2021Lokaal11 - Lokale besturen kunnen alles.png
Provider image

Op 1 september 2020 ging Jan Spooren aan de slag als de nieuwe gouverneur van Vlaams-Brabant, in volle pandemie. Nu begint de voormalige burgemeester van Tervuren aan een Ronde door zijn provincie. Hij bezoekt iedere gemeente en gaat er met de politici praten over de lokale uitdagingen. Lokaal zet de gouverneur aan tafel met één Vlaams-Brabantse burgemeester: Katrien Partyka van Tienen.

We kunnen alweer moeilijk anders dan beginnen bij de coronacrisis. Die heeft de bestuurlijke relaties in dit land op scherp gezet en ze laat zich ook vandaag nog voelen. Jan Spooren kan vanuit verschillende perspectieven meepraten: ‘Eerst was ik erbij betrokken als burgemeester van Tervuren. Het is een voordeel dat ik het van beide zijden heb meegemaakt, ik kon me als gouverneur perfect voorstellen wat de impact was op de burgemeesters. Uit een evaluatie die de gouverneurs maakten, blijkt dat de strategie in de tweede golf sterk verbeterd is. Er kwam meer lijn in de beslissingen, er zijn bergen werk verzet lokaal, de eerstelijnszones hebben een belangrijke rol gespeeld.’

Katrien Partyka: ‘Mensen hebben ook de kracht van de lokale besturen aangevoeld en gezien dat de burgemeester effectief het kortste bij zijn burgers stond en met oplossingen kwam, dag in dag uit. Mensen hebben moeilijke boodschappen aanvaard van ons. Zelfs met alle onduidelijkheden en verwarring die er was, stonden we de dag nadien klaar om de klus te klaren. Wij dóén dat gewoon, heel plichtsbewust en zonder al te veel morren. De kracht van lokale besturen is zeer zichtbaar geworden in deze crisis, met daarbij ook de kracht van samenwerking met burgers, met verenigingen, met ondernemers… De suikerraffinaderij begon alcoholgel te produceren, een ander bedrijf zorgde voor maskers… Zaken gingen plots veel sneller vooruit: de digitalisering, de samenwerking tussen burgemeesters… De veerkracht van de samenleving werd zichtbaar.’

Jan Spooren: ‘De snelheid en veerkracht die vooral bij de lokale besturen aan de dag is gelegd, moet nu wel voor iedereen duidelijk zijn.’

 

Wat kunnen we volgens jullie leren uit de crisis?

Jan Spooren: ‘Dat we eruit moeten leren, is in ieder geval duidelijk. Ik zie drie belangrijke lessen, die ook werden opgenomen in een evaluatieverslag van de gouverneurs. Ten eerste is men ook lokaal slachtoffer geweest van het feit dat onze noodplanning, -procedures en -processen uitsluitend geënt zijn op de as federaal-gouverneur-burgemeester. De vele bevoegdheden van de regio’s hebben daar geen plaats in. Politiek is dat een bron van spanning en aan het einde van de keten moesten lokale besturen de onduidelijke maatregelen handhaven. De oplossing kan twee richtingen uit: ofwel hevelt men de hele noodplanning over naar de deelstaten, ofwel vormt men het bestaande nationale crisiscentrum om tot een volwaardig confederaal centrum waarin de deelstaten administratief en politiek een volwaardige plaats krijgen.’

‘Een tweede les zit volgens mij in de beperkingen van noodplanning waarvan de procedures bedoeld zijn voor kortetermijnmaatregelen bij een acute ramp. De coronacrisis had zo’n grote omvang, zo’n lange duur en zo’n brede en diepe impact op de hele maatschappij, dat die niet enkel door noodplanning kan worden gedragen. Dat vereist heuse beleidsbeslissingen waarvoor politici verantwoordelijk zijn en zich ook moeten verantwoorden. En een derde les: deze crisis werd op den duur partijpolitiek behandeld, terwijl niemand op het terrein daar een boodschap aan heeft. Beslissingen op het overlegcomité waaraan verschillende interpretaties werden gegeven, MB’s die niet snel genoeg volgden, FAQ’s die nog veel later werden rondgestuurd. Sta dan maar in de schoenen van burgemeesters en politiemensen die het aan de mensen moeten uitleggen.’

Katrien Partyka (knikt): ‘Ik zou er nog een vierde les aan toe willen voegen. De drama’s die we in de zorg beleefd hebben, mogen nooit meer gebeuren. Mensen die zwaar ziek zijn het contact met hun familie ontzeggen, dat hadden we nooit op deze manier mogen laten gebeuren. Op dat vlak is er nog veel nazorg nodig, we mogen niet zomaar terug naar de orde van de dag, we moeten oog hebben voor het leed van mensen.’

