filip de rynck.png
Provider image

Dit tijdschrift heeft, zoals iedereen blijkbaar, recht op een ESP, een Emotional Selling Proposition. Waar blijven die marketeers het toch halen?

Dit tijdschrift heeft, zoals iedereen blijkbaar, recht op een ESP, een Emotional Selling Proposition. Waar blijven die marketeers het toch halen? Bij het voor-lezen van dit nummer had ik mijn emoties alvast weer niet meer onder controle. Spontaan riep ik uit: Verander de titel van dit tijdschrift dan in ‘Niet Lokaal’! Niet meteen goede marketing, dat besef ik, maar ongeveer de helft van dit nummer gaat dan ook over de impact van Vlaams of federaal beleid op de lokale besturen. Over de goede ouwe bouwshift, vanzelfsprekend, waarmee de lay-outster heel treffend de verspreide bebouwing illustreert; over de vurige klachten van de brandweer over de federale overheid; over de lokale integratie van de federale opvangcentra voor asielzoekers, zodra de sociale media iemand anders aan het beledigen zijn (p. 6); over de sluipende impact van inflatie op de lokale kas.

En op p. 22 lees ik het traditionele artikel dat jaarlijks trouw de Vlaamse begroting vanuit een lokale bril analyseert. Het artikel schetst de financiële afhankelijkheid van de lokale besturen voor hun generieke middelen. Over de sectorale middelen hebben we het nu even niet. Ook dit jaar moet ik nog columns schrijven. Het artikel over de Vlaamse begroting moet zowat het saaiste van Lokaal zijn, maar net de gortdroge opsomming illustreert pijnlijk hoe we van de generieke financiering van onze lokale besturen in Vlaanderen een onwaarschijnlijk zootje hebben gemaakt. Het Gemeentefonds en zijn aanvullende dotaties; de responsabiliseringsbijdrage; de Gesco-regeling; extra’s voor open ruimte; compensatie voor energie, voor VIA-6; nog iets raars voor duurzame en creatieve steden; nog iets voor de Brusselse gemeenten Dilbeek - Halle - Vilvoorde; en we mogen vooral de Dendergemeenten van minister Diependaele niet vergeten; het investeringsfonds (met zelf weer drie delen: de middelen van het federaal grotestedenbeleid, stadsvernieuwingsprojecten, plattelandsfonds)…

Er is nog lekkers, maar ik heb maar 450 woorden meer. In de onderhandelingen voor deze Vlaamse regering heeft iedereen zich te elfder ure goed uitgeleefd met de lokale financiën als politieke pasmunt. Doorheen al die opportunistische fragmentaire politieke beslissingen van de laatste jaren ziet de financiering van de Vlaamse lokale besturen er nu ook zo rommelig uit als ons ruimtelijk patroon. De pijngrens is ruim overschreden.

Sedert 2019 volgen onderzoeken en adviezen over de hervorming van het Nederlandse Gemeentefonds elkaar in snel tempo op. Rutte IV zal daar de handen vol mee hebben. Volgende criteria sturen de discussies: de verdeling moet kostengericht zijn; niet te specifiek, stabiel, uitlegbaar zijn; vereenvoudigend werken; ondersteunend zijn voor de gewenste maatschappelijke toekomst. Op al deze criteria is de Vlaamse financiering meteen gebuisd.

Elke ad-hoc-keuze uit het verleden is bovendien een extra hindernis voor de hervorming. Lokale besturen herleiden elke discussie over de lange termijn tot afwegingen over het eigen belang op korte termijn. Elke pragmatische keuze betonneert individueel verworven middelen die vervolgens het statuut van absolute rechten aannemen en het verdeelt gemeenten onderling nog meer. Elke bijkomende verkaveling kost ook steeds meer geld, omdat ze bij de hervorming naar een nieuw stelsel aanleiding geeft tot ingewikkelde en duurdere overgangsregelingen.

Blijven inzoomen op deze ratjetoe maakt elke hervorming van de lokale financiering onmogelijk. Aanmodderen binnen de logica van het huidige imbroglio is heilloos, wegens totaal gebrek aan logica. We zullen niet het kikkerperspectief van de individuele gemeenten maar het helikopterperspectief van het belang van lokaal bestuur als bestuurslaag nodig hebben. Bij dat uitzoomen zie ik drie toekomstoefeningen samenvallen: de noodzakelijke fusies, waardoor een hervorming van de financiering op een nieuwe lokale kaart steunt met veel minder en gelijkere lokale besturen; een inhoudelijke visie op de gewenste transformatie van lokaal beleid op de langere termijn (inclusief meer decentralisatie) en, als derde lijn en daarvan afgeleid, de hervorming van de lokale financiën. De integratie van deze drie-eenheid zal het kader moeten zijn voor een hervorming die minstens een generatie stabiel zou moeten zijn.

Het Nederlandse Gemeentefonds bundelt jaarlijks 30 miljard euro voor 352 gemeenten. Het Vlaamse Gemeentefonds 3 miljard voor 300 gemeenten. Hier houden we een minuut stilte. Zelfs met alle fragmenten erbij zijn de Vlaamse middelen daarmee vergeleken kleingeld. De Nederlandse gemeenten halen echter in verhouding tot de Vlaamse collega’s veel minder middelen uit de lokale fiscaliteit. De nieuwe Nederlandse regering wil, niet voor het eerst, het lokale belastinggebied verruimen. Om uit de Vlaamse impasse te geraken zullen we voor de noodzakelijke hervorming ook over deze verhouding breed moeten denken. Moeten we niet nog veel meer inzetten op lokale fiscaliteit voor (grotere) gemeenten, een taxshift dus van het centrale naar het lokale niveau? Dan zijn de lokale besturen meer echt zelf verantwoordelijk en mag het gelobby van lokale besturen bij Vlaamse ministers voor weer een aanbouwregeling stoppen. Een pleidooi voor meer zuurstof in dit debat, en minder stikstof.—

 

prof. dr. Filip De Rynck is columnist van Lokaal
Voor Lokaal 01 | 2022