2022Lokaal06 - De zachte stad.jpg
Provider image

‘De technologie van de smart city is niet voldoende. De zachte stad gaat over connectie, interactie, elkaar in de ogen kijken.’ Dat zegt David Sim, stedenbouwkundige en auteur van Soft city. ‘Zachtheid gaat over kleine, eenvoudige, zelfs banale ingrepen: een zitplaats in de publieke ruimte, een trapje waardoor je in de rivier kunt zwemmen, een grote tafel in een café waar mensen samenzitten.’

In augustus 2019 stelde David Sim zijn boek Soft city voor. Het is een pleidooi voor connectie met andere mensen, voor nabijheid, densiteit, beleving, traagheid, rust, vertrouwen, delen, comfort en gemak. Daarmee treedt hij in de voetsporen van zijn Deense leermeester Jan Gehl die met Life between buildings: using public space en Cities for people een grote invloed had op het stedenbouwkundig denken van de voorbije decennia. David Sim is een Schot, die al vele decennia in Scandinavië woont en werkt. Hij was gedurende zeventien jaar verbonden aan Gehl Architects en is er nu nog senior expert stedenbouw. Daarnaast heeft hij een eigen consultancybureau. Onlangs werd Soft city in het Nederlands vertaald als Zachte stad.

 

Zachtheid gaat over gemeenschapsleven, samenwerken, samenleven. Wat dacht je toen enkele maanden na het verschijnen van het boek de wereld op slot ging door covid?
‘Ik zou liegen als ik zeg dat ik niet een beetje ongerust ben geweest. Maar lang heeft dat niet geduurd. Covid heeft ons geleerd dat het lokale zeer belangrijk is. Plots leerden we onze buren kennen en ontdekten we onze eigen buurt. We waren bijna toeristen in onze eigen leefomgeving. Alles ging trager, we hadden meer tijd. We konden niets doen, maar we beleefden meer.

Ik heb de stoep herontdekt, de vierkante meter aan mijn voordeur. Ik ging er zitten met een kop koffie, soms met mijn computer erbij, en spontaan groeiden er gesprekken met mensen uit de buurt. Iemand vroeg me of ik de nieuwe bewoner was. Neen, ik woon al elf jaar op die plek. Ik heb ook een kleine tuin, maar ik verkies de voordeur. Het is leuker naar mensen te kijken dan naar planten. Natuurlijk had niet iedereen hetzelfde gevoel tijdens de covid-periode. Je persoonlijke situatie, je gezinssituatie, je leefomstandigheden speelden een belangrijke rol. En het land waarin je leeft. Ik woon in Zweden, we hadden een zeer softe lockdown met veel aanbevelingen. Voor de Zweden maakt dat niet uit: aanbevelingen zijn regels. De scholen bleven open, wat het makkelijker maakte om thuis te werken. Ik denk dat sommige kinderen goede herinneringen zullen overhouden aan deze covid-periode, ze hadden meer tijd samen met hun ouders. Voor de tieners zal het de slechtste tijd van hun leven geweest zijn.’

 

Wat is zachtheid?
‘Mijn vader was een groot bewonderaar van Brueghel. Zijn schilderijen zijn zeer complex en tegelijkertijd zeer inclusief. Ze gaan over sociale interactie van mensen van alle slag. De bekende Nyhavn in Kopenhagen was vroeger een parkeerplaats. Nu is het een plek waar iedereen samenkomt. De toeristen drinken er dure witte wijn onder de witte parasols, de slimme Denen zitten op de boordsteen aan het water met een goedkope fles wijn die ze in de lokale supermarkt hebben gekocht. Ze genieten van dezelfde zon, van hetzelfde water, delen dezelfde publieke ruimte, kijken naar en praten met elkaar. Dat is democratie. Aan de waterkant in Malmö dansen Zweden de tango, op een weekavond eten ze samen pizza.

Er is een trapje geplaatst, een ingreep van niets, waardoor mensen makkelijk in én uit het water kunnen. Dan zie je de buurtbewoners over de straat lopen in hun badjas. Dat is nog eens een softe manier om je buren te ontmoeten. En het meest opmerkelijke is dat ze hun deur openlaten wanneer ze gaan zwemmen, want de kat moet in en uit kunnen lopen. Zoals in het dorp of op het platteland. Een buurt is niet alleen een plaats, het is ook een state of mind. Onze steden kampen met grote problemen: slechte luchtkwaliteit, congestie, obesitas en – paradoxaal voor een plek waar mensen zeer dicht bij elkaar wonen – veel eenzaamheid. De vraag is of een stad kan bijdragen aan de oplossing van die problemen.

