Op vrijdag 12 maart nam de Vlaamse regering een beslissing over de regiovorming. Een beslissing waar al enkele weken naar uitgekeken werd. Een beslissing ook die een belangrijke stap zet in de richting van een ambitie die we vanuit de VVSG in ons memorandum naar aanleiding van de verkiezingen van 2019 gepresenteerd hebben. De regionale schaal wordt steeds relevanter en moet zich kunnen doorzetten als een pragmatische schaal voor afstemming, planning en uitvoering van beleid dat de gemeentegrenzen overschrijdt.

De VVSG heeft de afgelopen maanden verscheidene adviezen geformuleerd over de regiovorming. Hierin hebben we altijd gepleit voor regiovorming die van onderuit wordt opgebouwd en die zoveel mogelijk uit steeds dezelfde groep van gemeenten bestaat, met het burgemeestersoverleg als spil. Daarbij hebben we steeds beklemtoond dat regiovorming niet enkel moet gaan over het aanpassen van intergemeentelijke samenwerking die van onderuit is gegroeid, maar evenzeer – en vooral – over het aanpassen van regionale structuren die door de Vlaamse en federale overheid worden opgelegd of geïnitieerd, bijvoorbeeld de vervoerregio’s, politiezones of de recente vorming van woonmaatschappijen.

De beslissing die de Vlaamse regering op voorstel van minister Bart Somers heeft genomen, komt op grote lijnen tegemoet aan het memorandum en de adviezen van de VVSG. Een kritische kanttekening die we hierbij moeten maken, is dat een aantal gemeenten zijn ingedeeld in een andere referentieregio dan die waarom zij gevraagd hadden. Positief is dan weer dat de Vlaamse regering uitdrukkelijk het engagement heeft opgenomen om ook de eigen sectorale regionale afbakeningen aan de referentieregio’s aan te passen.

Nu het stof over de afbakening van de referentieregio’s gaat liggen, is het tijd om werk te maken van waar regiovorming écht over moet gaan: de regeling van grote maatschappelijke uitdagingen op het vlak van vervoer, ruimtelijke ordening of energie. Dit zijn stuk voor stuk uitdagingen waarin de lokale besturen een essentiële rol te spelen hebben. Daar moeten lokale besturen voor samenwerken, met elkaar, maar ook met andere overheden. Verderop in deze editie van Lokaal verwoordt professor Joris Voets de verantwoordelijkheid van de Vlaamse overheid op dit vlak: de Vlaamse departementen en agentschappen moeten zich als partner aandienen en zich met hun volle gewicht in de referentieregio’s inzetten om samen met de lokale besturen aan de slag te gaan. Regiovorming vergt daarmee niet enkel een andere manier van werken van de lokale besturen, maar evenzeer van de Vlaamse overheid. 

 

Kris Snijkers is algemeen directeur van de VVSG
Voor Lokaal 04 | 2021