Als burgemeester moet je alle vele markten thuis zijn. Je bent het gezicht van de gemeente en het aanspreekpunt voor velen. Je leidt en inspireert de bestuursploeg. Het soort leiderschap dat jij hanteert, kleurt de organisatie. Werk je vanuit vertrouwen of eerder vanuit controle? Wil je zoveel mogelijk zelf doen of ga je voor een ruime delegatie? Zit je in een politiek stabiel bestuur? Is er een goed geoliede en professionele administratie? Kortom, er zijn zoveel elementen die jouw mandaat beïnvloeden dat er geen blauwdruk is die voor iedereen past.

In een notendop: Je bent voorzitter van het college van burgemeester en schepenen en van het vast bureau en uiteraard ook raadslid. Als burgemeester ben je belast met de uitvoering van de wetten en de decreten in de gemeente. Je bent hoofd van de bestuurlijke politie en verantwoordelijk voor de veiligheid op het grondgebied van de gemeente. Je bent eventueel ook ambtenaar van burgerlijke stand. Maakt je gemeente deel uit van een meergemeentepolitiezone dan ben je ook lid van het politiecollege en de politieraad. Omdat ook de brandweer intergemeentelijk georganiseerd is, is elke burgmeester bovendien ook lid van de zoneraad van de hulpverleningszone (de brandweer dus). De zoneraad is vergelijkbaar met de gemeenteraad. Uit de leden van de zoneraad wordt het zonecollege samengesteld. Dit college is vergelijkbaar met het college van burgemeester en schepenen van een gemeente.

Naast de eigenheid van jouw gemeente en de verplichtingen van het mandaat is er ook nog je persoonlijkheid. Burgemeester ben je 24 uur op 24 en 7 dagen op 7. Doseren en een evenwicht houden met je privé-leven en andere activiteiten is een absolute noodzaak want anders brand je snel op. Omring je dus met de juiste mensen.

Wettelijke en decretale bepalingen over de bevoegdheid van de burgemeester

Onze belangrijkste bron is het decreet lokaal bestuur (DLB) met de daarin opgesomde bevoegdheden van de burgemeester. Daarnaast blijven enkele bepalingen van de Nieuwe Gemeentewet (NGW) van groot belang. De federale overheid blijft immers bevoegd voor welomschreven zaken, zoals onder meer politie en brandweer. Zeker voor de burgemeesters is dit belangrijk, gegeven hun verantwoordelijkheid op het vlak van veiligheid. Maar ook andere wetten en decreten geven de burgemeester vaak specifieke bevoegdheden. We overlopen hier kort de bepalingen uit het DLB en de NGW.

De regelgeving zegt dat de burgemeester bevoegd is voor de uitvoering van de wetten, de decreten en de uitvoeringsbesluiten van de federale en de Vlaamse overheid, tenzij die bevoegdheid uitdrukkelijk aan een ander orgaan van de gemeente is opgedragen. Het Decreet Lokaal Bestuur herneemt op dat vlak de opsomming uit de Nieuwe Gemeentewet. De burgemeester is bevoegd voor de uitvoering van de politiewetten, politiedecreten, politieverordeningen, politiereglementen en politiebesluiten, voor de bestuurlijke politie op het grondgebied van de gemeente.
Een zeer specifieke bevoegdheid is de bevoegdheid om dringende politieverordeningen te nemen.

Om die redenen spreken we over de uitvoerende bevoegdheid en de verordenende bevoegdheid van de burgemeester.

  • uitvoerend: dat is dus algemene regel die de verantwoordelijkheid voor het toepassen van de regelgeving (de regelgeving in het algemeen) bij de burgemeester legt.
  • verordenend: dat wil zeggen dat de burgemeester in welbepaalde gevallen en volgens de daaraan gekoppelde voorwaarden, verplichtingen kan opleggen die de individuele maatregelen overschrijden. Het gaat hier dan om het maken van politieverordeningen (of met een ander woord: politiereglementen). In principe ligt de bevoegdheid voor het maken van reglementen en verordeningen bij de gemeenteraad. Maar in uitzonderlijke en dringende gevallen kan de burgemeester deze nemen. Eigenlijk is de bevoegdheid om verordeningen te maken dus ook een uitvoering van regelgeving omdat het zo is bepaald.

