2020Lokaal01 - Kan de sociale economie voor extra handen zorgen_1.png
Provider image

De zorgsector heeft meer arbeidskrachten nodig, volgens werkgeversfederatie Verso heeft Vlaanderen de komende tien jaar 46.000 nieuwe medewerkers per jaar nodig. De gewone instroom vanuit het onderwijs kan deze behoefte niet invullen. Er moeten bijkomende, nieuwe wegen gevonden worden. Zij-instroom zoals vanuit de sociale economie kan een deel van de oplossing zijn. Er zijn al interessante experimenten op dit vlak, maar beide sectoren kennen elkaar nog onvoldoende, waardoor er nog veel kansen blijven liggen.

Als we willen dat de sociale economie een deel van het tekort aan medewerkers in de zorg opvangt, dan moeten beide sectoren dringend toenadering zoeken. Niet alleen zijn ze nu onbekend voor elkaar, er zijn nog veel andere barrières zoals regelgeving, diplomavereisten, vooroordelen over het profiel van sociale-economiewerknemers, te starre organisatiecultuur of onaangepaste financieringsmogelijkheden. Toch kunnen beide sectoren elkaar met wat creativiteit vinden en veel voor elkaar betekenen. Meer en meer verschijnen medewerkers uit de sociale economie samen met reguliere medewerkers uit zorg, onderwijs en welzijn in één en dezelfde setting. Zo gaan seniorenassistenten uit de thuiszorg transmuraal en vervullen ze werk in woon-zorgcentra. We vinden kindgerichte medewerkers uit de sociale economie terug op speelplaatsen van scholen, waar ze activiteiten voor brede school organiseren en relaties opbouwen met maatschappelijk kwetsbare ouders. Maar ook in de gezondheidszorg, zelfs in ziekenhuizen zouden sociale-economiewerknemers een aanvullende rol kunnen spelen.

 

Wat is sociale economie?

Sociale economie is een Vlaams beleidsdomein, het zijn ondernemingen in de lokale diensteneconomie en maatwerkbedrijven die door de Vlaamse overheid worden erkend en gesubsidieerd. Beide vormen van organisaties stellen personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te werk. Maar er zijn ook verschillen. Maatwerkbedrijven zijn de vroegere beschermde werkplaatsen. Zij hebben mensen met een fysieke of mentale beperking in dienst. De lokale diensten zijn gegroeid uit initiatieven die vooral de sociale cohesie op het oog hadden. Later namen ook organisaties die actief zijn in natuurbehoud of milieu en energie dit op. Zij creëren werk voor werknemers in specifieke niches van de sociale of ecologische dienstverlening, zoals een sterkere sociale functie in de kinderopvang, aanvullende thuiszorg, buurtsport, een sociaal restaurant of een fietspunt. Eenvoudige taken die de samenleving, de markt of de overheid niet of onvolledig op zich neemt, neemt de lokale diensteneconomie professioneel en structureel op.

Zorgen voor levenskwaliteit

Woon-zorgcentra hebben veel redenen om de sociale economie te omarmen. De steeds terugkerende bekommernis om de wijze waarop hun bewoners het verblijf in het woon-zorgcentrum beleven, is er een van. Aanvullend op de inspanningen van vrijwilligers, staan medewerkers uit de sociale economie in voor structurele ondersteuning van het reguliere zorgpersoneel. Ze nemen taken over in de animatie, bij maaltijdof postbedeling of vervoersbegeleiding. Het komt de levenskwaliteit van de bewoners en de aantrekkelijkheid van het woon-zorgcentrum alleen maar ten goede.

Toermalien, een woon-zorgcentrum uit het Zorgbedrijf Ouderenzorg (ZOG) van Genk, heeft de voorbije jaren veel ervaring opgedaan in het samenwerken met sociale economie. ‘In het kader van de maatregel artikel 60 van het OCMW hebben we vroeger al langdurig werklozen tewerkgesteld tot ze opnieuw konden gaan stempelen,’ zegt directeur Jos Aben. ‘De laatste jaren werken we in het kader van de lokale diensteneconomie samen met vzw IN-Z. Bij die groep zit veel talent dat we in de zorg goed kunnen gebruiken, vooral voor kamerzorg (onderhoud van de eigen woonruimte van senioren in het WZC) en huishouden.

Binnen de ploeg van de kamerzorg zien we regelmatig mensen die meer in hun mars hebben en die we willen aanmoedigen om zich bij te scholen, zodat ze kunnen doorgroeien naar de functie van zorgkundige. Dat is voor ons een belangrijk pluspunt, want zorgkundige wordt van langsom meer een knelpuntberoep. Wanneer er nu iemand in dienst komt, is het uiteindelijke doel een aanwerving binnen onze organisatie.’ Zodra het woon-zorgcentrum potentieel ziet bij een medewerker, wordt een opleidingstraject uitgestippeld. ‘Dat is niet evident, want iemand die langdurig werkloos is geweest, moet je ook opnieuw een arbeidsattitude aanleren, zo iemand moet kunnen omgaan met de collega’s en de bewoners, zijn werk leren organiseren en afspraken leren nakomen.’

