DiederikCraps-Hal5 kennisnetwerk.jpg.png
Provider image

Lokale burgerinitiatieven vinden in het lokale bestuur niet altijd de grootste supporter of de juiste partner en het lokale bestuur is niet altijd goed toegerust om een gezonde voedingsbodem voor burgerinitiatieven te creëren. Reden genoeg om na te denken over wat een lokaal bestuur kan doen om burgerinitiatieven te laten bloeien. Dat is ook wat Socius, het steunpunt sociaal-cultureel werk, samen met een flinke groep ambtenaren en sociaal-culturele professionals deed op 22 september tijdens het inspiratiemoment ‘Burgerinitiatieven laten bloeien’.

Lokale besturen kunnen dagelijks vaststellen dat burgers in beweging zijn. Ze zijn tot veel bereid en ze doen van alles in de tussenruimte tussen overheid en leefwereld. Er wordt vandaag niet zozeer gedacht vanuit klassieke ideologieën, maar er wordt ‘gehandeld’ om iets aan een probleem of uitdaging te doen. Lokaal hebben er zoekprocessen plaats, waarin burgers het initiatief en het eigenaarschap opnemen. We kunnen dan ook met recht en reden spreken over ‘het nieuwe burgeren’. Burgerschap is niet langer enkel een status, burgeren is een werkwoord, verbonden met actie en eigenaarschap. Burgeren is ‘doen’ voor het goede samenleven.

Veel van wat al die burgers ondernemen, laat zich niet vanzelfsprekend vangen in de klassieke werkpatronen van gemeenten. Toch zijn lokale besturen en hun administraties dikwijls heel welwillend, ze zien deze initiatieven graag komen. Die dragen immers bij tot de kerntaak van een gemeente: zorg dragen voor de kwaliteit van het samenleven en van de gedeelde ruimte. Gemeenten zijn zich bewust van de veranderingen die zich aandienen en ze zijn op zoek naar hoe ze zich kunnen opstellen in dit voor hen nog maar weinig ontgonnen veld.

Vijf kwesties zijn een overweging en een debat waard, wanneer een lokaal bestuur sterker wil inzetten op een tussenruimte waarbinnen burgerinitiatieven kunnen gedijen. Vijf kwesties die kunnen leiden tot meer bewuste keuzes en een meer gerichte manier van werken. Kwesties waarvoor je pragmatische oplossingen en praktische tools moet weten te vinden.

Kwestie 1: zorgvuldig verbinding maken

Als een lokaal bestuur wil bijdragen aan de bloei van burgerinitiatieven in die tussenruimte, moet het zorgvuldig verbinding maken met een heel diverse en losse verzameling lokale spelers. In de toekomst zullen er zich nieuwe relatievormen moeten ontwikkelen, gericht op samenwerking en het wederzijds respect voor elkaars rol en initiatief. Dit veronderstelt dat de een niet de uitvoerder is van het beleid of de ambitie van de ander, maar dat er vertrokken wordt van een wit blad of van gedeelde ambitie. Waar burgers het initiatief nemen en het eigenaarschap kunnen behouden in relatie tot de overheid, kunnen er zich sterke burgerschapspraktijken ontwikkelen. Dat alles vergt van een gemeentebestuur – politici én ambtenaren – een grondhouding van vertrouwen, erkenning en aanmoediging.

Een speciale plek in de relatie tussen bestuur en tussenruimte kan worden gereserveerd voor de ‘pivoterende ambtenaar’. We kennen het beeld van de pivoterende basketbalspeler die om een voetfout te vermijden met de bal in de hand één voet zoveel mag verplaatsen als hij wil, zolang hij de andere maar laat staan. Zo kan hij de bal in alle richtingen doorspelen en een blik houden op de volle breedte van het speelveld. Dat is exact wat gemeentebesturen zouden kunnen doen: één of enkele ambtenaren laten ‘pivoteren’. Eén voet binnen de administratie, dicht bij de bestuurders, en de andere voet vrij bewegend naarmate de relaties en initiatieven zich ontwikkelen in de tussenruimte. Een pivoterende ambtenaar kan vanuit zijn vele contacten in de tussenruimte in dialoog gaan met de interne diensten van de gemeente om te onderhandelen, te bemiddelen, dingen gedaan te krijgen in functie van wat burgers nodig hebben. Hij kan de brug slaan naar de bestuurders die beleidsbeslissingen moeten nemen: verduidelijken, achtergrond en perspectieven geven. Zo mobiliseert hij het sociaal kapitaal dat in een gemeenschap aanwezig is.

