2022Lokaal0708 - De revival van Ronse.png
Provider image

Ronse ging dertig, veertig jaar geleden door een dal. De teloorgang van de textielindustrie had tot leegstand, verpaupering en een dalend inwonersaantal geleid. Economische diversifiëring en stadsontwikkelingsprojecten brachten een kentering op gang. Niet alle problemen zijn van de baan, maar Ronse is in bij ondernemers en nieuwe inwoners. Burgemeester Luc Dupont en Solva-directeur Bart Wallays duiden de kentering.

Luc Dupont (CD&V) geeft op 1 september de burgemeesterssjerp van Ronse door aan eerste schepen Ignace Michaux. Enkele dagen voordien zal hij zeventig jaar geworden zijn. ‘Na veertig jaar in de gemeenteraad, zes jaar fractieleider in de oppositie, twaalf jaar eerste schepen en tweeëntwintig jaar burgemeester is het mooi geweest.’ In die vier decennia onderging de Oost-Vlaamse faciliteitenstad een metamorfose. Bart Wallays, vandaag algemeen directeur van de streekontwikkelingsintercommunale Solva, maakte een deel van de heropstanding van op de eerste rij mee en gaf er mee sturing aan. Hij was tussen 2000 en 2012 achtereenvolgens ambtenaar lokale economie en afdelingshoofd van de dienst stedelijke ontwikkeling in Ronse. ‘Ik was in Vlaanderen een van de eerste lokale medewerkers die zich specifiek met economie bezighielden. Tot dan werd aangenomen dat lokale besturen niet veel impact hadden op de economie. Intussen is bewezen dat ze wel degelijk een verschil kunnen maken.’

 

Wat was de situatie van Ronse dertig, veertig jaar geleden?

Luc Dupont: ‘In de tweede helft van de 19de eeuw waren we na Gent het grootste industriële centrum voor textiel in Oost-Vlaanderen. Er waren meer dan 500 textiel- en textielgerelateerde bedrijven en bedrijfjes in het stadscentrum. In de jaren 1960 en 1970 werden er heel veel opgedoekt, grote fabriekscomplexen kwamen leeg te staan. We moesten er een nieuwe invulling aan geven en ook andere industriële sectoren aantrekken.’

 

Hoe hebt u dat gedaan?

Luc Dupont: ‘We hebben meer dan twintig van die leegstaande bedrijfsgebouwen en -terreinen kunnen aankopen, met Vlaamse steun via het decreet op leegstaande bedrijfsruimten. Een voorbeeld is de site van vier hectare van de vroegere Teintureries Belges, op 200 meter van de Grote Markt. Nu zijn daar onze kunstenacademie en ons cultuurcentrum gevestigd. In een ander pand is de kringwinkel ondergebracht, een site is omgevormd tot parking. Die nieuwe bestemmingen en het hergebruik van ruimten zijn een vliegwiel geweest om de heropstanding van de stad te versnellen.’

Bart Wallays: ‘Ronse was een eendimensionele industriestad. Toen de textielsector klappen kreeg, voelde je dat direct in de stad. Je zag de leegstand, de verpaupering. We zaten niet in de positie dat de privésector in de rij stond om te investeren in nieuwe sectoren of nieuwe woningen, de stad moest het zelf doen.’

 

Wat waren de speerpunten van het beleid om de neerwaartse trend te keren?

Luc Dupont: ‘De economische diversifiëring en de stadsontwikkelingsprojecten gekoppeld aan de opwaardering van het openbaar domein.’

Bart Wallays: ‘En het helpt als je als bestuur en burgemeester meer dan twintig jaar aan het roer staat. Het is een boutade, maar je hebt zes jaar nodig om plannen te maken en zes jaar om ze uit te voeren.

 

Hoe heeft de stad de economische diversifiëring gerealiseerd?

