Schepen zijn

Taken

Eigenlijk heeft een schepen individueel geen eigen bevoegdheid. Het college is zoals de naam het zegt een collegiaal orgaan. In de praktijk wordt dan wel vaak gesproken over "individuele schepenbevoegdheden", maar juridisch zijn dat geen effectieve bevoegdheden omdat een schepen zelf niet kan beslissen. Wel draagt de schepen een verantwoordelijkheid. Het woord schepenbevoegdheid is wat misleidend omdat het vooral gaat om interne werkafspraken/taakverdelingen binnen het college waarbij afgesproken wordt wie welke domeinen voor het college opvolgt, de standpunten voorbereidt, communiceert, etc. Maar het is steeds het college als orgaan dat beslist, en niet de individuele schepen. Het college verdeelt deze verantwoordelijkheden door een eenvoudige collegebeslissing. Voor het vast bureau gelden dezelfde principes.

Ook al gaat het eigenlijk niet om echte beslissingsbevoegdheid, toch gebruiken de meeste colleges deze klassieke “bevoegdheidsverdeling” nog steeds. De voornaamste reden is politiek: door die taakverdeling worden de individuele schepenen het politieke gezicht van een bepaald domein voor de burger en de media. “Bevoegde” schepenen worden daar dan ook vaak op aangesproken. Daarom dat voor de verdeling van de opvolging van de beleidsdomeinen onder de schepenen vaak zwaar onderhandeld wordt. Men wil immers de politieke evenwichten bewaren. Daarnaast zijn er ook grote budgettaire verschillen mogelijk tussen beleidsdomeinen en ook dat weegt soms door bij de verdeling. In de praktijk zijn er veel thema’s die verschillende beleidsdomeinen raken en dus ook verschillende schepenen. Dat is geen probleem (want het college is als orgaan toch bevoegd). Maar om misverstanden en politieke spanningen te vermijden, zijn goede afspraken binnen het college aangewezen.

Steeds meer zien we ook andere taakafspraken ontstaan dan het verdelen van beleidsdomeinen onder de leden van het college. Schepenen worden dan niet meer “bevoegd” voor een beleidsdomein, maar voor bepaalde projecten. Het college definieert deze projecten en de schepenen worden politieke projectverantwoordelijken die de projecten opvolgen en daarover rapporteren op de collegevergaderingen. Dat kan ook gebeuren in duo. Opgelet, in enkele gevallen hebben de leden van het college toch een eigen beslissingsbevoegdheid. Dat is zo voor:

  • De burgemeester die wettelijk vele eigen bevoegdheden heeft.
  • De schepen die ambtenaar van burgerlijke stand is. Dat kan als het college zou beslissen dat een schepen deze rol uitoefent in plaats van de burgemeester.
  • De BCSD-voorzitter voor de taken die bij die functie horen.
  • Sommige regelgeving spreekt toch van “de schepen bevoegd voor…”.

Rechten en plichten

Als schepen en lid van het vast bureau ben je ook raadslid van gemeente en OCMW. Je hebt dus dezelfde rechten en plichten. In de feiten zijn er wel een aantal verschillen:

  • Aangezien het o.a. de taak is van het college om de punten voor te bereiden van de gemeenteraad, zal je bijvoorbeeld veel sneller dan de raadsleden toegang hebben tot die stukken. Idem wat betreft de OCMW-raad (als lid van het vast bureau).
  • In tegenstelling tot de raadsleden heb je niet het recht om zelf nog punten aan de vastgestelde agenda’s toe te voegen. Wel kunnen tijdens de vergadering door iedereen punten bij hoogdringendheid toegevoegd worden. Maar dan moeten die toegevoegde punten goed gemotiveerd zijn, en moet twee derden van de raadsleden daarmee akkoord gaan.
  • Theoretisch gezien kan je ook gebruik maken van het recht om mondelinge en schriftelijke vragen te stellen aan het college en vast bureau. Maar als lid van beide organen is dat merkwaardig. Het gaat immers om collegiale organen. Zit je met vragen voor het college of vast bureau, dan kan je die best daar stellen om dan samen naar antwoorden en oplossingen te zoeken.

