filip de rynck.png
Provider image

De eerste lijn is de rode draad door deze Lokaal. Met de eerste lijn bedoelen we mensen in publieke dienst die burgers in de ogen kijken: aan het bed, aan het loket, op straat, in de cel, bij een brand, bij het puin ruimen na een overstroming, bij de opvang van slachtoffers van oorlogsgeweld.

Waar er een eerste lijn is, is er ook een tweede, een derde en vaak nog meer. Poetin, bijvoorbeeld, zit ergens op de twintigste lijn. Of zit op geen enkele lijn meer. Mocht hij verplicht een tijd op de eerste lijn in Oekraïne werken, dan zou er de dag zelf wapenstilstand zijn.

Bert Brugghemans, zonecommandant in Antwerpen en Overheidsmanager van het jaar, pleit voor versterking van de eerste lijn (p. 12). In het politiemodel van Steven De Flik staat meer autonomie voor de eerste lijn centraal. Wim Van Lancker vindt dat maatschappelijk werkers meer achter de voordeur van mensen in armoede moeten kijken. Samenwerking tussen eerstelijnswerkers van VDAB en OCMW kan ondersteunend zijn. De nieuwe zorgambassadeur zoekt versterking van de zorg op de eerste lijn en dat mogen gepensioneerden zijn. Ik heb zelf al vaak voorgesteld om de loonschalen in de publieke dienst om te keren: de hoogste wedden voor de eerste lijn, de laagste voor wie veilig achter de bureautafel de eerste lijn zit aan te sturen. Om onbegrijpelijke redenen heeft dit voorstel het nooit gehaald.

Onderzoek over het gedrag van de ‘street level bureaucracy’ en over de keuzes die zij maken, is een fascinerende bestuurskundige discipline. Marjolijn De Wilde illustreert het belang: zij toont aan dat het sterk afhangt van de individuele beslissingen van de maatschappelijk werker of je leefloon krijgt. Die beslissingen komen tot stand in de beslotenheid van het intieme contact tussen hulpvrager en de hulpverlener. Wat speelt daar dan? Hoe werken het eigen karakter, de eigen opvattingen over het goede leven daarbij door? Welke invloed heeft de hiërarchie, hoe interpreteert en moduleert de werker de politieke instructies? Welke impact hebben stress en werkdruk? Welke mix van factoren leidt tot een finale beslissing? Dan hoopt u toch dat we op die eerste lijn de competentste maatschappelijk werkers vinden, met de beste opleiding, met veel maturiteit en dus met de meest kritische houding over zichzelf en over hun keuzegedrag?

De lof voor de eerste lijn mag echter niet tot romantisering leiden. De eerste lijn kan eerder bij de bureaucratische systeemwereld aansluiten dan bij de leefwereld, zoals het artikel over Zorgzame Buurten ons leert. ‘Zorgzame Buurten’ is een van de tientallen snel bedachte projecten in het kader van de Vlaamse Veerkracht, waarover het Rekenhof een kritische evaluatie publiceerde (Rekenhof, maart 2022). Het is een project van één minister en met het woord ‘project’ begint weer de carrousel van aanvragen, erkenning, procedures… De eerste lijn moet passen in het formaat dat de vierde lijn bedacht heeft.

Een van die Zorgzame Buurten is Sint-Pieter in Brugge. Al zolang ik actief ben, is Sint-Pieter in het rijke Brugge een wat aparte buurt. Het was achtereenvolgens een Kansarme Buurt, een Leefbare Buurt, een Veilige Buurt en ik ben een paar tussentijdse buurtlabels vergeten. En nu dus: een Zorgzame Buurt. De fanfare van welzijn en geluk toetert zich weer de wijk in. We trekken een nieuw blik eerstelijnswerkers open, vaak onervaren jonge mensen die aan hun eerste job beginnen en die meestal geen historisch besef hebben. Voor hen begint de buurt met hen en heeft ze geen verleden. De nieuwe eerstelijners staan, met een frisse blos op de wangen, te popelen om – ik citeer uit het artikel – ‘een beter zicht te hebben op de buurt’. Ze zijn dolenthousiast om ‘de buurt beter te leren kennen’. Ze willen niets liever dan ‘de buurtbewoners dichter bij elkaar brengen’. De firma Post It wrijft zich in de handen. Overal zijn er, tot verbazing van de bewoners, drempels die dringend ‘verlaagd moeten worden’. In Sint-Pieter struikelen de bewoners over al die verlaagde drempels. En we gooien er nog een fijn sociaal-artistiek projectje tegenaan om met cultuur als glijmiddel ‘een zaadje te planten’. Deze cyclus herhaalt zich om de, pakweg, vijf jaar. Ergens halfweg komen de grote twijfels. Zijn we wel ‘goed bezig’? Meestal is dat het moment waarop ze vragen of ik even ‘mee wil denken’, met de vertwijfelde eerstelijners die een paar maanden nadien veilig op de tweede lijn blijken te zitten, moe van al dat sociaal-artistiek geplant en drempelverlagen.

In de woordenkramerij rond Zorgzame Buurten lees ik dat ‘men’ beslist dat de buurtbewoners psychisch kwetsbaar zijn. Maar geen zorg: binnen een paar jaar is dat alweer vervangen door een nieuw project onder een nieuw buurtlabel. De eerste lijn is labieler dan de wijkbewoners. Op de eerste lijn is het dus soms ook Te Gek. —

 

prof. dr. Filip De Rynck is columnist van Lokaal
Voor Lokaal 04 | 2022