Bart Wallays: ‘De eerste stappen werden al midden de jaren negentig gezet, onder andere het weren van het zwaar verkeer in het stadscentrum. Dat was een noodzakelijke voorwaarde om het handelscentrum te revitaliseren. Mijn eerste taak als ambtenaar lokale economie was werken aan ondernemerschap, meer specifiek in handel en horeca. We hebben toen het handelspandenfonds opgezet, een systeem om initiatiefnemers financieel te ondersteunen. Intussen hebben veel steden en gemeenten dat gekopieerd. Die succesvolle werkwijze zijn we van handel en horeca gaan uitbreiden naar economie. We hebben zalen doen vollopen met ondernemers om samen na te denken over de toekomst van Ronse. We zijn heel snel gaan diversifiëren op economisch vlak, er zijn enkele nieuwe bedrijventerreinen gerealiseerd. Na verloop van tijd pikten ook de ontwikkelaars en investeerders ons verhaal op. Als je die meekrijgt, begint je vliegwiel echt wel te draaien. Het ondernemerschap inbedden in de stadsontwikkeling is zonder twijfel een van de succesfactoren van Ronse.’

Luc Dupont: ‘We hadden indertijd een privé- en een OCMW-ziekenhuis, van het goede te veel. Ons ziekenhuis van negen verdiepingen kwam in 2005 leeg te staan. We hebben toen beslist dat een economische herbestemming te geven. We zijn erin geslaagd om EFRO-subsidies binnen te halen en hebben in 2011 een spiksplinternieuw state-of-the-artgebouw in gebruik genomen, TIO3. T stond voor Textiel, I voor innovatie en O3 voor ondernemerschap, opleiding en ontmoeting. Het textielverhaal hebben we laten vallen, dat blijft een moeilijke sector. De nadruk ligt op het ondernemerschap – het gebouw is intussen volledig ingevuld door toekomstgerichte bedrijven in de sectoren ICT en dienstverlening – en op ontmoeten, het is een eventlocatie voor ondernemers. Met zo’n mooi, toekomstgericht gebouw positioneer je je wel, het geeft uitstraling, het trekt andere ondernemingen in dezelfde sectoren aan.’

 

Welke stadsontwikkelingsprojecten hebben het verschil gemaakt?

Luc Dupont: ‘Als regionale stad kunnen we gebruik maken van het stadsontwikkelingsfonds. In het begin van de jaren 2000 hebben we het project van de Stadstuin ingediend. Uit ons strategisch commercieel plan was gebleken dat we de financiële draagkracht van de stad moesten versterken door ook meer kapitaalkrachtige inwoners aan te trekken. Een aangename omgeving en woningen van goede kwaliteit waren voorwaarden om dat te realiseren. We hadden een terrein van dertien hectare landbouwgrond vlakbij de Grote Markt. We hebben die gronden systematisch verworven en er een stadsontwikkelingsproject voor ingediend. We hebben er intussen een park van zeven hectare gerealiseerd met bebouwing aan de randen. We zijn daar twintig jaar mee bezig, nu nog worden de laatste bouwprojecten gerealiseerd.’

Bart Wallays: ‘Daar hangt een mooi verhaal aan vast. Die projectsubsidies voor stadsontwikkeling waren indertijd nieuw. Alle grote steden hadden hun dossiers klaar, wij zouden ook meedoen. Linda Boudry heeft me later verteld dat ons plan echt wel zeer slecht was, maar dat de jury nog nooit zoveel potentieel had gezien in een project. Als de stad dat zou verkwanselen, zou het momentum voor decennia verloren zijn. Toen hebben ze voor ons de conceptsubsidie uitgevonden, wat eigenlijk wil zeggen dat ze er een paar slimme mensen bij zetten om ons te begeleiden. Nu is dat een normale procedure geworden. We kregen toen Peter Vermeulen en Guy Vloebergh als begeleiders, dat was de mooiste periode van mijn loopbaan. Paul Robbrecht heeft het plan uitgewerkt en Wirtz het landschap. We maakten in één keer de sprong van vierde klasse naar de Champions League.’

Luc Dupont: ‘We hebben daarna regelmatig met de Bouwmeester gewerkt en met ontwerpers met naam. Nu hebben we een project ingediend voor onze stationsomgeving. We hebben een conceptsubsidie binnengehaald, hopelijk volgt de projectsubsidie.’

