OVAM werkt aan een voorstel voor grondige herziening van de milieuheffing op afvalverwerking. Het voorstel dat nu op tafel ligt heeft een aanzienlijke impact op gemeenten. De milieuheffing voor het verbranden van huishoudelijk restafval stijgt van 15,64 euro in 2023 naar 36 euro in 2030 en zelfs 60 euro in 2035. Zelfs al halen gemeenten de ambitieuze doelstelling van 100 kg restafval per inwoner in 2030, dan nog betekent deze verhoging meer dan een verdubbeling van de heffingen die gemeenten zullen betalen in 2030 vergeleken met 2025 (van 12 mio euro naar 25 mio euro bij een daling van 125 kg per inwoner naar 100 kg restafval per inwoner).
De VVSG en Interafval vinden het positief dat OVAM de milieuheffingen overzichtelijker wil maken, maar zijn niet overtuigd van de noodzaak en timing om nu de milieuheffing op het verbranden van huishoudelijk restafval te verhogen.
Lokale besturen investeren volop in de uitvoering van het Lokaal Materialenplan, waarvan nog niet alle maatregelen in werking zijn of hun effect hebben bewezen. Hogere belastingen hinderen net die noodzakelijke investeringen in betere afvalinzameling en -reductie.
De verhoging voelt voor veel lokale besturen aan als een belastingverhoging, zeker voor gemeenten die al goed scoren op vlak van restafval. Zelfs wie de Vlaamse doelstellingen haalt, betaalt in 2030 dubbel zoveel heffing als vandaag. De voorgestelde stijging – tot 60 euro per ton vanaf 2035 – is disproportioneel en onrealistisch zonder ingrijpende ketenmaatregelen.
Bovendien ontbreekt een geloofwaardig engagement om de opbrengst terug te laten vloeien naar de sector. Die middelen zijn nochtans nodig om selectieve inzameling en recyclage verder uit te bouwen.