Ik ben ervan overtuigd dat het stedelijk leven plezant kan zijn, dat dichtheid goed kan zijn. Architectuur en stedenbouw kunnen zorgen voor verbondenheid tussen mensen, verbondenheid met de plek waar ze wonen en met de planeet. Dat is wat ik zachtheid noem. Het heeft te maken met vertrouwen, en dat komt in stapjes. Het gaat over de moeder die de wieg met haar kindje buitenzet, over kleuters die veilig buiten kunnen spelen en over je voordeur open laten. Zachtheid gaat over kleine, eenvoudige, zelfs banale dingen: trappen met een geleidingsstrook voor fietsen, een zitplaats in de publieke ruimte, een grote tafel in een café waar mensen samenzitten. De technologie van de smart city is niet voldoende. De zachte stad gaat over connectie, interactie, elkaar in de ogen kijken.’

 

Hoe vertaal je die zachtheid stedenbouwkundig en architecturaal?
‘Dat speelt op verschillende niveaus. Ik zie drie grote lijnen: de manier waarop we bouwen en wonen, nabijheid en mobiliteit, en leven met het weer.’

 

Hoe bouwen we het best?
‘Wat we in Kopenhagen hebben geleerd, is het enorme belang en potentieel van de binnenruimte van bouwblokken. Dat is de ruimte die aan alle zijden omsloten is door bebouwing. Vroeger werd die gebruikt voor auto’s en vuilnisbakken. Als je die er weghaalt en er een groene ruimte van maakt, krijg je een fantastisch en groot binnenplein dat je deelt met de mensen van vier verschillende straten en waar kinderen vrij kunnen spelen. Je kunt er met het raam open slapen, er heerst een microklimaat. Het is een fantastische plek voor families om te wonen. Ik begrijp de tegenkanting van sommige mensen dat we op die manier overal gated communities creëren. Daarom moeten we ervoor zorgen dat ze toegankelijk zijn als publieke ruimte, maar toch drempels inbouwen zodat buitenstaanders echt aanvoelen dat ze er te gast zijn. Want we willen natuurlijk wel dat kinderen er hun speelgoed kunnen laten slingeren en dat bewoners hun stoelen en tafels buiten kunnen laten staan. Je zou bijvoorbeeld een hek kunnen plaatsen maar dat altijd open laten.’

 

Hoogbouw lijkt me niet meteen te passen in die visie. Hoe link je zachtheid aan de noodzaak om denser te bouwen, hoger ook?
‘We zullen hoe dan ook moeten leren om dichter bij elkaar te leven om economische, milieu- en sociale redenen. We verbruiken te veel energie. Gebouwen in de stad zijn veel goedkoper dan aan de rand. Winkels moeten voldoende klanten hebben om leefbaar te zijn. Maar denser bouwen staat niet gelijk aan hoger bouwen. Een klassieker in de stedenbouw is het beeld van hoe je op eenzelfde grondoppervlakte een hoge toren kunt bouwen met veel groen eromheen of enkele lagere blokken met minder publieke ruimte. Je gebruikt evenveel materialen voor eenzelfde aantal wooneenheden. Vaak wordt voorbijgegaan aan het feit dat een vierkante meter groen aan de voordeur, op je stoep een veel grotere waarde heeft dan duizend vierkante meter een eind verder weg. Hetzelfde geldt voor die woontoren.

