200708adriaens01kennisnetwerk.png
Provider image

De lokale besturen en VDAB intensifiëren hun samenwerking. Overeenkomsten per gemeente of cluster van kleinere gemeenten moeten nog meer maatwerk mogelijk maken. ‘De lokale context is zeer bepalend om werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te bereiken. Op die context hebben lokale besturen een veel beter zicht dan wij,’ zegt VDAB-topman Wim Adriaens.

Wim Adriaens staat sinds 1 juli 2019 aan het hoofd van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB). Hij volgde Fons Leroy op als gedelegeerd bestuurder. Voor die tijd was hij kabinetschef van Philippe Muyters, in de vorige Vlaamse regering bevoegd voor Werk. ‘Vlaanderen wil de komende jaren evolueren naar een werkzaamheidsgraad van tachtig procent. Het regeerakkoord schuift een versterkte samenwerking met de lokale besturen naar voren als een van de hefbomen om die ambitie waar te maken.’

 

Valt daar nog veel winst te boeken?

‘Natuurlijk werken we nu al intensief samen met veel lokale besturen en zeker met de grotere steden, bijvoorbeeld voor het bereiken en activeren van kwetsbare jongeren. Maar het kan beter, dat vinden ook de gemeenten en de VVSG. Daarom willen we investeren in een meer structurele samenwerking. We beseffen dat de lokale context zeer bepalend is om werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te bereiken en daar hebben lokale besturen een veel beter zicht op dan wij.

Bovendien kunnen we niet om de vaststelling heen dat de arbeidsmarkt voor een stuk een lokale realiteit is. De bereikbaarheid van een werkplek is voor veel werkzoekenden een bepalende factor, ze kijken in de eerste plaats naar de arbeidsmogelijkheden in hun omgeving. Goede samenwerking met de lokale besturen is dus een zeer belangrijk element voor het vervullen van onze opdracht. Dat vraagt maatwerk, op maat van de stad, de gemeente of de cluster van kleinere gemeenten. Het komende anderhalf jaar willen we samenwerkingsovereenkomsten afsluiten met alle lokale besturen.’

 

Wat staat er in zo’n overeenkomst?

‘Essentieel is de doelenconsensus. We leggen de ambities op het vlak van lokale economie en werkgelegenheid zoals die in het lokale bestuursakkoord staan naast onze doelen. We zoeken de raakpunten tussen wat het lokale bestuur wil en dat waaraan wij willen werken. Dat is het uitgangspunt. Elk samenwerkingsakkoord is maatwerk en kijkt naar de uitdagingen in de concrete, lokale arbeidsmarkt. Een belangrijk instrument is het dashboard dat we met de VVSG hebben opgemaakt. Dat geeft een lokaal bestuur inzicht in waar het staat en welke uitdagingen er zijn, waar de samenwerking het best op inzet.’

 

Wat moeten we ons concreet bij dat dashboard voorstellen?

‘Het geeft een beeld van enkele algemene indicatoren zoals de werkzaamheidsgraad in de gemeente, het aantal werkzoekenden, het aantal OCMW-cliënten dat gekend is bij VDAB. Daarnaast zijn er meer gedetailleerde indicatoren zoals het aantal werkplekken dat we via het samenwerkingsakkoord realiseren, de uitstroom van de TWE (tijdelijke werkervaring) OCMW naar het normale economische circuit. Een lokaal bestuur zal zich met de gegevens van het dashboard kunnen situeren tegenover andere, vergelijkbare gemeenten.

Met een gemeente die wat achterblijft, kunnen we analyseren wat er schort, we kunnen kijken naar de methodiek van de peers die het beter doen, goede praktijken uitwisselen. Transparante en goede data maken het ook mogelijk om te zien of de acties die we samen opzetten wel de verwachte resultaten opleveren, of de instrumenten goed werken of niet. Het dashboard is dus zeker niet bedoeld om gemeenten die minder goed zouden scoren op sommige indicatoren met de vinger te wijzen, maar om een helder beeld te krijgen van waar de samenwerking het best op inzet en welke resultaten onze acties opleveren.’