 

Hoe hebt u ook de inwoners meegekregen in het verhaal?

Bart Wallays : ‘In de periode 2000-2005 hadden we de ambitie om een groot strategisch plan te schrijven voor de stad, om vanuit onze miserie een visie te ontwikkelen waar zoveel mogelijk mensen zich achter konden scharen. We hebben toen de grootste zaal van Ronse gehuurd, daar waren honderden mensen van alle slag, zowel ondernemers als burgers die naar ons plan kwamen luisteren. Er heerste een gevoel dat er iets zou veranderen, en iedereen wilde erbij zijn en meewerken. Dat werden ons beste ambassadeurs.’

Luc Dupont: ‘Begin de jaren 2000 hadden we nog 23.500 inwoners, een dieptepunt. Intussen zijn er weer 27.000 Ronsenaren, hoewel we nog steeds een verouderd woningbestand hebben met veel kleine huizen en als faciliteitenstad veel niet-kapitaalkrachtige mensen aantrekken. Aan de andere kant is er dankzij de stadsontwikkelingsprojecten ook een instroom van jongere, hoog opgeleide mensen.’

Bart Wallays: ‘Oost-Vlaanderen is van oudsher een echte pendelregio, maar steeds meer mensen, ook hoger geschoolden, waarderen werken in eigen stad en regio. Levenskwaliteit en het evenwicht tussen werk, gezin en vrije tijd spelen een grote rol. Als je dan veel bedrijvigheid hebt met nieuwe ondernemingen die ook hoogopgeleide mensen zoeken, pluk je daar de vruchten van.

 

Toch scoort Ronse niet goed in de werkloosheidscijfers.

Luc Dupont: ‘We hebben nog steeds veel laaggeschoolde mensen, sommigen met een andere cultureel-etnische achtergrond. Velen beheersen het Nederlands onvoldoende en dat speelt hen parten. Onze werkloosheid is nog altijd te hoog, hoewel we ook grote inspanningen leveren op het vlak van sociale economie.’

Bart Wallays: ‘Er is werk in Ronse, maar er is geen overeenkomst tussen vraag en aanbod, de stad heeft te maken met structurele werkloosheid.’

 

In hoeverre is het regioverhaal belangrijk in de ontwikkeling van de stad?

Luc Dupont: ‘Solva was oorspronkelijk alleen actief in het land van Aalst. Ongeveer tien jaar geleden is er een uitbreiding gekomen met de gemeenten van de Vlaamse Ardennen. We hebben daarvoor geijverd omdat een sterke streekontwikkelingsintercommunale een troef is. Solva is actief op veel domeinen en voor veel gemeenten. Wij werken vooral samen voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen. Voordien deden we alles in eigen beheer. Onze vorige industriezone hebben we zelf ontwikkeld. Dat vraagt meer tijd, mankracht, middelen.’

Bart Wallays: ‘Het belangrijkste resultaat in Ronse is het nieuwe bedrijventerrein van 48 hectare, het grootste in Zuid-Oost-Vlaanderen. Dat ontwikkelen we in drie fases, de eerste is af. Je ziet dat het project in die drie fases evolueert naar meer duurzaamheid, ingegeven door nieuwe inzichten over bijvoorbeeld groene energie of mobiliteit. De stad heeft ook nog een behoorlijk grote voorraad aan potentiële bedrijventerreinen en dat is vrij uitzonderlijk. De economische toekomst ziet er rooskleurig uit.’

 

Is het een probleem dat Ronse als faciliteitengemeente geen fusies kan aangaan?

Luc Dupont: ‘Faciliteiten zijn op veel vlakken een probleem. Medewerkers aanwerven is sowieso al moeilijk voor een lokaal bestuur, wij hebben dan nog een extra handicap tegenover de andere steden en gemeenten, omdat kandidaten moeten slagen voor een taalexamen. Een ander probleem is dat faciliteiten niet echt aanzetten tot integratie. Als iemand zich altijd kan beroepen op faciliteiten, dan is er geen incentive om Nederlands te leren.

