2021Lokaal10 - Dwalen met een doel.png
Provider image

Bataljong, de VVSG, HoGent en AP Hogeschool bieden met de publicatie Dwalen met een doel – lokaal kiezen voor kindvriendelijkheid een blik op de weg die we in Vlaanderen de voorbije jaren afgelegd hebben qua kindvriendelijkheid. Het werk wil lokale besturen op weg zetten om de overblijvende uitdagingen stevig onder handen te nemen. Twee schepenen bevoegd voor kindvriendelijkheid geven hun commentaar

Een exacte wegbeschrijving naar kindvriendelijk beleid is moeilijk op te stellen. Kind- en jeugdvriendelijkheid heeft met van alles en nog wat te maken: mobiliteit, kinderopvang, armoede, vrije tijd, om maar een paar thema’s te noemen. Lokaal kiezen voor kindvriendelijkheid is in essentie een dwaaltocht aanvatten: een reis waarbij je je niet gericht naar een bepaalde bestemming verplaatst, maar omzwervingen maakt om de weg te vinden. Kindvriendelijkheid heeft ook geen vast eindpunt. Het is geen mal waarin je alles kunt passen. Wat is het dan wel? Kindvriendelijk beleid en breed jeugdbeleid krijgen vorm binnen de lokale context, de tijdsgeest, de leefwereld van kinderen en jongeren en zoveel meer zaken die continu onderhevig zijn aan verandering. Het vergt een proces met bijsturingen, analyses, gesprekken, met als doel de (lokale) samenleving continu kindvriendelijker te maken. Dwalen met een doel wil daarbij ondersteuning en inspiratie bieden.

 

Klaar voor ideeën

Katrien Kenis ziet haar verwachtingen ruimschoots ingelost. Als schepen van Jeugd en voorzitter van het Bijzonder Comité van de Sociale Dienst in Pelt wilde ze graag nog meer doordrongen zijn van kindvriendelijkheid: inspiratie opdoen, voorbeelden aftoetsen aan de situatie in de eigen nieuwe fusiegemeente, kritisch kijken naar voorstellen, niet voor de hand liggende links wat dieper uitpluizen. ‘Praktijkvoorbeelden en handvatten worden in het boek helder gepresenteerd, zodat er telkens een duidelijke link is naar de praktijk. Bovendien kun je kindvriendelijkheid verteerbaar maken voor je collega’s die je op dezelfde koers wilt krijgen: je kunt hun hoofdstukken aanreiken die aansluiten bij hun beleidsdomein, zodat ze niet het hele boek moeten doorploegen.’

Haar Gentse collega Elke Decruynaere, schepen van Onderwijs, Opvoeding, Gezinsbeleid, Outreachend Werk en Jeugd, vindt in het boek bevestiging van haar stelling dat kindvriendelijkheid en stedelijkheid niet hoeven te botsen. ‘Het is een misverstand dat een stad geen goede plek is om op te groeien,’ zegt ze. ‘Integendeel, het is de beste plek om kinderen voor te bereiden op de wereld van morgen. De stad heeft een enorm potentieel aan initiatiefnemers, sociaal kapitaal en organisaties die je samen kunt brengen en kunt activeren voor kindvriendelijk beleid. Als lokale bestuurder heb je in een stad vaak mogelijkheden om voor verschillende bevoegdheden en domeinen tegelijk kind- en jeugdvriendelijkheid te versterken.’

 

Kindvriendelijk beleid is… werken aan alles

‘Iedereen die voor een gemeente werkt, heeft impact op de leefwereld van kinderen en jongeren, en dus is elke schepen eigenlijk schepen van Kindvriendelijkheid,’ vindt Katrien Kenis. Zij neemt het boek mee naar de jaarlijkse bijeenkomst van de werkgroep van burgemeester en schepenen met het diensthoofd van ieder beleidsdomein.

