lokaal_20230101_42_motor.png
Provider image

‘Zelfs als we alle uitstoot van broeikasgassen vandaag stopzetten, zal het nog tot de 22ste eeuw duren voordat de temperatuur op aarde weer daalt. De opwarming is een feit. De acties om de stijging tot twee graden te beperken zullen van lokale overheden en bedrijven moeten komen, meer dan van nationale regeringen of Europa.’ Dat zegt professor François Gemenne, hoofdauteur van het recentste IPCCrapport.

In Vlaanderen is hij amper gekend, ten zuiden van de taalgrens en in Frankrijk is professor François Gemenne (Université de Liège, Sciences Po en La Sorbonne in Parijs) een autoriteit op het vlak van geopolitieke klimaatproblematiek en migratie. Hij is de hoofdauteur van het zesde rapport van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) dat in 2022 verscheen. Op de Klimaatdag van de VVSG in oktober vorig jaar kwam hij de belangrijkste bevindingen van dat rapport toelichten. Dat de klimaatverandering volop aan de gang is, lijdt geen twijfel. ‘In de 20ste eeuw hadden we op wereldschaal koudere jaren dan gemiddeld en warmere, in de 21ste eeuw alleen maar warmere. De temperatuur stijgt jaar na jaar en dat zal in de loop van de 21ste eeuw niet meer veranderen. De klimaatverandering die we op gang hebben gebracht, is irreversibel. We zullen gedurende óns leven nooit nog het stabiele klimaat van de 20ste eeuw terugkrijgen. Zelfs als we alle uitstoot van broeikasgassen morgen stopzetten, zal de temperatuur niet vóór het begin van de 22ste eeuw beginnen te dalen, omdat broeikasgassen lang in de atmosfeer blijven.

Voor CO2 , het belangrijkste broeikasgas, is dat minstens honderd jaar. Wat we meemaken, is een diepgaande verandering van het klimaat en onze levensomstandigheden op aarde. Klimaatverandering zal er ons hele leven zijn. Geologen spreken over een nieuw tijdperk, het antropoceen, letterlijk het tijdperk van de mens. Het klimaat wordt minder stabiel en dat is een belangrijk politiek gegeven. We zullen nieuwe kaarten nodig hebben – letterlijk omdat klimaatverandering en de stijging van de zeespiegel de vorm van landen en continenten zal hertekenen – maar ook nieuwe kaarten om ons politiek te oriënteren. Veel sleutelconcepten zoals soevereiniteit of landsgrenzen zullen compleet getransformeerd worden. Klimaatverandering is dus niet enkel een omgevingsverandering maar ook een belangrijk politiek feit.’

 

Wat is dan precies de inzet van de strijd tegen de opwarming van de aarde?

‘De temperatuur zal blijven stijgen maar wat we vandaag doen, zal bepalen met hoeveel graden. Daar gaat het gevecht tegen klimaatverandering vandaag over. Je moet goed begrijpen dat de klimaatverandering een probleem van accumulatie is. Een tijdelijke vermindering van broeikasgasemissies zoals tijdens de covidcrisis heeft nauwelijks impact. In 2020 nam de uitstoot van broeikasgassen met ongeveer zeven procent af, maar we hebben natuurlijk nog altijd een gigantische hoeveelheid de lucht ingestuurd. Omdat het een probleem van accumulatie is, moeten we loskomen van de binaire logica of retoriek als we over klimaatverandering spreken. In de pers of het publieke debat wordt het vaak voorgesteld als een win- of verliessituatie. We zullen het klimaat redden of niet. Is er nog tijd of niet?

De waarheid is dat we het gevecht tegen de klimaatverandering al verloren hebben, in de jaren vijftig, zestig, zeventig van de vorige eeuw. De opwarming is geen binair maar een gradueel probleem. Dat besef is absoluut cruciaal voor de klimaatactie. Bekijk je de verandering als een binair probleem, dan zijn er duizend redenen om ontmoedigd te worden. Wat is het nut van emissiereductie in België als China op hetzelfde moment aan de lopende band steenkoolmijnen opent? Wat is het nut van mijn inspanningen als mijn buren niets doen of als superrijken met hun privéjet blijven rondvliegen? Omdat het een gradueel probleem is, doet elke inspanning ertoe, hoe klein ook. Elk tiende van een graad minder opwarming, elke gram minder CO2 -uitstoot is belangrijk. Geen enkele actie tegen klimaatverandering op welk niveau ook, is nutteloos. Alles wat we doen, maakt een verschil en zal schade en leed voorkomen. Dat moet onze mindset zijn.’

