OCMW-verhaal 1.jpg
Provider image

Marie komt niet naar het loket. Marie heeft zo haar ervaringen met allerhande dienstverlening – goeie bedoelingen en te veel teleurstellingen – en denkt er het hare over. Intussen is ze al 20 jaar dakloos. Nu eens slaapt ze op straat, dan in een kraakpand. Al naargelang. Overdag brengt ze veel tijd door in en om het park of het station. Het is daar dat Liesbeth, van de vindplaatsgerichte werking van het OCMW, haar ontmoet.

'Zij was toen nog onder de hoede van een collega,' vertelt Liesbeth. 'Ze had al een hele rist maatschappelijk werkers ‘versleten’. Na verloop van tijd heb ik, in overleg met Marie zelf, haar dossier overgenomen.' Het werd een werk van lange adem. ‘Hallo, ik kom je helpen,’ werkt niet. Het is een kwestie van vertrouwen opbouwen, interesses aftasten. Waar kunnen ze samen over babbelen?

Marie kan zeer opvliegend zijn. Ze heeft een strafblad en een drugverslaving. Vele hulpverleners knapten al af op haar bijzonder paranoïde houding. Liesbeth laat niet op haar kop zitten, maar veroordeelt niet. Zij ziet vooral een mismatch tussen het aanbod van de hulpverlening, de persoon in al zijn specifieke behoeften en eigenheid, en de maatschappij in het algemeen. Als Marie uitgeraasd is praten ze over haar liefde voor bloemen, over muziek, over Madonna. Ze is fan van het eerste uur. 'Het gaat over authentiek menselijk contact. Niet meer of niet minder. Je laat de ander in zijn waardigheid, op gelijke voet.' Het einddoel is een menswaardig bestaan, in welke vorm dan ook. En dat begint bij het herstellen van een gevoel van eigenwaarde. Bij velen betekent dat een dak boven het hoofd, maar niet altijd. Zo’n dak an sich kan in eerste instantie ook voor verdere isolatie zorgen, eenzaamheid.

Marie komt in aanmerking voor een versnelde toewijzing van een sociale woning. ‘Housing first’ om het met een hippe term te zeggen. Een dak als einddoel, maar ook een begin; de start van een proces om de onderliggende problemen aan te pakken. Met een wooncoach lukt dat ook voor 80% van de gevallen. Na veel vijven en zessen krijgt Liesbeth Marie zo ver om op kantoor de nodige documenten in te vullen. De meeste informatie heeft ze op dat moment al bij elkaar gesprokkeld; over vele kopjes koffie, zitting in het kraakpand, een korte chat aan het station.

Tweeënhalf jaar verstrijkt tussen de eerste ontmoeting met Liesbeth en Marie’s intrek in een sociale woning. Ze is om en bij de vijftig nu, kweekt rozen, en… loopt halve marathons. Ze heeft er intussen een jaaropleiding florist op zitten. De herwonnen eigenwaarde gaf haar de nodige kracht en goesting. Haar aanzienlijke schulden werd ze met Liesbeth’s hulp eveneens de baas.  'Niet elk traject heeft zo’n Hollywood einde, maar geloven in mensen, aanhouden, niet opgeven, is geen fabeltje voor softies. Iedereen struikelt, mentaal, fysiek; een klein beetje of net heel erg. Het is niet evident in een prestatiegerichte samenleving die steeds meer eisen stelt, maar iedereen verdient een tweede kans. Of een derde, of een vierde.'