Kan een schepen rechtstreeks een personeelslid een opdracht geven?

Strikt gezien kan een schepen zich niet zomaar wenden tot een personeelslid en die een opdracht geven. Ook al ben je bijvoorbeeld “schepen van personeel” dat betekent niet dat je diensthoofd bent van de personeelsdienst. Als schepen heb je geen persoonlijke bevoegdheid en dus ook geen persoonlijke macht. Dat heeft enkel het college als orgaan.

Strikt gezien moet je formeel eerst de algemeen directeur aanspreken. Dat is natuurlijk praktisch onwerkbaar omdat je als schepen wel  bepaalde verantwoordelijkheden hebt die je vlot moet kunnen uitoefenen. Altijd opnieuw langs de algemeen directeur passeren, zou een vlotte werking volledig blokkeren. Dat kan opgelost worden door duidelijke afspraken te maken. Want het is niet omdat je bepaalde verantwoordelijkheden hebt dat alles zomaar kan en mag.

We raden dan ook aan om in te zetten op duidelijke afspraken die ook bijgestuurd en aangepast kunnen worden tijdens de bestuursperiode. Door een duidelijk kader te voorzien kunnen onder bepaalde voorwaarden rechtstreekse contacten gelegd worden met personeelsleden. Bijvoorbeeld als het gaat over de terugkoppeling van een project dat je namens het college opvolgt, kan het wenselijk zijn een rechtstreeks contact met de medewerker die daarvoor instaat.

Belangrijk is ook goed te onthouden wat niet kan. Als politicus kan je bijvoorbeeld niet aan dienstbetoon doen. Je kan daarvoor ook zelf geen dossierbehandelaars contacteren. Als schepen zelf heb je immers geen individuele beslissingsbevoegdheid hierin en je mag de schijn niet doen ontstaan dat dit wel zo zou zijn. Ook mag je personeelsleden niet onder druk zetten. Het is dan ook belangrijk steeds te werken binnen de deontologische code(s).

Kan een schepen permante toegang vragen tot het hele intranet van gemeente of OCMW?

Nee, het is niet de bedoeling is dat je als schepen een permanente toegang hebt tot alle dossiers. Dat kan enkel binnen een bepaald decretaal doel. Toegang tot dossiers kan enkel als dat wettelijk of decretaal voorzien is, bijvoorbeeld om samen met het college de punten voor de agenda van de gemeenteraad voor te bereiden. Maar zelfs dan zal het vooral de administratie zijn die alles voorbereidt en aanlevert. Als schepen kan je net als de andere raadsleden wel altijd inzage vragen en krijgen tot de dossiers, maar dat is van een andere orde dan standaardtoegang.

Deontologie

Om te weten welke deontologische bepalingen nageleefd moeten worden als lokaal mandataris, moet je de eigen deontologische codes opvragen. Blijven er concrete vragen die moeilijk opgelost geraken, dan kan men een beroep doen op de reflectiekamer integriteit van de VVSG.

Deontologische code

Elke gemeente en elk OCMW moeten een deontologische code hebben voor lokale mandatarissen. De samenleving stelt, terecht, hoge eisen aan mandatarissen. Als lokaal geëngageerd politicus is men kwetsbaar. Een deontologische code is er in de eerste plaats om een veilige omgeving te creëren waarbinnen lokale mandatarissen kunnen werken. Een goede deontologische code geeft een algemene leidraad voor lokale mandatarissen om deontologisch zorgvuldig te kunnen handelen bij de uitoefening van het mandaat. Dit handelen steunt op de volgende waarden:

  • dienstbaarheid,
  • functionaliteit,
  • onafhankelijkheid,
  • openheid,
  • vertrouwelijkheid,
  • zorgvuldigheid.

Inspiratie deontologische code

Samen met Just (opent nieuw venster)maakte de VVSG een inspiratie-deontologische code voor mandatarissen waarmee de raden zelf aan de slag kunnen gaan om een eigen code, op maat van de lokale context, op te maken.

