Het belangrijkste is dat er nu een ruimer kader bestaat voor de opvang, vanaf nu komt in de opvang school, sport, cultuur en deeltijds kunstonderwijs samen. Eindelijk is er afstemming met de vrijetijdsbesteding van de kinderen mogelijk.

Vijf jaar na de Staten-Generaal over de opvang en vrije tijd van schoolkinderen en na ettelijke hoorzittingen in de Commissie Welzijn keurde het Vlaamse parlement op de valreep nog het decreet goed van de parlementairen van de meerderheidspartijen zoals Katrien Schryvers en Freya Saeys over de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten. Hierdoor kunnen steden en gemeenten vooral zelf een beleid ontwikkelen en de samenwerking tussen de buitenschoolse opvang en alle andere vrijetijdsorganisatoren verder vorm geven. Deze samenwerking moet ervoor zorgen dat kinderen vanaf januari 2021 er zeker van kunnen zijn dat ze hun talenten ook in de opvang kunnen ontwikkelen.

 

 

Katrien Schryvers, Lies Jans, Freya Saeys, Ingeborg De Meulemeester en Elke Wouters, deze volksvertegenwoordigers van de meerderheidspartijen in het Vlaamse parlement, dienden op 1 februari 2019 een voorstel van decreet in houdende de organisatie van buitenschoolse kinderopvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten. Dit decreet legt de verantwoordelijkheid voor de organisatie van de buitenschoolse opvang en de afstemming tussen de buitenschoolse activiteiten bij het lokale bestuur. In ruil voor deze regie krijgt het lokale bestuur via het Vlaams Gemeentefonds middelen op basis van algemene parameters zoals aantal kinderen tussen twee en twaalf jaar die in de gemeente wonen en schoollopen. Er is voor de gemeenten daarnaast ook nog een subsidie voor het aanbod kleuteropvang met kwaliteitslabel. Het decreet zal uiterlijk in werking treden op 1 januari 2021. Diverse uitvoeringsbesluiten moeten het decreet verder vorm geven. Katrien Schryvers (CD&V) en Freya Saeys (Open Vld) zijn blij met dit resultaat.

Freya Saeys: ‘Het belangrijkste is dat er nu een ruimer kader bestaat voor de opvang, vanaf nu komen in de opvang school, sport, cultuur en deeltijds kunstonderwijs samen. Eindelijk is er afstemming met de vrijetijdsbesteding van de kinderen mogelijk. De samenwerking lokaal tussen opvang en de andere sectoren moet ervoor zorgen dat de verschillende activiteiten op elkaar afgestemd geraken. De lokale besturen krijgen nu de autonomie om die samenwerking vorm te geven. Een autonomie waarvoor ze vragende partij waren. Net zoals de middelen voor cultuur en sport zullen de middelen voor deze opdracht via het Gemeentefonds worden verdeeld.’

Katrien Schryvers: ‘Omdat het decreet het kind integraal benadert, maakt het drie belangrijke doelstellingen mogelijk. Zo geven we kinderen de kans zich te ontplooien en een prettige vrije tijd te hebben, maar evengoed om te gaan voetballen of naar de academie of het kinderatelier te gaan. Ten tweede maken we het de ouders gemakkelijker om werk en gezin te combineren. Dit is al lang de inzet van de voorschoolse opvang, maar het mag niet stoppen als een kind naar school gaat, want als werkende ouder ben je meestal weg voor half negen en nog niet thuis om half vier. En op woensdag zijn werk en gezin al helemaal moeilijk te combineren. Ten derde willen we zorg dragen voor de opvang van kwetsbare kinderen. Hierbij denk ik niet alleen, maar ook aan anderstalige kinderen die in de opvang gemakkelijker Nederlands leren en de taal kunnen onderhouden. Door deze kinderen aan activiteiten in de opvang mee te laten doen in vakantieperiodes, voorkom je taalterugval. En dit geldt ook voor andere kwetsbare kinderen. Inclusie is het doel van het M-decreet, vanaf nu kan het dus ook in de opvang. Daarnaast heeft opvang ook een economische functie, en er is ook het belang van de sociale contacten.’

