DSC_0945 kennisnetwerk.png
Provider image

Tegen 2027 moet volgens de EU al het water in onze rivieren en beken schoon zijn. Deze deadline is al een paar keer verschoven, maar vanaf dan wordt het Europa menens en hangen er ons land sancties boven het hoofd. De laatste dertig jaar ging de waterkwaliteit in Vlaanderen er al aanzienlijk op vooruit, maar de laatste loodjes zijn het duurst, vooral in gebieden met veel lintbebouwing en verspreide bebouwing. Om de nodige vooruitgang te boeken moet Vlaanderen resultaatsverbintenissen aangaan met elke gemeente.

’Rioleringen zijn niet sexy,’ dat weten lokale politici maar al te goed want hun inwoners zitten niet op de hinder te wachten die gepaard gaat met werken in hun straat. Voor het draagvlak is het daarom cruciaal om rioleringswerken te koppelen aan een goede heraanleg van het openbaar domein. Ook de klimaatverandering met heviger onweders en grotere periodes van droogte vraagt om creatieve en mooie ontwerpen met veel water en natuur. Zo krijgen zelfs riolen sexappeal.

Sinds de jaren negentig ging de rioleringsgraad in Vlaanderen behoorlijk vooruit. Begin de jaren negentig werd het afvalwater van maar een kwart van de huishoudens die aansluitbaar zijn op het rioolnetwerk, gezuiverd. Nu is dat 85 procent van diezelfde groep huishoudens. Aquafin startte toen met de versnelde uitbouw van collectoren en rioolwaterzuiveringsinstallaties. De gemeenten en hun rioolbeheerders sluiten daar hun gemeentelijke riolen op aan. Een collector vertrekt van de rioolwaterzuiveringsinstallaties (het lozingspunt) en wordt naar boven toe in het afwateringsstelsel (opwaarts) verder aangelegd. Waar de collector ‘passeert’ sluit het verzamelde/geconcentreerde afvalwater van gemeentelijke riolen aan op de collector en vloeit zo onmiddellijk naar een waterzuiveringsinstallatie. Gemeenten leggen ontbrekende gemeentelijke riolen daarom meestal aan als een collector passeert of er al ligt.

Het is ook logisch dat de eerste projecten in stedelijk gebied werden uitgevoerd want daar heb je de meeste vuilvracht per meter buis, daar is riolering het meest efficiënt. In steden haal je dus gemakkelijker een hoge zuiveringsgraad dan in landelijk gebied terwijl kleine landelijke gemeenten per inwoner wellicht meer moeten investeren. Nederland dat veel kernachtiger is bebouwd, scoort daardoor beter qua zuiveringsgraad. De waterkwaliteit van beken en rivieren hangt uiteraard niet alleen af van het water van de huishoudens. Ook de landbouw en de industrie spelen een grote rol, maar het zijn de gemeenten die verantwoordelijk zijn voor het afvoeren van huishoudelijk afvalwater.

 

De afstemming is de uitdaging

Om geen nieuwe lozingspunten te maken, volgt de aanleg van ontbrekende gemeentelijke riolen de uitbouw van het collectorennet. De planning van gemeenten en Aquafin worden op elkaar afgestemd. Zelfs als er al collectoren liggen of in aanleg zijn, blijven rioleringswerken een uitdaging waarbij de gemeente de vele aanspraken op de publieke ruimte moet verzoenen. Om de hinder van de werken te beperken, proberen gemeenten tegelijk nutswerken te laten uitvoeren. Vervolgens worden riolen en wegenis samen aangepakt. De straat krijgt een vernieuwd uitzicht met meer plaats voor de de fietser, natuur en water.

De gemeente wil de inwoners nauw betrekken bij de inrichting van hun eigen omgeving. Die ideeën worden meegenomen in de plannen van de nieuwe inrichting. Soms zijn onteigeningen nodig. Dit neemt allemaal tijd in beslag. Als de gemeentelijke planning dan toch parallel loopt met de aanleg van het bovengemeentelijke rioleringsstelsel dan is dat nog niet per se zo voor de planning van het Agentschap Wegen en Verkeer dat instaat voor het beheer en onderhoud van het gewestelijk wegennet. Voor veel gemeenten lijkt de planning van deze Vlaamse agentschappen zeer diffuus omdat ze zelden of nooit met elkaar in overeenstemming zijn.

