kris snijkers.jpg
Provider image

Deze lokale bestuursperiode zal de geschiedenisboeken ingaan als een crisislegislatuur. Na de lokale verkiezingen van 14 oktober 2018 werkten de nieuwe colleges in 2019 aan ambitieuze meerjarenplannen. Nog voordat ze goed en wel aan de realisatie konden beginnen, werden ze getroffen door een opeenvolging van crisissen. Eerst de coronacrisis, en vervolgens de instroom van mensen die het oorlogsgeweld in Oekraïne ontvluchtten. De afgelopen maanden is daar nog een crisis bovenop gekomen: de sterk toegenomen inflatie en de stijging van de energieprijzen. Voor de lokale financiën is dit de crisis te veel.

De lokale besturen hebben in de afgelopen jaren nochtans veel inspanningen gedaan voor de gezondheid van de lokale financiën. In de nieuwste editie van Lokaal schetst Jan Leroy de evolutie van de lokale schulden. De totale schuld van de lokale besturen ligt in 2021 zo’n 2 miljard euro lager dan in 2013, onder meer als gevolg van een kritischer kijk op leningen door toedoen van de BBC en een forse afbouw van schulden door de stad Antwerpen. Een afname van de schulden gecombineerd met de lagere rentes in de afgelopen jaren leidde ertoe dat de schulden nu minder zwaar doorwegen op de lokale budgetten. Tot daar het goede nieuws.

Wanneer we even vooruit kijken, zien we een enorme toename van de uitgaven. In 2023 zullen – enkel al door de impact van de indexaanpassingen – de jaarlijkse loonkosten 16,6% of ruim 920 miljoen euro hoger liggen dan in 2021. Daarbovenop komt ook de weerslag op de statutaire pensioenen. De stijging van de loonkosten zal zich ook voordoen in de politie- en hulpverleningszones, waardoor de dotaties vanuit de lokale besturen tegen 2023 ruim 230 miljoen euro hoger liggen dan in 2021. Uiteraard worden ook de lokale besturen geconfronteerd met een stijging van de energiekosten. Hoe hoog de kosten voor bijkomende hulpvragen bij de sociale dienst zullen oplopen is nu nog koffiedik kijken. Vast staat dat de maatschappelijk werkers nu al een publiek over de vloer krijgen dat vroeger nooit de stap naar OCMW-hulpverlening hoefde te zetten.

De marge die gecreëerd werd door de daling van de schuldenlast, is daarmee als sneeuw voor de zon verdwenen. Dit wordt pijnlijk duidelijk wanneer we naar de verwachte evolutie van de autofinancieringsmarge (AFM) kijken. De AFM geeft aan hoeveel ruimte lokale besturen nog hebben om bijkomende uitgaven in exploitatie of leningaflossingen te doen. Terwijl ze in de afgelopen jaren rond de 1,2 miljard fluctueerde, tonen recente prognoses een scherpe daling tot 200 miljoen in 2023. Dit plaatst alle lokale besturen in Vlaanderen voor een zware financiële dobber.

De lokale besturen hebben zich in de eerdere crisissen in deze lokale bestuursperiode een betrouwbare en vooral ook effectieve partner van de andere overheidsniveaus betoond en ze kregen hiervoor ook steun. Vanuit de VVSG doen we een duidelijke oproep aan zowel het Vlaamse als het federale niveau om de lokale besturen deze crisis niet alleen te laten opvangen. Zowel het Vlaamse als het federale niveau heeft sterke hefbomen in handen om de lokale besturen te ondersteunen. Zo kan de Vlaamse regering de vaste groeivoet van het gemeentefonds (tijdelijk) optrekken tot het niveau van de inflatie en ook de normale indexering van andere financieringsstromen garanderen. Pro memorie: door de financieringswet worden de inkomsten die de Vlaamse overheid van het federale niveau krijgt wel geïndexeerd. Het federale niveau kan inzetten op, onder meer, structurele cofinanciering in de statutaire pensioenlasten, een robuuste financieringswet voor de politiezones en de effectieve uitvoering van het politieke akkoord dat de federale overheid zou instaan voor 50% van de kosten van de hulpverleningszones. —

 

Kris Snijkers is algemeen directeur van de VVSG
Voor Lokaal 10 | 2022