‘Samenwerking met andere besturen loont, dat leerde corona ons ook. Sinds corona zitten we wekelijks samen met een aantal burgemeesters en dat werkt zeer goed. Ook het Nederlandse veiligheidsmodel met de regio’s kan ons inspireren om in de toekomst wat minder rigide te zijn dan nu voor noodplanning. Denk maar aan de recente wateroverlast, ook hier zijn nog efficiëntiewinsten mogelijk.’

 

Is de boost die die samenwerking met andere besturen kreeg, misschien meteen ook een boost voor de regiovorming?

Katrien Partyka: ‘In Tienen zien we dat in ieder geval wel ruim. Oost-Brabant gaat het met 31 besturen doen, voor het gemak opgedeeld in ‘onze kant’ en ‘de andere kant’ (Brussel-HalleVilvoorde). Regiovorming is goed zolang die op maat van de besturen blijft, en schaalvergroting is niet altijd de beste weg naar meer efficiëntie. Besturen moeten nog meer samenwerken. Voor grondgebonden materies zoals wateroverlast kan dat ook met de provincie. Maar met dertig besturen samenwerken maakt het moeilijk om lokaal nog te doen wat er verwacht wordt, ook het democratische gehalte dreigt te dalen. Je bent lokaal verkozen om een bepaald beleid te voeren en in een grote regio word je geleefd. De rol van de lokale besturen moet alleszins gevaloriseerd blijven.

Ik zie meer heil in de subregio’s waar je op mensenmaat kunt samenwerken en efficiëntiewinsten boekt. Het is belangrijk dat lokale besturen toch in hun natuurlijke habitat kunnen blijven samenwerken. Bij ons zijn dat de burgemeesters van de Gete-vallei. De eerstelijns- en politiezone, wateroverlast: we pakken dat met een zevental burgemeesters aan. En daarnaast is er dan de provincie. Uiteraard stoppen veel zaken niet aan de gemeentegrens, denk maar aan openbaar vervoer of veiligheid. We moeten oppassen dat we door een extra niveau geen bestuurskracht verliezen en de bevoegdheden van lokale besturen uithollen.’

Jan Spooren: ‘Dat laatste mag zeker niet de bedoeling zijn, integendeel. Regiovorming moet de impact van de lokale besturen op de bovenlokale samenwerking versterken. De intercommunales zijn voor mij veel meer een uitholling van de lokale macht, omdat er vervreemding dreigt te ontstaan tussen het bestuur en de persoon die men afvaardigt namens de gemeente. Ik geloof in het concept van regiovorming, al heb ik nog vragen bij de manier waarop beslissingen moeten worden genomen. De Vlaamse regering wou snel gaan met het aanduiden van de referentieregio’s en laat het vervolg van onderuit groeien.

Ik heb de indruk dat ze het nu wat te veel loslaat, en dat er bij gemeenten twijfels ontstaan omdat de concrete invulling van het “regioconcept” momenteel nog ontbreekt. Daarom hebben we met de gouverneurs ook het signaal gegeven aan de minister van Binnenlands Bestuur om niet te rigide te zijn en het zeker niet stil te laten vallen, zo niet zullen er burgemeesters afhaken. Bovendien moeten besturen ook voldoende capaciteit hebben om het allemaal te bolwerken. Dat is een aandachtspunt en een risico, zeker in kleinere gemeenten waar men ook onvoldoende medewerkers heeft om het allemaal op te volgen.’

Katrien Partyka: ‘Als het de zoveelste praatvergadering wordt, dan haken we af. Het is voor burgemeesters ook een serieuze tijdsbelasting. Als we alle vergaderingen van bovenlokale overlegstructuren optellen, dan zit de agenda nu al vol.’

 

En na de regiovorming: een fusie?

Katrien Partyka: ‘Nee, het ene houdt geen verband met het andere.’

Jan Spooren: ‘Hoe meer men gaat samenwerken, hoe meer men natuurlijk de voordelen ervan zal zien, zowel tussen ambtenaren als tussen politici. Er zal ook meer vertrouwen ontstaan en dat kan op sommige plaatsen het gesprek over een fusie vergemakkelijken. Daarnaast zal het belang van bovenlokale samenwerking alleen maar toenemen. Kleinere gemeenten zullen meer moeten samenwerken, als ze sterk willen blijven staan om alles te doen wat nodig is. En dat kan in sommige gevallen ook wel een aanzet zijn om dan te fusioneren.’

‘Elke gouverneur bracht het concept en de referentieregio’s aan de man. Ook ik gaf formeel advies aan de Vlaamse regering. In Vlaams-Brabant is dat vrij vlot verlopen. In de toekomst wil ik hierin vooral de rol spelen die de lokale besturen van mij verlangen. Ik zie mijn voornaamste taak als verbinder. Regiovorming genereert tal van linken, tussen referentieregio’s, tussen subregio’s, met het Vlaamse niveau, met de provincie… Een faciliterende, ondersteunende rol moet zeker mogelijk zijn, maar daar stopt het dan ook. De lokale besturen beslissen.’