Was iedereen daarvan overtuigd?

Freya Saeys:‘Ja. Niemand in het parlement heeft tegen gestemd. Er waren enkele onthoudingen. En de drie doelstellingen werden ook uitdrukkelijk opgenomen in de toelichting. Nu kan de buitenschoolse opvang groeien. Kinderen kunnen er gaan voor het plezier, maar ook om te leren, om spelletjes te spelen die ze thuis niet doen, ze mogen ook gewoon chillen en er wordt rekening gehouden met hun individuele interesses, dat betekent opvang van hoge kwaliteit. Mijn eigen kinderen gaan graag naar de buitenschoolse opvang.’

Katrien Schryvers: ‘Ook mijn kinderen gingen graag. Door onderling af te stemmen moeten er lokaal meer mogelijkheden komen. Die vullen we niet in vanuit Vlaanderen, want elke gemeente is anders en heeft een eigenheid. Elke gemeente heeft een eigen aanbod vrije tijd, het aanbod in de scholen verschilt of een filiaal deeltijds kunstonderwijs, ook geografisch is elke gemeente anders. Als het voetbalveld vlak naast de school ligt, is het gemakkelijk om naar de training te gaan, maar anders moeten de kinderen er ook kunnen geraken. Je kunt perfect afspraken maken met de sportverenigingen om in de sporthal een aanbod uit te werken. Je kunt vervoer inleggen, ook naar en van het deeltijds kunstonderwijs.’

Freya Saeys: ‘We hebben het subsidiariteitsprincipe zo goed mogelijk willen toepassen. Kinderopvang organiseer je het best op het lokale niveau.’ Katrien Schryvers: ‘En er zijn al veel goede voorbeelden. Het moet geen keurslijf worden, maar het beleid moet van onderuit groeien. De lokale besturen nemen het initiatief om iedereen aan tafel uit te nodigen, zowel de mensen van het Huis van het Kind als de jeugdwerking, de diensten vrije tijd of het onderwijs, maar ook de ouders en de gemeentelijke diensten zelf. Samen kunnen ze afspreken hoe ze het aanbod gaan organiseren, wie er mee een aanbod uitwerkt. Dat moet van onderuit groeien.’

Freya Saes:
'Nu kan de buitenschoolse opvang groeien. Kinderen kunnen er gaan voor het plezier, maar ook om te leren, om spelletjes te spelen die ze thuis niet doen, ze mogen ook gewoon chillen en er wordt rekening gehouden met hun individuele interesses.'

Er zijn mensen die twijfelen of het wel goed zal gebeuren.

Freya Saeys: ‘Dit decreet toont dat er vertrouwen is in de lokale besturen. Als ze de middelen krijgen, kunnen zij die opvang het best organiseren. Daar zijn ze zeer blij mee en uiteraard gaan ze dat heel goed doen. Het belangrijkste is dat ze een visie ontwikkelen, zij zijn de ideale partij om dat uit te voeren. We bieden wel een inspiratiekader aan vanuit de Vlaamse overheid, zodat ze niet plots zelf alles hoeven uit te vinden.’

Katrien Schryvers: ‘Als de gemeente geen initiatief neemt, kan iemand anders op lokaal niveau dit doen.’  