Deontologische commissie

Elke gemeente en elk OCMW moeten een deontologische commissie hebben die waakt over de naleving van de code. 

Reflectiekamer integriteit

De VVSG richtte een reflectiekamer op om lokale politici en medewerkers met een integriteitsvraag bij te staan.
Het kan hierbij gaan om een moreel dilemma, het wegen van een vermeende schending van de deontologische code, een vraag over belangenvermenging, enz. De reflectiekamer wordt op vraag van een lid van een lokaal bestuur bijeengeroepen, waarna op systematische wijze onderzocht wordt wat het integere antwoord is op de gestelde kwestie. Het adviesorgaan bestaat uit experts vanuit de steden en gemeenten, geschoold in de methodiek van het moreel beraad. Voor meer info kan je altijd contact opnemen via reflectiekamer.integriteit@vvsg.be.

Wat zijn de mogelijke gevolgen voor een schepen die de deontologische code schendt?

De voornaamste bedoeling van een deontologische code is een omgeving scheppen waarbinnen mandatarissen veilig kunnen werken. Wanneer de code echter manifest geschonden wordt, moet dat duidelijk gemaakt worden. Het grote probleem daarbij is dat de decreetgever geen sanctiemogelijkheden voorziet voor deontologische inbreuken op de code. Wanneer men lokaal een duidelijk signaal wil geven aan mandatarissen die een inbreuk begaan tegen de code, dan moet men dat duidelijk regelen. Enkele belangrijke zaken waarmee men rekening moet houden:

  • Tuchtmaatregelen tegen schepenen zijn mogelijk, maar ze kunnen enkel door de Vlaamse regering worden opgelegd. De raad kan geen tuchtsancties opleggen voor schepenen. 
  • Het DLB voorziet geen sancties tegen mandatarissen, waardoor sommigen stellen dat zelfs een terechtwijzing van gedrag niet mogelijk is. Dit omdat het dan een verdoken vorm zou zijn van een tuchtsanctie. We willen dat nuanceren. Het klopt dat een blaam, schorsing, ontslag, e.d. juridisch inderdaad niet mogelijk zijn. Maar wij zijn van mening dat de raad wel altijd kan vaststellen dat bepaald gedrag van een mandataris niet in overeenstemming is met de deontologische code. En wanneer een dergelijke inbreuk vastgesteld wordt, kan de raad de mandataris daar ook op wijzen. We adviseren wel om de vaststelling en beoordeling van inbreuken aan de gemeenteraad/OCMW-raad te laten, na advies van de deontologische commissie. De raad is immers juridisch het sterkste orgaan om daarover iets te zeggen.
  • Wanneer het gaat om mogelijk strafrechtelijke inbreuken, dan is een melding bij politie, parket of Audit Vlaanderen steeds nodig.
  • Een klacht bij het Agentschap voor Binnenlands Bestuur of de gouverneur kan ook, maar die kunnen niet optreden tegen een individuele schepen. Het toezicht kan hoogstens een moreel advies geven, maar niet sanctioneren. Dat kan enkel de Vlaamse regering.
  • Wanneer alle vertrouwen weg is in een schepen, kan de raad de schepen afzetten via een individuele constructieve motie van wantrouwen. Ook een collectieve constructieve motie van wantrouwen kan daarvoor zorgen.

 

 

 

Verbodsbepalingen

Dezelfde verbodsbepalingen gelden voor alle lokale mandatarissen (en de vertrouwenspersonen). Ze mogen niet aanwezig zijn bij de bespreking van en stemming over bepaalde punten. Daarnaast mogen ze bepaalde activiteiten niet uitoefenen.

