt eigenlijk gedurende een jaar begeleid kan worden. Zo kan er een band van vertrouwen ontstaan. Maar door hun grote werklast is de capaciteit van OCMW’s om zulke intensieve begeleiding op te nemen te beperkt.

Een onuitroeibaar lijkend probleem is dat het OCMW nog altijd dikwijls te laat op de hoogte is van situaties waar het fonds een oplossing zou kunnen bieden. Huurders en verhuurders hebben nog niet de reflex om sneller aan te kloppen bij het OCMW om na te gaan of er geen oplossing mogelijk is. Jammer, want vooral als de huurschuld nog niet erg groot is, kan er ook met de verhuurder een constructieve relatie ontstaan. Een grotere bekendheid van het fonds bij alle betrokkenen en diensten is nodig. De Vlaamse overheid zet daarom nu ook in op een bredere bekendmaking, opdat huurders en verhuurders sneller een signaal geven. Ook lokaal moet die samenwerking met andere diensten en organisaties nog beter uitgewerkt worden.

 

Aanpassingen zijn een stap vooruit

De aanpassingen aan het fonds proberen in te spelen op verschillende van deze knelpunten. Zo kan nu het fonds ingezet worden vanaf één maand huurachterstal, terwijl dit voorheen twee maanden was. Zo kan ingrijpen nog sneller. Ook de beperking op het aantal maanden huurachterstal werd geschrapt. Vroeger kwam een huurder met een huurachterstal van meer dan zes maanden niet in aanmerking voor bijstand via het fonds. Vandaag kan dat wel, als het OCMW van oordeel is dat het gebruik van het fonds een goede hulp kan zijn. Het OCMW heeft ook meer autonomie om begeleidingsovereenkomsten met de cliënt op maat uit te werken. In zo’n begeleidingsovereenkomst kunnen het OCMW, de huurder en de verhuurder afspreken hoe de terugbetaling van de huurachterstal zal verlopen. Voor de betaling van de helft van de huurachterstal, zoals opgenomen in het besluit, heeft het OCMW door de wijzigingen ook iets meer tijd, namelijk tot tien werkdagen.

Een belangrijke aanpassing is dat het FBU ook openstaat voor huurders van de sociale verhuurkantoren. Veel OCMW’s merkten immers op dat het jammer was dat het FBU voor deze huurders niet gebruikt kon worden. Dit zijn net de huurders die, dankzij de omkadering van het sociale verhuurkantoor, wel snel op de radar van de OCMW’s komen. Bovendien is er naast de begeleiding van het OCMW ook een huurbegeleiding bij de sociale verhuurkantoren, wat de kansen op succes vergroot.

Voorts wordt de eerste tegemoetkoming van het Fonds aan de OCMW’s tijdelijk verhoogd en wordt het forfait verdubbeld. Deze tijdelijke maatregel loopt voorlopig tot 1 april en zal na evaluatie eventueel verlengd worden. Dat is nog niet bekend bij het ter perse gaan van dit artikel.

 

Het Fonds verdient een kans

Het FBU zit conceptueel goed in elkaar, stelt het onderzoek, bijvoorbeeld door de keuze voor een decentrale, autonome opvolging door het OCMW, zoals eerder ook al door de Vlaamse Woonraad werd onderschreven. Die keuze biedt ruimte voor maatwerk, doordat OCMW’s gebruik kunnen maken van informatie over de situatie van de cliënt die alleen lokaal aanwezig is. Dit biedt mogelijkheden om mensen integraal te begeleiden en samen met andere woon- en welzijnspartners naar oplossingen te zoeken.

De aanpassingen aan de regelgeving verhelpen een aantal van de knelpunten die het onderzoek heeft aangetoond. Het FBU is nog steeds niet de structurele oplossing van de woonproblematiek op de private huurmarkt. Een – eventueel terug te betalen – tussenkomst in de huurachterstal en extra begeleiding zullen maar in een deel van de gevallen een oplossing op termijn bieden. Maar het uitgewerkte instrument kan wel een middel zijn waarmee je sneller kunt ingrijpen en mensen vroegtijdig naar de hulpverlening kunt begeleiden. Het FBU verdient dus een kans. —

 

Joris Deleenheer is VVSG-stafmedewerker wonen | Beeld Layla Aerts
Voor Lokaal 03 | 2023

Informatie over de aanpassingen aan het FBU is te vinden op de VVSG-website. Het rapport ‘Evaluatiestudie Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen’ gemaakt door Steunpunt Wonen is terug te vinden op https://steunpuntwonen.be/publicaties/aflaadbare-rapporten/