 

Goud onder de grond

Rioleringen aanleggen kost veel geld. Soms hebben burgemeesters het gevoel dat ze goud onder de grond steken. Gelukkig zijn er de ontvangsten van de saneringsbijdrage op de drinkwaterfactuur om gemeentelijk rioolbeheer te financieren en is er Vlaamse financiële ondersteuning. Vlaanderen heeft niet de ambitie om alle rioolprojecten te subsidiëren, maar als een rioolproject op de subsidierol komt, dan dekt de Vlaamse subsidie driekwart van de kost voor de aanleg van de ondergrondse riolering. Met de bovenbouw (wegdek en groen) inbegrepen bedraagt de subsidie een derde van de totale kostprijs, de gemeente betaalt twee derde, een aanzienlijke hap uit het gemeentelijke budget.

Heel veel projecten zijn gerealiseerd dankzij de rioolsubsidies. Maar ook bij gesubsidieerde projecten zien we afstemmingsvraagstukken ontstaan. Soms wachten gemeenten jarenlang tot hun project wordt uitgekozen voor subsidie. Soms komt de planning van iedereen die met een welbepaald gesubsidieerd project te maken heeft niet overeen, zijn er vergunningsvraagstukken bij een project, is er veel tijd nodig voor een onteigening. Zo krijgt een gemeente jaren aan een stuk het project niet uitgevoerd. In het eerste geval wachten de gemeenten met de uitvoering omdat ze hopen subsidies te krijgen voor het project. In het tweede geval blijven subsidies voor projecten geblokkeerd door de lange doorlooptijd van dat project.

 

Soelaas in de steigers

Tot 2019 was nog niet volledig helder welke zuiveringsgraad elke gemeente moest realiseren in functie van de Europese Kaderrichtlijn Water. Sinds 2019 weten we wel precies welke vervuiling we met riolen, waterzuiveringsinstallaties en IBA’s moeten aanpakken om het aandeel van de vervuiling van de huishoudens in de waterlopen op te lossen. Dit komt tegemoet aan de vraag van de gemeenten, zo weten ze wat ze effectief nog moeten uitvoeren voor de doelstelling van de Kaderrichtlijn Water zonder dat ze overal tot de laatste procenten saneren. Daarna volgen andere doelstellingen zoals instandhoudingsdoelen of dan toch de honderd procent sanering.

De uitdaging is groot, maar wel haalbaar als we het doel en de financiering op elkaar afstemmen en als we op langere termijn engagementen aangaan: Vlaanderen over de financiering en gemeenten en hun rioolbeheerders over het halen van de gevraagde resultaten. De Vlaamse overheid kan met elke gemeente en haar rioolbeheerder een contract onderhandelen om voor een welbepaald bedrag per extra aangesloten inwoner te zorgen voor een aantal huishoudens die tijdens de beleidsperiode op het rioolstelsel zullen worden aangesloten. Vervuiling op de waterloop reduceren kan ook door het bestaande rioolstelsel te verbeteren.

Zo kan een gemeente een groot parkeerterrein afkoppelen van de riolering zodat bij grote regenval de riolering door het regenwater van dat terrein niet langer overloopt en er geen vuil water meer in de natuur terecht komt. Het is essentieel dat subsidies worden toegekend aan doelstellingen en niet aan concreet uit te voeren projecten. Een lokaal bestuur en haar rioolbeheerder moeten zelf kunnen kiezen welke projecten ze uitvoeren om de doelstellingen te bereiken en moeten projecten kunnen wijzigen of verwisselen mits zij bijdragen aan de doelstelling.

Ook cruciaal is dat gemeenten en rioolbeheerders vanaf het afsluiten van het rioolcontract zekerheid hebben over de subsidies als ze de afgesproken doelen realiseren. In haar mededeling aan de Vlaamse regering van 25 september 2020 pleit minister Zuhal Demir voor zo’n responsabilisering via doelstellingen. ‘Om de gemeentelijke uitvoeringsplanning doelgericht aan te sturen is een aanpassing aan het gemeentelijke subsidiesysteem nodig, waarbij financiering gelinkt wordt aan het ecologische resultaat en de doelstelling. Door een aangepast subsidiesysteem krijgen de gemeenten en rioolbeheerders meer flexibiliteit om te kiezen welke projecten ze wanneer uitvoeren om deze doelstellingen te realiseren.’ Een oplossing om samen de rioolopdracht af te werken staat dus in de steigers. •

 

Christophe Claeys is VVSG-stafmedewerker waterbeleid en Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal
Voor Lokaal 11 | 2020