 

De voorbije jaren is het besef gegroeid dat niemand aan de gevolgen van de klimaatverandering zal ontsnappen. Overstromingen, hittegolven en droogte komen ook bij ons voor.

‘Dat is inderdaad een van de boodschappen van het laatste IPCC-rapport. In de westerse, geïndustrialiseerde wereld hebben we lang gedacht dat de impact van klimaatverandering iets was voor andere landen of voor toekomstige generaties, dat het onze opdracht was om de CO2 -emissies terug te schroeven en dat klimaatadaptatie niet voor ons zou zijn. Nu weten we dat ook wij ons zullen moeten aanpassen. Klimaatadaptatie moet een politieke prioriteit zijn, zeker op lokaal niveau. De klimaatverandering heeft grote implicaties voor stedenbouw, architectuur, economie, landgebruik, levensstijl enzovoort. De verwachte verhoging van de zeespiegel bijvoorbeeld zal een grote impact hebben op de Vlaamse kustgemeenten. Als in Oostende de zeespiegel met één centimeter stijgt, gaat een meter strand verloren. We kunnen dus niet langer kiezen tussen klimaatmitigatie – maatregelen om de opwarming te beperken – en klimaatadaptatie, we moeten beide doen.’

 

De klimaatverandering zal wel niet iedereen even hard treffen. Hoe ziet het IPCC dat?

‘Klimaatverandering zal de ongelijkheid in de samenleving doen toenemen. De armsten, de mensen die het minst geïnformeerd zijn, de laagst opgeleiden leven in minder geïsoleerde huizen en in buurten en gebieden die meer te lijden hebben onder klimaatverandering. En ze hebben minder middelen om zich aan te passen of te verhuizen in geval van een ramp. We moeten erop letten dat we niet in een vicieuze cirkel terechtkomen waarbij ongelijkheid en klimaatverandering elkaar versterken. Daarom moet klimaatactie gepaard gaan met een beleid om ongelijkheid tegen te gaan. Klimaat- en sociaal beleid moeten hand in hand gaan, ook op lokaal vlak.’

 

Landen zweren op klimaattoppen dure eden, maar komen hun engagementen vervolgens niet na. Hoe geloofwaardig zijn die doelstellingen nog?

‘Een akkoord sluiten is zoeken naar een evenwicht tussen het niveau van participatie en het niveau van ambitie. Hoe groter de ambitie, hoe minder deelnemers die onderschrijven, en omgekeerd. In Parijs in 2015 was het de ambitie een universeel akkoord af te sluiten, gebaseerd op vrijwilligheid. De overeenkomst is een belangrijk kader, een belangrijk signaal voor regeringen, industrie en markten. Het slechte nieuws is dat maar een minderheid van de ondertekenaars zijn engagementen nakomt. België hoort daar voor alle duidelijkheid niet bij. Het gevolg is dat overheden er jaar na jaar worden toe aangezet om hun ambities op te schroeven, omdat ze hun vorige doelstellingen niet haalden. Die steeds verdergaande engagementen worden minder en minder geloofwaardig. We zijn op een punt aanbeland waar de belofte van actie soms de actie zelf vervangt. Lokale overheden en lokale actie zijn daarom absoluut cruciaal. Toen de VS in 2017 uit het akkoord van Parijs stapte, hebben veel staten en steden hun inspanningen toch aangehouden. Dat is een van de redenen waarom de terugtrekking van de VS niet zo schadelijk is geweest voor de globale klimaatactie.’

 

Het IPCC-rapport wijst ook op de noodzaak om over de grenzen te kijken. Wat betekent dat?

‘In 1800 stootten we met zijn allen 30 miljoen ton CO2 per jaar uit, twee eeuwen later duizend keer meer, 36 miljard ton. Het aandeel van Europa was in 1960 45 procent, nu is dat nog 15 procent. Niet omdat Europa zijn uitstoot heeft beperkt, maar omdat andere delen van de wereld zich hebben ontwikkeld en hun CO2 -voetafdruk is vergroot. Het aandeel van Aziatische landen is in diezelfde periode toegenomen van 16 tot 48 procent. Ze volgen exact hetzelfde pad als Europa vroeger, een ontwikkeling gebaseerd op fossiele brandstoffen. Wie kan hen dat kwalijk nemen? Tegen die achtergrond zal de strijd tegen klimaatverandering zich vooral afspelen in landen die nu nog een relatief kleine voetafdruk hebben, in Afrika, Latijns-Amerika, Indonesië. Toch heeft niemand op dit ogenblik oog voor het klimaatbeleid dat zij uittekenen.