Verboden deelname aan bespreking en stemming

Mandatarissen mogen nooit deelnemen aan de bespreking van en de stemming over:

  • aangelegenheden waarin ze een rechtstreeks belang hebben: ofwel persoonlijk, ofwel als vertegenwoordiger, of waarbij de echtgenoot of bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. Dat verbod gaat niet verder dan de bloed- en aanverwanten tot en met de tweede graad als het gaat om de voordracht van kandidaten, benoemingen, afzettingen en schorsingen. Om discriminatie te vermijden worden voor de toepassing van deze bepaling personen die wettelijk samenwonen met echtgenoten gelijkgesteld;
  • de vaststelling of de goedkeuring van het meerjarenplan, het budget en de jaarrekening van een instantie waaraan ze rekenschap verschuldigd zijn of waarvan ze tot het uitvoerend orgaan behoren. Dit verbod geldt niet voor mandatarissen die als vertegenwoordiger van de gemeente of het OCMW zijn aangewezen in andere rechtspersonen.

Verboden activiteiten

Daarnaast mogen mandatarissen nooit:

  • rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris tegen betaling werken in geschillen ten behoeve van de gemeente of het OCMW; dat verbod geldt ook ten aanzien van de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met de mandataris werken;
  • rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris werken ten behoeve van de tegenpartij van de gemeente of het OCMW of ten behoeve van een personeelslid van de gemeente of het OCMW bij geschillen over beslissingen in verband met het werken binnen de gemeente of het OCMW. Dit verbod geldt ook voor de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met de mandataris werken;
  • rechtstreeks of onrechtstreeks een overeenkomst sluiten met de gemeente, het OCMW, een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap of een OCMW-vereniging of ‑vennootschap. Dit verbod geldt niet bij een schenking van het schepen aan de hierboven opgesomde instellingen en in de gevallen waarbij het schepen een beroep doet op door die instellingen aangeboden dienstverlening en ten gevolge daarvan een overeenkomst aangaat;
  • rechtstreeks of onrechtstreeks deelnemen aan een opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop ten behoeve van de gemeente, het OCMW, een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap of OCMW-vereniging of –vennootschap;
  • optreden als afgevaardigde of deskundige van een vakorganisatie in het bijzonder onderhandelingscomité of het hoog overlegcomité.

Interessante teksten

Periode mandaat

Wanneer begint je mandaat?

Hieronder hebben we het over alle schepenen, behalve de BCSD-voorzitter als die nog geen schepen was en pas door de verkiezing als BCSD-voorzitter van rechtswege lid werd van het college en het vast bureau (= de toegevoegde BCSD-voorzitter). Gaat het om zo een toegevoegde schepen dan start het mandaat als schepen immers op het moment dat men BCSD-voorzitter wordt.

Na de gemeenteraadsverkiezingen van 13 oktober 2024 zal voor het eerst gewerkt worden met het initiatiefrecht, waarbij bepaalde verkozenen de voorrang krijgen om een coalitie te vormen. De initiatiefrechthebbende kan binnen een welbepaalde periode een gezamenlijke akte van voordacht indienen om de schepenen te verkiezen. Opgelet: Niemand kan meer dan één akte van voordracht ondertekenen. Doet men dat toch, dan zijn er voor die persoon zware sancties.

Door een gezamenlijke akte van voordracht kunnen de verkozen raadsleden de leden van het college aanduiden (met uitzondering van de burgemeester en de eventueel later toegevoegde BCSD-voorzitter).  Wie het recht niet heeft om zo een akte in te dienen, of wie twee verschillende akten ondertekent, riskeert zware sancties. Tijdens de procedure van het initiatiefrecht kan de initiatiefrechthebbende een gezamenlijke akte van voordracht indienen bij de algemeen directeur, die een afschrift bezorgt aan de burgemeester.  Voor een geldige voordracht is een dubbele meerderheid nodig. Dat betekent dat de akte ondertekend moet zijn door:

  • meer dan de helft van de verkozenen op de lijsten die aan de verkiezingen deelnamen;
  • voor elk van de kandidaat-schepenen, door een meerderheid van de personen die op dezelfde lijst werden verkozen als de voorgedragen kandidaat-schepenen.  Als de lijst slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen.