De bestaande initiatieven buitenschoolse kinderopvang zijn onzeker over hun eigen toekomst

Katrien Schryvers: ‘Het pijnpunt is dat de erkende initiatieven niet gelijk over Vlaanderen gespreid zijn. In sommige gemeenten zijn er veel erkende en door Kind en Gezin gesubsidieerde opvangplaatsen en werd er al stevig geïnvesteerd, elders is dat niet het geval. De huidige initiatieven buitenschoolse kinderopvang hebben twijfels bij hun bestaansrecht, als de gemeente deze opvang gaat regisseren. We hebben er vertrouwen in dat de gemeente dat goed zal doen, en bovendien is er een lange overgangsregeling, zodat ze samen het beleid kunnen ontwikkelen en deze initiatieven kunnen inkantelen. We hebben verzekerd dat er geen tabula rasa komt. Na 2021 zijn de bestaande initiatieven nog voor zes jaar zeker van hun middelen, wat genoeg ademruimte biedt aan deze initiatieven. Ondertussen is er een groeipad voor de middelen. Zo krijgen kinderen overal in Vlaanderen de kans om naar zo’n interessante opvang na school te gaan.’

Freya Saeys: ‘De volgende Vlaamse regering moet dit verder uitwerken. Er moeten meer investeringen komen voor de buitenschoolse opvang, het mag niet de zoveelste bevoegdheidsoverdracht worden zonder geld.’

Katrien Schryvers: ‘De vorige jaren ging er veel aandacht naar de opvang van baby’s. Voor dit decreet gebeurde er een moeilijke evenwichtsoefening tussen de lokale besturen, de huidige initiatieven, de werkgelegenheid en de jeugdbewegingen en de culturele betrokkenen én het onderwijs. Er was de Staten-Generaal, er waren hoorzittingen… maar in afwachting van het nieuwe decreet kwamen er geen nieuwe plaatsen bij. Het is goed dat het decreet nog voor het einde van de legislatuur is goedgekeurd, zodat de volgende regering er meteen mee aan de slag kan gaan.’

Katrien Schryvers:
'Ik droom al verder, van een toekomst waar opvang en onderwijs naadloos in elkaar overlopen.'

Vinden jullie dat er genoeg middelen worden gewaarborgd?

Freya Saeys: ‘Dit is een kaderdecreet, de middelen zullen afhangen van de uitvoeringsbesluiten. Er zal een kostprijs zijn, de volgende regering moet het financieel groeipad uitwerken. Het is logisch dat de aftredende regering dit niet meer kan bepalen.’

Katrien Schryvers: ‘Het kan een mooi samenspel worden, ook met betrekking tot de financiering.’  

Vinden julllie het goed dat in het decreet een kwaliteitslabel verbonden is aan de kleuteropvang?

Freya Saeys: ‘Kleuters hebben meer zorg en begeleiding nodig dan kinderen van de lagere school.’

Katrien Schryvers: ‘Kleuters zijn veel kwetsbaarder dan al wat oudere kinderen. Op het vlak van middelen krijgen de lokale besturen het volledige vertrouwen. Er is geen oormerking van de subsidie die via het Gemeentefonds komt. Er zijn – om de subsidie te bepalen – parameters zoals het aantal kinderen tussen twee en twaalf die in een gemeente schoollopen en wonen, het aantal kinderen met een specifieke zorgbehoefte en het aantal kwetsbare kinderen. Over de besteding van die middelen hoeven de gemeenten geen verantwoording af te leggen. We hebben er vertrouwen in dat het goed zal gebeuren. Er zullen ook indicatoren worden ontwikkeld om te meten in welke mate kwetsbare kinderen worden bereikt. Nadien wordt dat de parameter in plaats van het aantal kwetsbare kinderen. Zo motiveren we gemeenten ook om hier echt op in te zetten. Voor de opvang van kleuters wordt er een kwaliteitslabel uitgewerkt. Organisatoren zijn niet verplicht dit aan te vragen, maar wie het heeft, krijgt wel bij voorrang subsidiëring. Hiervoor voorzien we in een afzonderlijke subsidiestroom naar de lokale besturen. Zo verzekeren we de middelen voor kleuteropvang met kwaliteitslabel. Ik ben ervan overtuigd dat dit goed is.’

Freya Saeys: ‘Die extra subsidie is een stimulans om gemeenten te overtuigen dat kwaliteitslabel kleuteropvang te behalen.’