 

Intussen zijn de eerste samenwerkingsovereenkomsten met enkele centrumsteden afgesloten. Ze blijven zeer algemeen. Of is dat een verkeerde indruk?

‘De samenwerkingsovereenkomst maakt helder wat de ambities zijn, waar we samen voor willen gaan. Ze is de basis voor de acties die een lokaal bestuur en VDAB samen opzetten. Het is nodig om die overeenkomst grondig op te stellen en er ook voldoende tijd voor uit te trekken zodat we elkaar verderop in het samenwerkingsproces goed verstaan. Tegelijkertijd moet ze de nodige ruimte en flexibiliteit laten, we willen niet alles vastzetten. De arbeidsmarkt verandert voortdurend, actieplannen en acties moeten flexibel kunnen inspelen op mogelijkheden of problemen die zich aandienen. In Gent bijvoorbeeld hebben we met het stadsbestuur een pop-up jobkantoor voor schoolverlaters opgericht om beter te kunnen inspelen op de impact die de coronacrisis op hen heeft. Een samenwerkingsovereenkomst in grote lijnen maakt het mogelijk snel in te spelen op opduikende kansen of moeilijkheden.’

 

Wat kunnen die acties nog zijn?

‘In Antwerpen zetten we momenteel met de stad opleidingen op die werkzoekenden voorbereiden op een baan bij de Oosterweelwerken. Elders mikken acties op het outreachend bereiken van jongeren en vroegtijdige schoolverlaters, waarvoor je de lokale situatie goed moet kennen. Een van de nieuwe accenten is het werkplekleren, zodat mensen ervaring kunnen opdoen bij bedrijven uit de regio. De ontwikkeling van een stevig netwerk met lokale werkgevers is ook een belangrijke factor in de samenwerking van VDAB en gemeente. Bij aanvang waren de sociale partners niet bij de samenwerkingsovereenkomsten betrokken, maar dat is op vraag van onze raad van bestuur bijgestuurd. De ontwerpen van overeenkomst worden voorgelegd aan onze provinciale werkgroepen waar naast de lokale besturen ook de werkgevers- en werknemersorganisaties deel van uitmaken. Zij kunnen aanvullende accenten aanbrengen.’

‘De samenwerkingsovereenkomst maakt helder wat de ambities zijn. Ze is de basis voor de acties die een lokaal bestuur en VDAB samen opzetten. Tegelijkertijd moet ze de nodige ruimte en flexibiliteit laten, we willen niet alles vastzetten.’

‘Van lokale besturen verwachten we bij een overeenkomst engagement en eigenaarschap. De samenwerking moet winst opleveren voor beide partners.’

Tegen het einde van dit jaar wil VDAB een overeenkomst hebben met alle centrumsteden, tegen eind volgend jaar met alle Vlaamse gemeenten. Waarom wordt met de centrumsteden begonnen?

‘We hebben een langere traditie van samenwerking met de centrumsteden. In Antwerpen en Gent bijvoorbeeld liepen de overeenkomsten af, met hen praatten we al sinds begin vorig jaar over nieuwe samenwerking. Daarnaast hebben de centrumsteden natuurlijk meer dan kleine gemeenten te maken met werkloosheid, een grote groep van niet-beroepsactieve inwoners, jongeren die we willen bereiken. Intussen zijn er overeenkomsten met Antwerpen, Gent, Oostende en Sint-Niklaas. In het noorden van de Kempen is de overeenkomst met enkele kleinere gemeenten rond. De provincie Antwerpen was in het verleden een voorloper, daar gaan we het snelst vooruit, maar het beweegt overal. We willen met elk lokaal bestuur samenwerken, in de vorm van een cluster of individueel.’

 

Hoe ziet u de samenwerking met die clusters van gemeenten?