Ook de opvolgers kunnen de akte ondertekenen, maar hun handtekening zal enkel tellen als ze effectief lid zijn op het moment dat de akte beoordeeld wordt door de gemeenteraad. Op een gezamenlijke akte kan ook een einddatum staan bij een voorgedragen schepen. In dat geval kan ook een opvolger vermeld worden. Het omgekeerde (enkel een opvolger zonder eerst een einddatum te vermelden) kan niet. Als een schepen de vermelde einddatum bereikt is hij/zij van rechtswege ontslagnemend. De gezamenlijke akte wordt ten laatste drie dagen voor de installatievergadering bezorgd aan de algemeen directeur overhandigd. De algemeen directeur bezorgt een afschrift ervan aan de burgemeester.

Nadat de raadsleden tijdens de installatievergadering de eed hebben afgelegd, geeft de algemeen directeur de gezamenlijke akte aan de raadsvoorzitter. Die gaat na of de akte aan alle voorwaarden voldoet. Als dat zo is zijn de schepenen verkozen. Ook tijdens de bestuursperiode kan een gezamenlijke akte ingediend worden. Dit gebeurt wanneer er een collectieve constructieve motie ingediend wordt. Vanaf 13 oktober 2024 geldt dat een geldige akte enkel kan door gebruik te maken van het model dat de Vlaamse Regering daarvoor ter beschikking stelt.

Nadat je als schepen verkozen bent leg je de eed af in de handen van de voorzitter van de gemeenteraad (opgelet: dat geldt pas vanaf 1 december 2024). De eedaflegging gebeurt steeds tijdens de openbare zitting van de gemeenteraad. Vanaf dat moment ben je effectief schepen. Ook bij wie tijdens de legislatuur schepen wordt, start het mandaat bij de eedaflegging.

Tijdelijke vervanging (verhindering)

Er zijn twee manieren om tijdelijk vervangen te worden als schepen:

Wanneer eindigt je mandaat? 

Wie de eed afgelegd heeft als schepen blijft in principe schepen voor de hele bestuursperiode. Er zijn enkele uitzonderingen:

Tips

Als schepen kan u echt wel het verschil maken. Een gouden formule daarvoor bestaat niet.
Hieronder wel een aantal tips:

Bereid de vergaderingen van het college en het vast bureau goed voor:

  • Zorg dat je tijdig beschikt de dossiers hebt en bestudeer ze grondig.
  • Informeer je bij collega’s, de administratie of de VVSG.
  • Maak voor jezelf een lijstje van alles wat je op de vergadering wil zeggen. Focus steeds op de belangrijke punten.
  • Denk goed na over hoe je de andere leden kan overtuigen, zeker wanneer je zelf een punt aandraagt. Maak dan bijvoorbeeld een korte presentaties of nota waarbij duidelijk wordt waarom dat punt door het collega aangenomen moet worden. De stijl en de wijze waarop je een punt wil maken kan een belangrijke rol spelen.

Draag actief bij tot een goede sfeer:

  • Besef dat er verschillen zijn tussen mensen, politieke overtuigingen, of de wijze waarop mensen hun mandaat uitoefenen. Zoek naar een respectvolle omgang met iedereen, waarbij je zelf ook de punten moet kunnen maken die belangrijk voor jou zijn.
  • Vermijd zelf persoonlijke aanvallen, verdachtmakingen, beledigingen, beschuldigingen en emotionele uitbarstingen. Vraag een schorsing van de vergadering als het u even te machtig wordt. Speel altijd de bal (de inhoud), niet de man of vrouw.
  • Geef aan wanneer u zelf ervaart onprettig behandeld te worden. Zeg hierbij dat u dit in de toekomst niet meer wil en vraag aan de ander om hiermee rekening te houden.
  • Neem deel aan informele momenten met het college (vast bureau) en werk zo mee aan een prettige werkrelatie. Bij informelere contacten kunt u trouwens het nuttige aan het aangename koppelen!
  • En ten slotte: relativeer uzelf en doorbreek lastige situaties ook al eens met wat humor.