filip de rynck.png
Provider image

De steeds Dikkere Van Dale omschrijft een ‘dooddoener’ als een machtspreuk. Het is ‘een algemeen gezegde dat niets bewijst, doch waarop moeilijk dadelijk een afdoend antwoord te geven is’.

In het interview met collega Reynaert duikt de kampioen der dooddoeners op in het debat over fusies van gemeenten: ‘de kloof tussen burger en politiek wordt bovendien groter’. Dat ene dodelijke zinnetje staat bol van de suggestieve retoriek. Er is een kloof (1); de betekenis van ‘de kloof’ is helder (2); het is zeker (3) dat fusie die kloof groter maakt (4).

Politicologen gebruiken het woord kloof nooit in onderzoek. Het suggereert wel van alles maar heeft geen onderzoekbare betekenis. De burger bestaat al niet, er zijn veel soorten burgers en dus veel soorten politieke houdingen. Gaat het om afstand? Maar wat betekent afstand, nu door sociale media elke politicus helaas dag en nacht bereikbaar is? Misschien hebben we nood aan meer afstand en minder hitsige politieke koortsigheid?

‘Vertrouwen’ komt wellicht meest in de buurt maar is evenzeer een glibberig begrip. Wat betekent vertrouwen in ‘politiek’? Het vertrouwen in democratie is hoog, in partijpolitiek zeer laag, in sterke burgemeesters weer hoger en in de brandweer, zorg en onderwijs nog veel hoger. Allemaal vormen van politiek. Uit onderzoek weten we dat vertrouwen op en neer gaat. Ook soms op dus en niet alleen naar beneden. Vertrouwen is een werkwoord en goed bestuur kan leiden tot meer vertrouwen, ook na een fusie. Vertrouwen staat los van de schaal. In Leuven en Mechelen, toch grootschalig bestuur (naar Vlaamse normen), is het vertrouwen in het lokale bestuur hoog, maar ongetwijfeld niet bij alle burgers. Burgemeesters die in opspraak komen door een schandaal met immobiliën in een kleine gemeente: het vertrouwen in lokale politiek daalt daar meteen.

Kleiner is nabijer en dus democratischer, zo klinkt de retoriek. Als dat zo is, dan moeten Franse lokale besturen met honderd inwoners het walhalla van de democratie zijn. Democratie is dan gelijk aan fysieke aanspreekbaarheid van lokale politici. Dat valt in veel kleine Vlaamse gemeenten met grote verkavelingen overigens flink tegen: veel inwijkelingen hebben geen band met de gemeente. En de agenda’s van stedelijke politici en stedelijke ambtenaren staan zeven dagen op zeven vol met contacten met burgers van allerlei soort.

Wat betekent nabijheid voor de inhoud van democratie? Dient nabijheid het persoonlijke dienstbetoon en is dat dan democratische winst? Politici kunnen nabij zijn maar in hun autoritaire beslissingen ver van burgers af staan. Dient nabijheid het vertrouwen, als het lokale bestuur niet over middelen beschikt om met nabijheid iets te doen? Alleen lokale besturen die voor het dagelijks leven van burgers het democratische verschil kunnen maken, komen dicht bij burgers.

Groter is dus minder democratisch, klinkt het. Dan moeten Gent en Antwerpen zowat dictaturen zijn. Ook democratie dekt vele ladingen. Voor mij vergt democratie een kritische massa. Democratie is een nooit eindigend debat over een massa zaken die ertoe doen. Democratie is discussie, overleg en conflict tussen mensen van allerlei slag en soort, over keuzes die ingrijpen in het dagelijkse leven. Democratie vergt daarom een zekere massa: van mensen, van veel soorten middenveldorganisaties, van bedrijven. Een kritische massa: met ideeën en voorstellen voor acties, kritisch door spraak en tegenspraak rond politici en ambtenaren, die ingebed zijn in die dynamiek en in permanente democratische debatten (fysiek of virtueel), in buurt, wijk en stad, tussen veel verschillende mensen met botsende en gelijklopende belangen. Die kritische massa vergt schaal en die vinden we bij uitstek in onze grotere en kleinere steden. Daarom is democratie stedelijk en vergt democratie stedelijkheid. En daarom is bijvoorbeeld Gent veel democratischer dan bijvoorbeeld Alveringem.

In al onze lokale besturen, klein en groot, vreten de structurele mankementen van de lokale democratie aan het vertrouwen in lokale politiek: wegkwijnende lokale partijen, te veel partijpolitiek gedoe; veel te veel politici en dus te veel dagjespolitiek; te veel macht bij het college; een marginale rol voor gemeenteraadsleden; nauwelijks nog een kritische lokale pers (p. 34). Fusie alleen zal deze hypotheken niet lichten maar een grotere schaal, op stedelijke maat, is wel nodig om met professionaliteit en kwaliteit te werken aan meer participatieve democratie.

Daarvoor is zoveel mogelijk burgers met de voornaam kennen niet meer voldoende. Het volstaat niet meer om mensen joviaal op de schouders te slaan. Alleen maar nabij zijn is niet meer genoeg. Een participatieve democratie is een werkwoord: het is niet even doen alsof, niet even spelen met mensen. Steeds meer deskundige burgers, steeds meer assertieve en steeds meer diverse burgers verwachten kwaliteit, bijvoorbeeld bij de inzet van gelote burgerpanels of bij het gebruik van burgerbudgetten. Amateuristisch geklungel met deze instrumenten doet het vertrouwen dalen.

Eindelijk staan fusies op de publieke en politieke agenda in Vlaanderen. Een levendig debat voeden we niet met dooddoeners. Ook de kwaliteit van de discussie over fusies is aan opschaling toe. —

 

prof. dr. Filip De Rynck is columnist van Lokaal
Voor Lokaal 05 | 2022