‘We proberen aan te takken op de bestaande intergemeentelijke samenwerkingsverbanden sociale economie waar we ons ook bij de uitwerking van Wijk-Werken op hebben geënt. Dat zijn samenwerkingsverbanden met een schaalgrootte van ongeveer 60.000 inwoners. Die gemeenten kennen elkaar goed, de traditie van samenwerking is er, we hoeven niet van nul te beginnen.’

 

Hoe lang lopen de overeenkomsten?

‘Tot 2025, want dan treden nieuwe gemeentebesturen aan en dan krijg je nieuwe accenten en nieuwe akkoorden. Dit en volgend jaar willen we al zoveel mogelijk lokale besturen bereiken, zodat we nog enkele jaren hebben om de acties op te zetten en uit te voeren. Met gemeenten waarmee we in het verleden nog niet samengewerkt hebben en die misschien wat bevreesd zijn om meteen een overeenkomst voor verschillende jaren af te sluiten, kunnen we ook omgekeerd te werk gaan: eerst een actieplan, kijken hoe we kunnen samenwerken en dan de stap zetten naar een overeenkomst.’

 

Wat verwacht u van lokale besturen die zo’n overeenkomst afsluiten?

‘Engagement en eigenaarschap. De samenwerking moet echt winst opleveren voor beide partners. Daarom investeren we in het begin wel wat tijd in de doelenconsensus, om daarna met open blik de uitdagingen in de lokale situatie aan te wijzen en acties te formuleren.’

 

Wat vraagt dit van VDAB?

‘We hebben provinciale netwerkmanagers lokale besturen die de samenwerkingen faciliteren, voor Antwerpen en Gent hebben we een eigen stadsmanager. Het vraagt van ons vooral een andere manier van denken, we moeten meer in netwerkvorm samenwerken. En we moeten meer aandacht schenken aan transparantie over onze werking, acties en resultaten. Het dashboard is niet alleen een belangrijk instrument voor elke gemeente maar ook voor VDAB.’ •

 

Bart van Moerkerke is redacteur van Lokaal
Voor Lokaal 09 | 2020

De arbeidsmarkt is een verhaal van netwerken

VDAB wil tegen eind 2020 met alle centrumsteden een samenwerkingsovereenkomst afsluiten. Sint-Niklaas is een van de partners waarmee dat al is gebeurd.

'Voor arbeidsmarktwerking bestaat er geen eenheidsworst,’ zegt de Oost-Vlaamse directeur van VDAB Freddy Van Malderen. ‘Je moet individueel maatwerk leveren. De tijd dat VDAB hierin een monopolie had, is al lang voorbij. Er zit veel expertise bij onder meer de lokale besturen. Het verhaal van de arbeidsmarkt is er een geworden van een netwerk. Door goede samenwerking met onze partners raken we verder. Want als je over de arbeidsmarkt spreekt, moet je het ook hebben over welzijn, onderwijs, economie en ondernemingen. En die komen allemaal samen op het lokale niveau.’

Voor welzijnsschepen Sofie Heyrman van Sint-Niklaas hebben lokale besturen ook VDAB nodig. ‘Zo zijn er in Sint-Niklaas veel vacatures in de bouwsector. Dat is belangrijke informatie die VDAB aan ons kan bezorgen. Aan de andere kant hebben we specifieke doelgroepen in onze stad. Denk aan schoolverlaters, vluchtelingen of langdurig werkzoekenden. Samen met VDAB bekijken we hoe we hen kunnen ondersteunen.’ Ook voor haar collega van Economie en Werk schepen Ine Somers is die samenwerking het sterkste punt van het akkoord dat eind juni werd ondertekend.