Dat wil natuurlijk niet zeggen dat je als burgemeester alles zelf moet doen maar wel dat je moet zorgen dat decreten en wetten worden toegepast. Dus anders gezegd dat het personeel van het lokaal bestuur doet wat er wettelijk geregeld en opgelegd wordt. De hoeveelheid en de complexiteit van de regelgeving maakt dat dit een serieuze uitdaging is. Tel daarbij ook de talrijke wijzigingen van regels en meteen is duidelijk dat je moet kunnen steunen op een deskundige medewerkers met de algemeen directeur aan het hoofd.

Je gemeente kennen, weten waar problemen zijn, goede informatiedoorstroming, daadkrachtig optreden, kunnen rekenen op de medewerkers enz. dat vraagt een goede organisatie, zowel van jezelf als van je bestuur. Op deze wijze kan je snel ingrijpen en de meest gepaste maatregelen nemen.

Het decreet lokaal bestuur legt volgende taken op aan de burgemeester:

  • voorzitten van de vergaderingen van het college en vast bureau, de vergaderingen openen en sluiten;
  • het dringend bijeenroepen van het college of vast bureau;
  • de voorzitter van de gemeenteraad vragen de raad bijeen te roepen met punten die uitsluitend betrekking hebben op de eigen bevoegdheden (Deze bevoegdheid heb je als voorzitter van het vast bureau niet voor de OCMW-raad). Het gaat dus gewoonlijk om beslissingen in het kader van veiligheid. Bv. De bekrachtiging van hoogdringende politieverordening (zie verder).
  • mondelinge en schriftelijke vragen van raadsleden beantwoorden;
  • de eed afnemen van de schepenen (dit zal veranderen en na de gemeenteraadsverkiezingen van 2024 door de raadsvoorzitter gebeuren);
  • de notulen van het college en het vast bureau, de reglementen, verordeningen, beslissingen en akten van de burgemeester, de voorzitter van het vast bureau, het college en het vast bureau ondertekenen samen met de algemeen directeur; 
  • de briefwisseling van gemeente (als burgemeester) en OCMW (als bureauvoorzitter) ondertekenen, behalve als die betrekking heeft op de raden, de maatschappelijk werkers van het OCMW, de financieel directeur en de personeelsleden aan wie bevoegdheden zijn toevertrouwd (delegeerbaar); 
  • verantwoordelijk voor het bekendmaken op de gemeentelijke website van de besluiten van de gemeente- en OCMW-raad, het college van burgemeester en schepenen en het vast bureau, de burgemeester, de voorzitter van het vast bureau, de raden van bestuur van de autonome gemeentebedrijven en de algemene vergadering en de raad van bestuur van de welzijnsvereniging die in de gemeente haar zetel heeft; 
  • de oprichtingsakte van een projectvereniging, dienstverlenende of opdrachthoudende vereniging verlijden.
  • bijwonen van het managementteam met raadgevende stem (delegeerbaar);
  • de eed afnemen van het personeel (delegeerbaar), met uitzondering van de algemeen directeur, de adjunct-algemeen directeur, de financieel directeur (deze drie leggen de eed af in handen van de gemeenteraadsvoorzitter) en de maatschappelijk werkers van het OCMW (in handen van de voorzitter van de OCMW-raad).

Het decreet lokaal bestuur bepaalt dat elk bestuur een afsprakennota moet maken. Hierin leggen het politiek bestuur en het managementteam vast hoe ze samenwerken om de beleidsdoelstellingen te realiseren. Ook de afspraken over omgangsvormen tussen het bestuur en de administratie en de wijze waarop de algemeen directeur de bevoegdheden uitoefent die aan hem of haar zijn gedelegeerd door het college krijgen een plaats in de afsprakennota.

Het lijkt misschien het zoveelste verplichte document maar het is een goede gelegenheid om als burgemeester, samen met de algemeen directeur, het initiatief te nemen om na te denken over de samenwerking. Niet zelden ontstaan er ergernissen over gebrekkige informatie-uitwisseling, bemoeienissen en dergelijke. Zeker bij wissels is het zinvol om zulke afspraken opnieuw onder de aandacht te brengen of eventueel aan te passen.