Hiervoor gaat Toermalien samen met de vzw IN-Z op zoek naar een meer praktijkgerichte manier om opleiding te geven. Maar dan is er nog het financiële luik. ‘Voor een sociale-economiewerknemer blijft er een aandeel in het loon zelf te financieren waarvoor we geen subsidie ontvangen. Door de samenwerkingsovereenkomst met de stad Genk en het OCMW voor een aantal equivalenten blijft de tussenkomst beperkt, maar ik kan me inbeelden dat het voor andere organisaties wel een drempel is.’ Jos Aben vindt dit erg jammer. ‘Uiteindelijk halen beide partijen er voordeel uit. De werknemer krijgt een tweede kans en voor ons is het een manier om nieuwe medewerkers te werven.’

Ook Zorg Leuven, het zorgbedrijf van stad en OCMW Leuven, sloot een overeenkomst met het sociale-economiebedrijf IN-Z. Samen engageren ze zich om gedurende die periode vijf VTE sociale-economiewerknemers werk te geven in vier woon-zorgcentra, per VTE betaalt Zorg Leuven een vast bedrag. In WZC Ter Putkapelle helpen de doelgroepmedewerkers in de avonddienst bij de logistieke taken zoals het opdienen en afruimen van maaltijden of het inschenken van koffie. Ze geven ook meer aandacht aan elke individuele bewoner.

Na een paar maanden al is directeur Sander Van Garsse ronduit enthousiast. ‘De nieuwe werknemers waren verrassend snel ingewerkt en functioneerden vrijwel meteen zelfstandig. Het resultaat is dat er meer tijd en aandacht is voor de residenten tijdens deze avondmomenten.’ Ook de inwerking binnen de teams van verpleegkundigen en zorgkundigen verliep vlot en resulteerde al vlug in wederzijds respect. IN-Z was intens betrokken bij de voorbereiding van de tewerkstelling, maar bleef ook achteraf contact houden om regelmatig te evalueren en zo nodig bij te sturen, bijvoorbeeld qua planning en samenwerking met het afdelingsteam.

 

Goed in zorg

  • Ze zijn gemotiveerd.
  • Ze zijn zeer zorgzaam ingesteld.
  • Ze zijn empathisch en werken met een hart voor mensen.
  • Ze zijn vaak ook ervaringsdeskundigen in ‘zorgen voor’.
  • Ze zijn praktisch ingesteld, ze weten van aanpakken.
  • Ze zijn geduldig.
  • Ze ontvingen vorming in sociale vaardigheden, arbeidsattitudes e.a.
  • Ze deden ervaring op in de sociale economie.

Niet alleen logistieke functies

Meestal denken mensen dat personen met een afstand tot de arbeidsmarkt het meest thuishoren in het strikt logistieke domein: schoonmaken, wassen, helpen in de keuken, bedden opmaken, klussen aan huis. Dit zijn dienstbare taken, maar deze beeldvorming is te restrictief. Ze gaat immers zowel voorbij aan logistieke functies waarin medewerkers alsnog professioneel in contact treden met zorgbehoevenden, als aan contactfuncties als dusdanig. Tegenover dit beeld staat bovendien een subgroep van laaggeschoolde werkzoekenden die juist uitgesproken zorgzaam zijn. Deze groep wil bijvoorbeeld heel graag zorgen voor ouderen, zieken, personen met een handicap of kinderen. Dikwijls hebben ze al eerder in de eigen familie of in het eigen netwerk zorgtaken op zich genomen.

In een transnationaal ESF-project werd net het talent van die groep meer centraal gezet. Die groep is nu al het meest aan de slag in de thuis- en andere zorgdiensten van de lokale diensteneconomie, en is daarmee de eerstaangewezen groep om vanuit de sociale economie door te stromen naar de zorgsector. Om deze mensen in de zorg aan de slag te krijgen moet het beeld dat de maatschappij van hen heeft dus worden bijgesteld. Daarnaast kan ook het beleid in belangrijke mate bijdragen door beide sectoren te sensibiliseren over elkaars mogelijkheden en door incentives te bieden aan instellingen die innovatief willen samenwerken met sociale economie. Sociale economie zou ook een rol kunnen spelen in alternatieve kwalificerende trajecten die op termijn perspectief zouden bieden op werk in de zorgsector. Dit veronderstelt ook een creatieve arbeidsorganisatie van de kant van de zorgsectoren.

Er liggen tal van kansen. Het is een kwestie van ze te benutten, enerzijds met een portie creativiteit maar anderzijds door er ook de nodige middelen voor te reserveren. De zorgsector kan extra krachten gebruiken en voor de werknemers uit de sociale economie is het een uitgelezen kans op duurzaam werk. •

 

Jean-Pierre Descan is directeur internationale samenwerking LCM
Voor Lokaal 01 | 2020

Experimenteren met steun van het ESF

Jos Aben: ‘Samenwerken met sociale economie biedt kansen om medewerkers te vinden voor moeilijk in te vullen functies.’ Via het Europees Sociaal Fonds konden de Landsbond der Christelijke Mutualiteiten en het sociale-economiebedrijf IN-Z uitzoeken wat de sociale economie nu al doet op het vlak van zorg, en welke vormen van intersectorale samenwerkingsvormen er in de toekomst mogelijk zijn, zoals ondernemingen in de lokale diensteneconomie, maatwerkbedrijven en werkplekarchitecten.

Transnationaal werden ervaringen uitgewisseld met sociale ondernemers in Italië, Spanje en Polen, respectievelijk Asociación Bienestar y Desarrollo, Società Cooperativa Sociale Insieme Si Puó, en Stowarzyszenie Wzajemnej Pomoocy Flandria. Meer informatie: www.socialeeconomievoorzorg.be