‘De synergie in wat we samen doen, maar ook in wat we elk apart doen is heel duidelijk. Als we de ideeën van alle betrokken partners, dus VDAB maar ook VOKA, de stad Sint-Niklaas en het onderwijs samenleggen, dan kunnen we veel uitdagingen aan.’ Voor de opvolging van de samenwerkingsovereenkomst wordt er heel resultaatgericht gewerkt, met een actieplan met meetbare doelstellingen. Freddy Van Malderen: ‘Aan de hand van een dashboard kunnen we bepaalde indicatoren raadplegen en opvolgen. Zo kun je ook meten of de gedeelde inspanningen effectief een impact hebben.’

 

 

Elk talent telt

De samenwerkingsovereenkomst bestaat uit drie thema’s: dienstverlening aan werkgevers, levenslang leren en elk talent telt. Voor VDAB heeft de slogan ‘elk talent telt’ twee connotaties: inspanningen doen om de talenten te ontdekken en elke Vlaming is nodig om ons economisch bestel draaiende te houden. Voor Sofie Heyrman is het de zoektocht naar het talent bij iedereen: ‘Op die manier kunnen we ook kwetsbare jongeren, mensen zonder diploma of voldoende talenkennis laten participeren aan de maatschappij, integreren we hen op de arbeidsmarkt en krijgen ze kansen om te klimmen op de sociale ladder.

De actie gericht op kwetsbare jongeren en schoolverlaters is een aandachtspunt. De link tussen het onderwijs, VDAB en het lokale bestuur kan beter. We gaan hieraan werken door het dashboard mee te nemen bij overleg, de hiaten op te sporen en deze tendens te keren.’ Ine Somers ziet ondernemingen richting onderwijs kijken: ‘De bedrijven vragen de stad om de regie op te nemen en de uitstroom van het onderwijs naar de bedrijven te verbeteren.’

 

Dienstverlening naar werkgevers

Ondernemingen zijn nodig om mensen ervaring te laten opdoen op de werkvloer. VDAB organiseert daarom events, bijblijfsessies en seminaries voor werkgevers. Dit zijn ook de perfecte netwerkmomenten. Freddy Van Malderen: ‘Door samen te werken ontstaan mooie initiatieven, zoals de mobiele opleidingen. VDAB levert de instructeurs, de ondernemingen stellen de werkvloer ter beschikking, de sectorfederatie staat in voor de materialen en de grondstoffen en de lokale overheden zorgen voor de mobiliteit van de werkzoekenden.’ Volgens Ine Somers hebben ook de werkgevers baat bij zulke opleidingen. ‘Ze zijn dikwijls vragende partij. Ze kijken niet enkel naar het onderwijs om hun (toekomstige) werknemer op te leiden, ze nemen zelf hun verantwoordelijkheid en werken zelfs een opleidingstraject mee uit.’

 

Levenslang leren

Luidde de mantra enkele jaar geleden jobs, jobs, jobs, dan is het vandaag opleiden, opleiden, opleiden. VDAB biedt samen met verschillende partners opleidingen aan. Ook Sint-Niklaas investeert als werkgever in opleidingen en vorming voor het stadspersoneel. Sofie Heyrman: ‘Zo maken mensen kans op groei. Daarnaast bieden we ook taalopleidingen aan. De instroom van anderstaligen is groot, daarom werken we nauw samen met Leerpunt Basiseducatie en het Huis van het Nederlands. We hebben ook opleidingen waarin we de gewone leerstof combineren met een taalbad. Voor gezamenlijke klanten met VDAB stemmen we onderling af welke opleiding het best past in het traject naar werk. Daarnaast zijn er nog kleinschalige initiatieven zoals het project “Walk & Talk” in de bibliotheek. Elke maand organiseren we samen met VDAB een lezing of workshop over (ander) werk zoeken, tips bij sollicitaties of andere zaken die werkzoekenden kunnen helpen. Je ziet daar ook andere mensen dan mensen die het VDAB-kantoor binnenstappen, de drempel is zeer laag.’ •

 

Ilse Umans is Netwerkmanager bij VDAB Lokale Besturen Oost-Vlaanderen