Wie op de vijftiende verdieping woont, heeft niet veel aan het groen beneden, het is te ver weg. Hoge woonblokken neerzetten, dat moeten we niet meer doen. Ze hebben veel diepere funderingen nodig en verstoren de bodem, het vraagt veel meer energie om ze te verwarmen en af te koelen, er is nauwelijks sociale interactie tussen de bewoners. Als je vier, vijf verdiepingen hoog bouwt, dan kun je praten met je kinderen die buiten spelen, je kunt ze binnen roepen als het etenstijd is, je kunt ze in de gaten houden. In Denemarken is nagenoeg elke nieuwe ontwikkeling courtyard based, het principe van het bouwblok met binnenruimte. We moeten ook afstappen van het idee dat alle verdiepingen er hetzelfde moeten uitzien. Misschien kan het gelijkvloers wat groter zijn, de hoogste verdieping kan een andere vorm hebben. Vroeger wou niemand een appartement op het gelijkvloers, daar konden we alleen winkels in onderbrengen. Door één of twee meter vrij te maken voor een klein voor- en achtertuintje is dat beeld helemaal veranderd. Appartementen op het gelijkvloers zijn nu zelfs duurder dan op de verdiepingen.’

 

Ook nabijheid en mobiliteit zijn belangrijke elementen van de zachte stad. In welke zin?
‘Er wordt veel gesproken over de vijftienminutenstad, ik vind vijftien minuten zeer lang. Ik zou het eerder over vijf seconden willen hebben om naar de stoep van je huis te gaan of een halve minuut naar de courtyard, twee minuten om van je appartement op de derde verdieping naar de bakker te gaan. Tijd is het meest democratische dat we hebben. Iedereen heeft 24 uur. Als we geluk hebben kunnen we acht uur slapen en hoeven we maar acht uur te werken. Dan zijn er nog acht uur over. Een aanzienlijk deel daarvan spenderen we aan ons verplaatsen, naar het werk. Als we dat kunnen beperken, is dat pure winst. Stadsplanning moet ervoor zorgen dat er zo weinig mogelijk van die kostbare tijd verloren gaat. In Kopenhagen loopt het trottoir langs de hoofdweg door over de zijstraten. Zo eenvoudig, er is geen technologie voor nodig, het vraagt geen energie en toch kan het het leven in de stad veranderen. Je hoeft niet meer aan elke zijstraat te wachten. Kinderen kunnen zelfstandig twaalf blokken ver naar school omdat ze geen enkel kruispunt moeten oversteken, wat de ouders op hun beurt veel tijdwinst oplevert.’

 

Hoe kijk je naar de tendens om dens te bouwen nabij mobiliteitsknooppunten?
‘Er wordt veel gesproken over transit oriented development of TOD, de grote woontoren naast de belangrijke bushalte, waardoor je zeer efficiënt geconnecteerd bent met ergens anders. Ik zou het liever hebben over NOD, neighbourhood oriented development, en de connectie met je eigen buurt.’

 

Elke seconde telt, maar toch is zachtheid ook traagheid
‘Absoluut, het gaat erom de tijd voor jezelf, je partner, kinderen, familie en vrienden te maximaliseren. Daar ligt de levenskwaliteit. Binnen dat gouden tijdsegment is er dan plaats voor traagheid. Als je tijdens de covid-periode thuis werkte en twee uur reistijd kon schrappen, dan kon je rustig een uur tijd maken om koffie te drinken met een vriend. We kunnen reistijd ook voor een stuk omzetten in kwaliteit. Als je bij het wachten op de bus even in de zon kunt zitten, een kop koffie of een krant kunt kopen in de winkel aan de halte, dan wordt dat kwaliteit. Een manier om tijd te besparen en de verplaatsing op zich de moeite waard te maken is de fiets, makkelijk en democratisch. In Kopenhagen fietsen mensen niet om milieuredenen of omdat het goedkoper is dan de auto, ze vinden het gewoon de makkelijkste manier van verplaatsen. We hebben ook vastgesteld dat de stap van de auto naar de fiets makkelijker is dan die van de auto naar het openbaar vervoer. Automobilisten en fietsers gedragen zich op gelijkaardige manieren.

 

Heeft de auto een plaats in de zachte stad?
‘We moeten de auto niet bannen, we moeten er anders mee omgaan. Het is een proces van langzame verandering waarin je niet te dogmatisch mag zijn. Ik heb nog nooit een project ontworpen met een volledig autovrije ruimte. De taxi heeft een plaats in de stad, net als de auto om grootmoeder af te halen of om grote spullen voor je deur te kunnen uitladen. Maar de auto moet niet voor de deur blijven staan. Zelfs de handelaars zijn stilaan mee in het verhaal. In Lund, waar ik woon, wilden politici gratis parkeren invoeren in het centrum tijdens covid. De handelaars waren tegen en stelden voor het busverkeer in het weekend gratis te maken. Ze begrijpen dat een stadscentrum gevuld met auto’s geen plezante ruimte is om te verblijven en te winkelen. Covid was een ramp voor de kleine winkels, iedereen kocht online. We vroegen ons af of de klanten nog zouden terugkomen. Wel, ze komen terug, omdat het over beleving gaat. Het gaat niet over met de auto de parkeergarage inrijden, snel spullen kopen en die in de auto gooien.’