 

Tegelijk loopt nu het proces van decentralisatie

Katrien Partyka: ‘Het is inderdaad van het grootste belang dat hier niet gebeurt wat in Nederland met de jeugdzorg is gebeurd, namelijk dat men de bevoegdheid overhevelt naar het lokale niveau maar niet in bijbehorende financiering voorziet. Lokale besturen kunnen alles. Er is bijvoorbeeld ook veel voor te zeggen om de gezondheidszorg lokaal te organiseren, zoals dat in Denemarken het geval is, alleen moet men ons dan ook de ondersteuning en de middelen geven. Het huidige decentralisatieverhaal mag geen verhaal worden van enkel de centrumsteden die voldoende middelen hebben, terwijl men de andere gemeenten vergeet. Ook deregulering is in dezen erg belangrijk. Denk maar aan de kinderopvang, waar de hoogte van het toiletje tot op de centimeter bepaald is. Laat ons toch doen. Geef ons meer vrijheid, met minder kaders en regels, en beoordeel op het resultaat. Geef incentives om samen te werken, vraag minder administratieve rompslomp. Dat men ons liever zegt wat het doel is, de beste weg ernaartoe vinden we zelf wel.’

Jan Spooren: ‘Ik heb me als burgemeester nooit miskend gevoeld door de Vlaamse of federale overheid. Wat wel te veel gebeurt, is dat men bevoegdheden overhevelt naar de gemeenten en er onvoldoende middelen tegenover staan. Ook vertrouwen tonen is belangrijk. Dat bepaalde subsidies gaandeweg niet meer geoormerkt werden en men de gemeenten vrij liet in de besteding, is een stap in de goede richting, maar het gebeurt nog onvoldoende.’

 

Van vertrouwen over naar het ambt van gouverneur. Dat is niet onbesproken, u bent ambtenaar maar tegelijk politiek benoemd.

Jan Spooren: ‘Het is een politieke benoeming, inderdaad. Maar zodra je benoemd bent, word je geacht onpartijdig en neutraal te zijn. Niet apolitiek, want je bent constant met politiek en beleid bezig, maar het is niet partijpolitiek. Je moet tegen een zekere perceptie opboksen en heel bewust werken aan die politieke neutraliteit. Het heeft voor mij alleszins voordelen dat ik in de politiek zat. Als je nooit politiek actief bent geweest, mis je heel wat vaardigheden, ervaring en contacten om gouverneur te zijn. Het is bovendien een benoeming van een hele Vlaamse regering op unaniem advies van de federale regering. Dan mag je er toch van uitgaan dat men geschikte profielen voordraagt. De praktijk toont het ook aan, mijn collega’s in zowel Vlaanderen als Wallonië zijn door de band genomen zeer bekwaam.’

 

Allebei hebben jullie ervaring als burgemeester en parlementslid, respectievelijk federaal en Vlaams. Een van jullie nu ook als gouverneur. Waar is jullie impact het grootst?

Jan Spooren: ‘Het meeste impact heb je zonder twijfel als burgemeester, dat geeft ook een ongelooflijke voldoening. Het is een fantastisch mooie job, je bepaalt zo veel als burgemeester. Het is ook een hele zware job die nog te vaak wordt onderschat, ook in een kleine gemeente slorpt het je op, 24/7 aanspreekbaar zijn. Als parlementslid heb je het minste impact. Als gouverneur zit het er wat tussenin, vermoed ik.’

Katrien Partyka: ‘Als parlementslid controleer je de regering, en je hebt ook je wetgevende taken, maar dat is niet altijd evident tegenover de machine van regering, ambtenaren en kabinetsmedewerkers. Je kunt wel impact hebben, maar die is toch anders dan lokaal. Een parlementslid zit vaker onder een stolp, als burgemeester ga je iedere dag de straat op, zie je de mensen veel meer en heb je veel meer vat op hun dagelijks leven. Van een parlementslid weet je ook niet echt wie hard werkt of niet, sommigen roepen misschien alleen maar hard, terwijl wie stil is, misschien veel harder werkt. Dat geldt niet voor een burgemeester, lokaal vallen de maskers af, in goede en slechte zin. Het feit dat men bij lokale verkiezingen veel meer voor personen stemt dan voor partijen, toont ook aan dat de kiezer heel goed door heeft wie wat doet in en voor de gemeente.’

Jan Spooren (aan Katrien Partyka): ‘Doe je dan niet liever je burgemeesterschap dan het andere?’

Katrien Partyka: ‘Natuurlijk.’ —

 

Nathalie Debast is VVSG-directeur Belangenbehartiging en Communicatie
Voor Lokaal 11 | 2021