We zijn gefocust op onze eigen nationale of lokale emissies en dat is een grote vergissing. Natuurlijk hebben wij niet het recht om te zeggen hoe die landen moeten ontwikkelen of dat ze hun fossiele voorraden in de grond moeten laten. Maar we moeten er wel voor zorgen dat ze kunnen kiezen voor een lowcarbonontwikkeling door technologietransfers te vereenvoudigen, door hun transitie financieel te ondersteunen. Over de klimaattoekomst van België wordt niet beslist in Brussel, wel in Jakarta, Delhi, Cairo, Beijing. Tegelijkertijd zullen onze beslissingen mee de klimaattoekomst van die steden en landen bepalen. Geen enkel land heeft nationale soevereiniteit over zijn klimaat. Actie voor klimaatverandering moet dus de grenzen overstijgen. Maar nationale regeringen zijn natuurlijk verkozen om hun land te leiden, niet andere landen. Lokale overheden kunnen, net als bedrijven, wel acties ondernemen die over de grenzen heen gaan, door het testen van maatregelen en het uitwisselen van goede praktijken. Gemeenten en steden beconcurreren elkaar niet, integendeel.’

 

Die internationale insteek hangt nauw samen met het debat over de centen. Wie is verantwoordelijk en wie moet betalen?

‘Als we een rangschikking maken op basis van alle huidige CO2 -emissies van een land, dan staat China bovenaan, gevolgd door de VS, India, Rusland en Japan. China brengt daartegenin dat het wel de grootste uitstoter kan zijn, maar dat de meeste producten die het maakt niet voor de eigen markt zijn. Het zegt dat je de broeikasgasuitstoot moet toewijzen aan de plaatsen waar de producten worden verbruikt. Daar valt zeker iets voor te zeggen. En dan ziet de rangschikking er heel anders uit.

De meeste klimaatactivisten pleiten voor klimaatrechtvaardigheid, waarbij elke mens op aarde hetzelfde koolstofbudget en dus eenzelfde stukje van de atmosfeer krijgt. Om de doelstellingen van Parijs te halen, is dat budget ongeveer twee ton CO2 -uitstoot per persoon per jaar. De grootste voetafdruk per persoon is voor de inwoners van Qatar, gevolgd door Trinidad-Tobago en Nieuw-Caledonië. Ook die insteek van eenzelfde koolstofbudget voor iedereen lijkt fair.

Nog anderen zeggen dat je de broeikasgassen niet over een jaar moet meten, maar over de hele periode sinds de oorsprong van het probleem. Weer krijg je een andere ranking. Je kunt ook argumenten aandragen om te zeggen dat niet landen verantwoordelijk zijn voor de emissies maar wel bedrijven. Op dit ogenblik wordt ongeveer de helft van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen geproduceerd door niet meer dan 25 ondernemingen vooral actief in steenkool, gas of olie. Je kunt ook per economische sector tellen.

Energie staat voor ongeveer een derde van het probleem, industrie voor een kwart, landbouw en ontbossing voor een vijfde, transport voor iets minder dan een zesde, de bouw voor zes procent. In veel van die sectoren en subsectoren beschikken lokale besturen over hefbomen om te ageren. Denk maar aan de huisvestingspolitiek of het openbaar vervoer. Afhankelijk van hoe je het bekijkt, zul je dus altijd iemand vinden die meer schuld treft dan jouzelf. En op het eind van de dag doet niemand iets. Daarom moeten we afstappen van dat eeuwige debat over verantwoordelijkheid.’

 

Wat kunnen en moeten we doen om de obstakels weg te nemen en de klimaatopwarming te beperken?

‘Wat we nu doen, in 2023, zal het toekomstige pad van uitstoot bepalen. Gaan we naar een wereld van plus twee graden of naar plus vier? Op dit ogenblik komen we nog niet in de buurt van de curve om de opwarming te beperken tot twee graden, laat staan anderhalve graad. Hoe langer we wachten, hoe groter die kloof zal worden. Het lijkt vreemd, maar om op het juiste pad te geraken moeten we de grote doelstellingen overboord gooien. Het klimaatbeleid wordt nu gevat in doelstellingen op middellange en lange termijn: we moeten zoveel reduceren tegen 2030 om koolstofneutraal te zijn in 2050 en de klimaatopwarming te beperken tot twee graden tegen het eind van de eeuw.