Modeldocumenten:

Het opmaken van de akten van de burgerlijke stand en het houden van de registers behoren bij uitsluiting tot de bevoegdheid van de gemeentelijke overheid. De burgemeester, of een daartoe door het college aangewezen schepen, is ambtenaar van de burgerlijke stand. Dit betekent dat je verantwoordelijk bent voor het opmaken van de akten en het bijhouden van de registers van burgerlijke stand (geboortes, overlijdens, inschrijven in het bevolkingsregister, ...). Maar het meest zichtbare is uiteraard dat de ambtenaar van burgerlijke stand de huwelijken sluit.

Interessante link: 
https://www.ibz.rrn.fgov.be/nl/dabs/

Als burgemeester kan je elk gebouw dat sinds meer dan zes maanden verlaten is, opeisen om het ter beschikking te stellen van daklozen. Uiteraard kan dat maar nadat je de eigenaar hebt aangemaand. Je hebt dan zes maanden tijd, vanaf de dag waarop de burgemeester de eigenaar op de hoogte heeft gebracht, en op voorwaarde dat de eigenaar een billijke vergoeding krijgt om het gebouw effectief op te eisen.

Een van de oudste en belangrijkste bepalingen over de bevoegdheid van de gemeenten vinden we terug in art. 135 §2 NGW. Dit artikel is de rechtsgrond voor de gemeenten om politieverordeningen te maken. Maar het is ook de rechtsgrond voor jou als burgemeester om een actueel probleem aan te pakken dat niet op basis van de gemeentelijk politieverordening gevat kan worden. Het gaat steeds om individuele maatregelen om een heel welbepaald probleem op te lossen. De genomen maatregel kan elke maatregel zijn die nodig is om de toestand te normaliseren. Het is geen vrijgeleide om preventief tegen iets op te treden dat misschien wel eens een probleem zou kunnen zijn. Nee, er moet dus weldegelijk iets aan de hand zijn. Samengevat gaat het om het nemen van maatregelen met een individuele of bijzondere draagwijdte die tot doel hebben om binnen de gemeente de openbare veiligheid, openbare rust of openbare gezondheid te waarborgen en openbare overlast tegen te gaan.

Hier gebruik je dus de uitvoerende bevoegdheid, met name toepassen wat in art. 135 §2 NGW aan de gemeenten wordt gevraagd. Art. 135 §2 NGW legt op dat gemeenten moeten voorzien, ten behoeve van de inwoners, in een goede politie, met name over de zindelijkheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op openbare wegen en plaatsen en in openbare gebouwen.

Bijvoorbeeld:
Na een hevige storm is een woning zwaar beschadigd en staat op instorten. Aangezien er gevaar is voor de voorbijgangers zal het huis zo snel mogelijk afgebroken moeten worden.

In geval van oproer, kwaadwillige samenscholing, ernstige stoornis van de openbare rust of andere onvoorziene gebeurtenissen, waarbij het geringste uitstel gevaar of schade zou kunnen opleveren voor de inwoners, kan je als burgemeester politieverordeningen maken. Je moet deze op de volgende gemeenteraad door de raadsleden laten bekrachtigen. De verordeningen vervallen dadelijk, indien zij door de raad in de eerstvolgende vergadering niet worden bekrachtigd.
Een verordening geldt dus voor een welbepaalde groep, heeft een reglementair karakter, en is dus iets anders dan een individuele maatregel gebaseerd op art. 135 §2 NGW.

Bijvoorbeeld:
Tijdens de coronapandemie moesten er soms heel snel verordeningen worden genomen waardoor er geen tijd was om de gemeenteraad te laten beslissen.

Als de voorwaarden van de uitbating van de instelling of van de vergunning niet worden nageleefd, en nadat aan de overtreder de mogelijkheid werd geboden zijn verweermiddelen naar voren te brengen, kan je als burgemeester maatregelen nemen.  Het gaat om de voorlopige sluiting van een instelling of de tijdelijke schorsing van een vergunning en het moet duidelijk zijn dat verdere vertraging een ernstig nadeel zou kunnen berokkenen. Ligt de bevoegdheid om in geval van hoogdringendheid een voorlopige sluiting van een instelling of de tijdelijke schorsing van een vergunning uit te spreken bij een andere overheid dan kan je dit niet zelf doen.

Die maatregelen vervallen meteen als ze door het college in de eerstvolgende vergadering niet worden bekrachtigd. Zowel de sluiting als de schorsing kunnen niet langer dan drie maanden duren. Na verloop van de termijn wordt je beslissing van rechtswege opgeheven.