Wie zal dat label opmaken?

Katrien Schryvers: ‘Kind en Gezin zal het label toekennen, zij beschikken over de expertise. Het is ook moeilijk om het lokale bestuur zelf een kwaliteitslabel te laten uitwerken, toekennen, controleren en financieren. Dan ben je rechter en partij tegelijkertijd. Dus is het goed dat er één kwaliteitslabel voor heel Vlaanderen komt. Dat zal op hoofdlijnen zijn, over de medewerkers en de kwaliteit van de opvang en niet over normen in de infrastructuur.’

Freya Saeys: ‘Het zal vooral gaan over de interactie tussen de medewerkers en de kinderen, dat vinden kinderen namelijk het belangrijkst, veel belangrijker dan het aantal vierkante meters.’

Katrien Schryvers: ‘Toen we het decreet schreven, hebben we zoveel mogelijk van onderuit gewerkt, het kind centraal gesteld, het kind dat zich moet kunnen ontplooien, dat keuzes voor hobby’s krijgt. Ik droom al verder, van een toekomst waar opvang en onderwijs naadloos in mekaar overlopen. Er is leerplicht, maar die overgang kunnen we zoveel gemakkelijker maken. Nu brengt de ouder het kind een à anderhalf uur vóór het begin van de school naar de opvang en heeft hij contact met de begeleider daar, om half vier maakt het kind de omgekeerde beweging en dan haalt de ouder het kind op in de buitenschoolse opvang. Waarom kunnen kinderen niet op school blijven, zodat ze niet voortdurend andere gezichten zien? Dat zou een voordeel betekenen voor het kind, en de tewerkstelling wordt veel aantrekkelijker voor de voor- en naschoolse kinderbegeleider. Dat kan op veel vlakken winst opleveren.’

Hoe zien jullie de samenwerking lokaal? In de praktijk is dat toch niet gemakkelijk?

Freya Saeys: ‘Voor deze samenwerking moet het lokale bestuur in eerste instantie het initiatief nemen. Niemand van de lokale betrokkenen wordt verplicht om deel te nemen aan het samenwerkingsverband. Veel verenigingen werken met vrijwilligers, studenten bijvoorbeeld die niet continu kunnen vergaderen. De samenwerking is alleen verplicht voor organisatoren die een kleuteropvang met kwaliteitslabel willen inrichten. Samen met alle vrijetijdsorganisatoren maar ook met kinderen en ouders bespreken de verschillende organisatoren wensen, hiaten en mogelijke oplossingen. Goede communicatie en planning zijn cruciaal.’

Katrien Schryvers: ‘Het jeugdwerk was bekommerd dat ze verplicht zouden worden hieraan deel te nemen omdat ze anders hun subsidie kwijt zouden zijn, maar dat is uitgesloten. Het jeugdwerk heeft een andere doelstelling dan de opvang, het jeugdwerk biedt activiteiten aan. Hetzelfde geldt voor de sportverenigingen. En toch kunnen ze ook een plaats vinden binnen het aanbod, want in ruil kunnen meer kinderen proeven van specifieke sporten. Zo kunnen de verenigingen meer bloeien en groeien.’

Vanaf wanneer kunnen lokale besturen beginnen met het samenroepen van de vrijetijdsorganen?

Katrien Schryvers: ‘Dat kan nu al. De bestaande initiatieven buitenschoolse opvang zijn na de inwerkingtreding nog zes jaar zeker van hun middelen. Maar je kunt al vroeger met inkantelen beginnen. Het inspiratiekader met de voorwaarden voor het kwaliteitslabel zal door de volgende regering in uitvoeringsbesluiten gegoten worden. Hiervoor zullen opnieuw de verschillende betrokkenen aangesproken worden. Maar wie aan de slag wil gaan, kan dat nu al.’

 

Marlies van Bouwel is hoofdredacteur Lokaal
Voor Lokaal 6 | 2019