Faciliteiten houden ook het Franstalig lager onderwijs in stand dat onvoldoende voorbereidt op opleiding in het Nederlands in het secundair onderwijs. Vaak moeten die leerlingen dan over de taalgrens het middelbaar volgen, waardoor ze dan achteraf een achterstand hebben op de arbeidsmarkt hier. En inderdaad kunnen we geen fusie aangaan met andere gemeenten. We willen wel maar we mogen niet. Daardoor lopen we de financiële bonus van Vlaanderen mis die met een fusie gepaard gaat. We blijven op onszelf aangewezen. Dat vertekent ook het beeld in de cijfers en statistieken. We zijn een kernstad zonder deelgemeenten. Andere steden kampen met gelijkaardige problemen in hun binnenstad, maar kunnen die cijfers uitvlakken via x aantal deelgemeenten.’

Bart Wallays: ‘Het is zeer frustrerend als er in de kranten weer een statistiek staat over bijvoorbeeld het gemiddeld inkomen of de gemiddelde woningprijs. Ronse bengelt daar steevast achteraan. Maar was Ronse gefusioneerd met een omliggende gemeente, dan zat de fusiegemeente op het Vlaamse gemiddelde.’

 

In welke mate kan meer intergemeentelijke samenwerking een alternatief zijn?

Bart Wallays: ‘Er zijn 21 steden en gemeenten in het werkingsgebied van Solva. We kunnen voor hen veel zaken doen die ze alleen nooit zouden kunnen doen: een gemeenschapscentrum realiseren of een bedrijventerrein. Je kunt ook via intergemeentelijke samenwerking boven je gewicht spelen. Aan de andere kant moeten lokale besturen wel voldoende schaalgrootte hebben om alles te blijven bolwerken. Solva is zo sterk gegroeid omdat gemeenten steeds meer beleidsthema’s moeten coveren.

Zes jaar geleden was niemand bezig met klimaat, nu wil iedereen een ambtenaar lokale economie, iedereen moet bezig zijn met handhaving. Onze leden vragen steeds meer ondersteuning van Solva. Maar dat verhaal is ook eindig: steden en gemeenten moeten zelf toch ook basistaken op zich kunnen nemen. Ronse bewijst dat je op eigen kracht ver kunt geraken. Maar als je bijvoorbeeld een investering van 15, 20 miljoen euro voor een bedrijventerrein moet inschrijven in je begroting, dan kun je andere zaken niet doen. Dan is een intercommunale een troef.’

 

Stel dat het toch zou kunnen, heeft Ronse dan een fusie nodig?

Luc Dupont: ‘Ik denk dat wij kunnen doorgroeien tot 30.000 inwoners. Dat is op zich leefbaar en het heeft voordelen van nabijheid en het niet moeten spreiden van investeringen over deelgemeenten. Maar als je je in de regio wilt positioneren en versterken, dan is het logisch mee te gaan in een fusieverhaal. Onze buurgemeente Kluisbergen bijvoorbeeld ligt aan de Schelde en heeft ontwikkelingsmogelijkheden voor bedrijventerreinen. Bij een fusie zou het misschien niet nodig zijn om in Ronse nieuwe industrieterreinen aan te snijden op minder ideale locaties.’ Bart Wallays: ‘De stad vervult een centrumfunctie voor een ruimere regio met haar zwembad, met haar cultuurcentrum. Bij een fusie zouden andere gemeenten daar mee voor betalen.

 

Ondertussen kijkt Kluisbergen de andere kant uit, naar Oudenaarde. Dat zou, als het tot een fusie komt met ook Kruisem en Wortegem-Petegem, wel eens een heel grote buur kunnen worden.

Luc Dupont: ‘Inderdaad. De vraag is wat de ideale schaal is. Ik denk dat gemiddeld 40.000 inwoners voor voldoende bestuurskrachtige gemeenten zorgt die toch dicht genoeg bij de burgers staan.’ —

 

Bart Van Moerke is redacteur Lokaal
Voor Lokaal 07-08 | 2022