De meeste leiders die deze engagementen aangaan, weten dat ze dan al lang niet meer aan de macht of zelfs in leven zullen zijn. In 2099 zal niemand hen kunnen zeggen: hoe zat het met die doelstellingen? De Financial Times heeft de emissiedoelstellingen van bedrijven afgezet tegen de gemiddelde periode dat een CEO op post blijft. Een bedrijf als Lafarge wil tegen 2050 koolstofneutraal zijn, tegen dan zullen dertien CEO’s de revue gepasseerd zijn. Zal CEO 12 zich gebonden voelen door de klimaatobjectieven van CEO 11?

Of, stel dat Trump weer VS-president wordt in 2024, zal hij zich dan gebonden voelen door de klimaatdoelstellingen van Biden? Ik vrees ervoor. En toch is verantwoordelijkheid een fundamenteel element van democratie en van het management van ondernemingen. Als je niet verantwoordelijk kunt worden gehouden voor de objectieven die je hebt gesteld, dan is de kans onbestaande dat je ze haalt. Als we alleen op middellange of lange termijn denken en geen pad uitzetten om daar te geraken, dan komt er van actie niets in huis.

Daarom moeten we naast doelstellingen een duidelijk pad hebben. Dat is ook belangrijk om een samenleving in beweging te krijgen. We hebben mijlpalen nodig onderweg, collectieve en kleine overwinningen die aangeven dat we het samen kunnen. We moeten dus niet zozeer grote doelstellingen voor 2030, 2040, 2050 hebben, we moeten vooral weten wat we morgen zullen doen, overmorgen, volgende week, volgende maand, volgend jaar. Ook op lokaal niveau is dat zeer belangrijk. Als je je gemeenschap in beweging wilt krijgen, moet je een traject met haalbare ijkpunten uitzetten dat motiverend werkt.’

 

U wees al enkele keren op de rol van lokale besturen en het belang van lokale actie. Kunt u dat wat nader toelichten?

‘Wereldwijd hebben veel democratisch verkozen regeringen andere prioriteiten dan het klimaat: de energiecrisis, de oorlog in Oekraïne, sociale problemen enzovoort. Ze moeten een compromis zoeken tussen verschillende partijen en doelstellingen. Het zijn grote schepen die je een beetje naar links of rechts kunt loodsen, maar de omvang van het manoeuvre dat ze voor het klimaat moeten maken is zeer moeilijk haalbaar. Onze representatieve democratie is in crisis, burgers hebben het gevoel dat hun stem niet meer gehoord wordt. De oplossing ligt bij lokale overheden, zij kunnen veel sneller ageren. Mensen voelen dat hun stem telt in de lokale democratie, dat ze via allerhande deliberatieve en participatieve processen een zekere invloed hebben op de collectieve keuzes. Het lokale niveau is het niveau om van het gevecht tegen klimaatverandering een collectief, publiek project te maken.

Als mensen die strijd niet zien als een zaak van opoffering, verlies en inperking, maar als een positief project met een duidelijk beeld van waar we met de wereld naartoe willen, zullen velen het omarmen en dan kan er echte verandering komen. Lokale overheden kunnen echt het verschil maken en dat collectieve project vormgeven. Nationale regeringen en Europa moeten het juiste wetgevende kader scheppen en sturen via onder meer hun fiscale politiek. De echte actie die dingen verandert, zal op lokaal niveau en bij de ondernemingen plaatsvinden. Zelfs kleine gemeenten kunnen kleine laboratoria zijn om praktijken te testen, om obstakels in beeld te brengen. Tegelijkertijd kunnen lokale besturen druk uitoefenen op nationale regeringen. Die laatste zijn veel te voorzichtig, ze denken dat er geen draagvlak is voor maatregelen. Steden en gemeenten kunnen de weg wijzen en tonen dat ze klaar zijn, samen met hun inwoners.’

 

Ziet u bij de burgers een evolutie in vergelijking met vijf jaar geleden?

‘Absoluut. Vijf jaar geleden was klimaatverandering nog een nicheonderwerp. Nu zijn steeds meer mensen er zich van bewust dat het een transversaal thema is en dat veel politieke issues – ongelijkheid, migratie, vrede en veiligheid, publieke gezondheid – in belangrijke mate samenhangen met de klimaatverandering. Dat is de grootste verwezenlijking van de beweging die de jongeren op gang hebben gebracht.’

 

Bent u ondanks alles optimistisch?

‘Ik stel me die vraag niet. Je moet elke dag werken, je moet alles geven. Dit is het moment dat ertoe doet. Ik wil later geen spijt hebben omdat ik meer had kunnen doen.’ —

 

Bart Van Moerkerke is redacteur Lokaal
Beelden Stefan Dewickere
Voor Lokaal 01 | 2023