 

Leven met het weer is de derde pijler van de zachte stad. Wat bedoel je daarmee?
‘Het microklimaat van een binnenruimte van een huizenblok, het muurtje waarachter je beschut tegen de wind in de zon kan zitten, we kunnen ons eigen weer bouwen. Het gaat ook over de vorm van een raam waardoor je de lucht kunt zien of over een terras dat je tijdens de winter op een makkelijke manier kunt afsluiten om er een winterterras van te maken.’

 

Stadscentra ondergingen de voorbije jaren een grondige vernieuwing, veel kleinere gemeenten volgen. Hoe breng je die vernieuwing ook naar de stadsrand en de wijken iets verder weg van het centrum?
‘Het is logisch dat je begint in het centrum, want daar is de publieke ruimte van en voor iedereen. Covid heeft ons geleerd dat we ook in de stadsrand goede publieke ruimte nodig hebben, een plaats waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Geef de lokale bar plaats om een terras in te richten. Verbreed het trottoir aan de zonnige zijde van de straat. Zorg voor leven en interactie op straat. De zachte stad is ook op zeer kleine schaal mogelijk, in dorpen en gehuchten. De bakker, de slager, het café zijn misschien verdwenen en wellicht is het niet realistisch om die terug te halen. Maar waarom zou je in een dorp geen coworkingplaats kunnen creëren of een plek waar mensen hun online bestelde spullen afhalen? Kleine ingrepen kunnen een excuus zijn om de benen eens te strekken, anderen te ontmoeten en het dorp weer leven in te blazen.’

 

Werkt de zachte stad de gentrificatie niet in de hand? Worden mensen die het niet breed hebben, er niet weggeduwd?
‘In de VS is de toestand veel ernstiger dan in Europa. Daar worden huurders gewoon uit hun huis gezet, in Europa zijn meer drempels ingebouwd. Het neemt niet weg dat de inkomens van veel mensen niet sporen met de prijzen om te huren of te kopen. We hebben meer sociale huisvesting nodig. En we moeten meer kijken naar coöperatieve woonvormen. In Denemarken heb je een systeem waarbij je een woning in een coöperatie moet verkopen aan de prijs waarvoor je ze kocht. Dat is goed voor de kopers, al zijn de verkopers er niet mee opgezet. Zweden heeft een coöperatief systeem, maar aan marktprijzen. Zeer interessant is het model van de Baugemeinschaft in verschillende Duitse steden. De lokale overheid ontwikkelt een masterplan voor een stuk grond, deelt dat op in kavels en die worden perceel per perceel te koop aangeboden aan een vaste marktprijs. Toekomstige eigenaars kunnen zelf optreden als projectontwikkelaar en dat kan de kosten sterk reduceren, wel met veertig procent.’

 

De zachte stad kreeg in een krantenartikel de kritiek een vervelende, boring stad te zijn. Klopt dat?
‘In urbanisme gaat het vaak over architectuur met de grote A, megaprojecten waarvan je mond openvalt. Geweldig… voor vijf minuten. Het leven gaat over de vuilnisbak buitenzetten, de straat oversteken en je kinderen naar school brengen, een goede nachtrust. Dat zijn misschien banale, vervelende dingen, maar die bepalen wel de levenskwaliteit. Je kunt grote projecten ontwikkelen, afbreken en van een wit blad beginnen. Maar je kunt ook kleine stapjes zetten, zonder een nieuwe mega-ontwikkeling maar met een vervallen huis naast een volledig opgeknapte woning. Dat is moeilijker om grote veranderingen teweeg te brengen, maar als je de mensen kunt meenemen en versterken, kan het resultaat veel sterker zijn dan bij grote veranderingen.’ —

 

Bart Van Moerkerke is redacteur Lokaal
Voor Lokaal 06 | 2022