Bijvoorbeeld:
Een horecazaak maakt het terras groter dan vergunning toelaat waardoor voetgangers steeds minder plaats hebben.

Als burgemeester kan je beslissen een voor het publiek toegankelijke inrichting te sluiten voor de duur die jij bepaalt, als de openbare orde in de buurt ervan wordt verstoord naar aanleiding van gedragingen in die inrichting.

Die maatregelen vervallen meteen als ze niet tijdens de eerstvolgende vergadering van het college worden bevestigd. De sluiting kan niet langer dan drie maanden duren. Na verloop van de termijn wordt je beslissing van rechtswege opgeheven.

Bijvoorbeeld:
De bezoekers van een café maken zoveel lawaai dat de buren er niet meer rustig kunnen slapen. Ook na overleg met de eigenaar blijft het lawaai aanhouden.

Indien er ernstige aanwijzingen zijn dat in een inrichting feiten plaatsvinden van mensenhandel of feiten van mensensmokkel kan je als burgemeester deze inrichting sluiten.
Hiervoor moet je eerst overleggen met de gerechtelijke instanties en verantwoordelijke (uitbater) horen. Je bent gemachtigd om de inrichting te doen verzegelen indien het sluitingsbesluit niet wordt nageleefd. Het sluitingsbesluit breng je ter kennis gebracht van de gemeenteraad op de eerste daaropvolgende zitting. De sluitingsmaatregel duurt maximum zes maanden. Na het verstrijken van deze termijn vervalt je besluit.

Bijvoorbeeld:
Een woning wordt als transitwoning gebruikt door mensensmokkelaars.

Als burgemeester kan je, in geval van verstoring van de openbare orde een plaatsverbod aan bepaalde personen opleggen.
Het is een verbod om binnen te treden in een of meerdere duidelijke perimeters van plaatsen die als toegankelijk voor het publiek worden bepaald, gelegen binnen een gemeente, zonder evenwel het geheel van het grondgebied te beslaan (uitgezonderd de woonplaats, de plaats van het werk of de plaats van de onderwijs- of opleidingsinstelling van de overtreder).

Een plaatsverbod moet je goed voorbereiden. Tenzij het omwille van de ordehandhaving nodig is, krijgt de dader eerst een verwittiging. De verwittiging brengt de dader op de hoogte van het feit dat een nieuwe inbreuk op een identieke plaats of ter gelegenheid van gelijkaardige gebeurtenissen aanleiding zal kunnen geven tot een plaatsverbod.


Het gaat om de verstoring van de openbare orde of overlast door:

  • individuele of collectieve gedragingen;
  • herhaaldelijke inbreuken op de reglementen en verordeningen van de gemeenteraad gepleegd op eenzelfde plaats of ter gelegenheid van gelijkaardige gebeurtenissen;
  • het plaatsverbod duurt een maand, en is tweemaal hernieuwbaar.

Als burgemeester ben je bevoegd om een inrichting te sluiten indien er ernstige aanwijzingen zijn dat er terroristische activiteiten plaatsvinden. Uiteraard moet je deze beslissing zorgvuldig voorbereiden:

  • voorafgaand overleg met de gerechtelijke instanties;
  • de verantwoordelijke van de inrichting op voorhand horen.

Het sluitingsbesluit wordt op de eerstvolgende zitting bekrachtigd door het college van burgemeester en schepenen. De sluitingsmaatregel duurt maximum zes maanden. Je bent gemachtigd de inrichting te doen verzegelen indien het sluitingsbesluit niet wordt nageleefd.

Behalve de bevoegdheden uit het decreet lokaal bestuur en de nieuwe gemeentewet zijn er uiteraard nog de vele sectorale regels die heel specifieke taken aan de burgemeester geven. Denk bijvoorbeeld aan de wet op de geïntegreerde politie (WGP) de wet op de gemeentelijke administratieve sancties (GAS-wet), de wet op de civiele veiligheid, de noodplanning, de milieuwetgeving, het afleveren van vergunningen, enz. Veiligheid is en blijft veruit de belangrijkste invalshoek: op vlak van bestuurlijke handhaving zijn (voorjaar 2023) nog wijzigingen op komst.