‘Ik wil hen met praktijkvoorbeelden inspireren en lokale gangmakers van kindvriendelijkheid van hen maken.’ Als schepen van Onderwijs vond Elke Decruynaere het hoofdstuk over de kindvriendelijke school inspirerend. ‘Vooral de concrete bouwstenen om de school vorm te geven vanuit kinderrechten trokken mijn aandacht,’ zegt ze. Voor haar benadrukt het boek ook nog het belang van lokaal maatwerk, van mensenwerk, inzet, expertise, vertrouwen en sterke partnerschappen. ‘In Gent legden we de klemtoon aanvankelijk vooral op kinderen, tot de jeugdraad me erop wees dat we in kindvriendelijk beleid ook aandacht moeten hebben voor de jongeren.

We verhoogden het budget voor jeugdwerk voor kinderen en jongeren in kwetsbare situaties. De noden, de criteria om dat budget in te zetten legden we samen met het middenveld vast.’ In Pelt wil Katrien Kenis nog concreet bekijken hoe het bestuur het OCMW dichter bij de mensen kan brengen door bijvoorbeeld zitdagen te organiseren in het Huis van het Kind – dat ook nog in zijn kinderschoenen staat: ‘Zij kunnen dan extra informatie geven over studietoelages en over kinderopvang, administratieve ondersteuning bieden enzovoort.’

Elke Decruynaere heeft ook het hoofdstuk over werken aan welzijn met bijzondere aandacht gelezen. ‘Investeren in een sterke basis, in goede preventie en een sterk eerstelijnsaanbod, met aandacht voor samenwerking en overleg met het middenveld en andere partners: het zijn geen compleet nieuwe inzichten, maar het is goed om wat ik in de praktijk ervaar, ook zo expliciet te lezen.’

Wat betreft regulering van het gedrag van jongeren in de publieke ruimte schetst het boek voor Decruynaere ook de kern van sterk jeugdbeleid: jongeren zichzelf laten zijn, jongeren jong durven laten zijn, niet alleen op hun kamer, maar ook in de openbare ruimte. ‘Het spanningsveld tussen preventie, repressie en kindvriendelijk beleid werd door corona nog meer op de spits gedreven. Het pleidooi om nog meer beleidsoverschrijdend te werken, op het vlak van welzijn van jongeren, op het vlak van inspraak, door jeugdconsulenten mee advies te laten geven bij ontwerp van publieke ruimte: dat blijft hangen. Wat ik zeker meeneem, is de bekommernis om het recht op participatie en inspraak te garanderen bij GAS-wetgeving, verder dan de verplichte adviesvraag aan de jeugdraad.’

Uit het boek blijkt nog dat het Label Kindvriendelijke Steden & Gemeenten een hefboom kan zijn voor alle lokale besturen. ‘Ik wil al mijn collega-schepenen oproepen om naar dat label te streven, en jeugdraden kunnen hun bestuur er zeker toe aanmanen. Ook wat betreft lokaal sociaal beleid, buitenschoolse opvang en activiteiten en gezinsbeleid krijgen we de regie toegewezen. Het boek toont mooi het effect van het vertrouwen dat we als lokaal bestuur krijgen om die regie op meerdere beleidsdomeinen met betrekking tot kinderen en jongeren te voeren.’

 

 

Vooruit kijken

Dwalen met een doel biedt een kader voor alle beleidsdomeinen en diensten, het geeft een stevige basis én energie om aan kindvriendelijkheid te werken. Daarover zijn beide schepenen het eens. Het belang van politiserend werken is een element dat voor Elke Decruynaere nog verder uitgewerkt mag worden. ‘Kindvriendelijk beleid voeren is werken aan draagvlak, een coalitie smeden met iedereen die hierin een rol kan spelen,’ legt ze uit. ‘Om ervoor te zorgen dat iedereen mee is, ook kinderen en jongeren in kwetsbare situaties, is de strategie van politiserend werken echt belangrijk.’ •

 

Imke Pichal, Bataljong vzw / Chris Peeters, VVSG-stafmedewerker jeugd en sport
Voor Lokaal 10 | 2021