 

Kwestie 2: de dynamiek van ‘doen’ versterken

Typisch voor de nieuwste generatie burgerinitiatieven is dat ze vaak letterlijk iets ‘doen’: concreet en tastbaar. Mensen wachten niet tot de overheid het kader schept: ze ondernemen, ze steken de handen uit de mouwen om te realiseren wat ze belangrijk vinden. En zo komt snel aan het licht wat er werkt en wat niet. Zo wordt snel geleerd hoe dingen kunnen verbeteren en groeien. Het komt er dus op aan om die dynamiek van ‘doen’ te ondersteunen en te versterken. Om condities te scheppen die zo weinig mogelijk belemmeringen opwerpen tussen bedenken en doen. Om experiment en initiatief zoveel en zo open mogelijk te faciliteren. Snel en goed.

 

Kwestie 3: samen de tussenruimte beheren

De eerste vraag die hier opkomt: welke initiatieven of behoeften kunnen opgenomen worden onder verantwoordelijkheid van burgers in de tussenruimte en welke moeten onder de verantwoordelijkheid van de overheid vallen? Voor welke kwesties willen en kunnen lokale besturen zelf de regie opnemen en op welke gebieden willen ze een ondersteunende rol spelen ten aanzien van initiatieven van burgers? De dialoog daarover voeren binnen het beleid maar ook met burgers kan duidelijkheid scheppen.

Ten tweede is er de vaststelling dat veel burgerinitiatieven niet passen binnen de bestaande participatiearrangementen in de tussenruimte. Niet binnen de adviesraden en niet in de bestaande subsidiereglementen. Vandaar dat ze moeten rekenen op eerder informele kanalen: ambtenaren of politici persoonlijk aanspreken, een beroep doen op bestaande verenigingen of organisaties om toegang te krijgen tot het bestuur. Daarom kan dit het moment zijn om het participatielandschap op lokaal niveau grondig te hertekenen.

 

Kwestie 4: regelen en recht doen aan het verschil

Het gelijkheidsbeginsel (‘égalité’) is sinds de Franse Revolutie een van de fundamenten van onze democratie. Elke burger moet vanwege de overheid een gelijke behandeling en toegang tot gelijke rechten in gelijke gevallen krijgen. Op lokaal niveau betekent dat vaak dat relaties met burgers en ondersteuning van initiatieven moeten passen binnen reglementen of welomschreven participatiearrangementen. Voor iedereen gelijk. Maar voor nieuwe burgerinitiatieven kunnen deze regels een hinderpaal zijn die de toegang tot ondersteuning bemoeilijkt. Voor lokale besturen die willen inzetten op lokale burgerdynamiek, kan de bestaande reglementenpolitiek dus flink remmend werken. Elke gemeente kan de bestaande reglementen grondig screenen vanuit de vraag of ze voldoende toegerust zijn om nieuwe initiatieven met onuitgegeven vormen mogelijk te maken. Door ze aan te passen kunnen drempels verlagen.

 

Kwestie 5: legitimeren en de toegang verruimen

Het lokale bestuur hoeft als legitieme vertegenwoordiging van alle burgers niet voor alle particuliere initiatieven faciliterend op te treden: het kan zijn ondersteuning ook verbinden aan voorwaarden die ondernemende burgers in de richting van het algemeen belang sturen. Een voorwaarde voor ondersteuning kan zijn of er werkelijk maatschappelijke meerwaarde voor een voldoende brede groep van burgers wordt gecreëerd – voldoende om ook publieke ondersteuning te kunnen verantwoorden. Minstens twee criteria kunnen daarbij als maatstaf functioneren.

Een bestuur kan oog hebben voor de representativiteit van zich ontwikkelende burgerinitiatieven: weerspiegelen de initiatiefnemers in voldoende mate de gemeenschap waarvoor ze het burgerinitiatief opzetten?

Het tweede criterium is misschien van nog groter belang. Is de toegang voldoende ruim en open zodat eenieder die een belang zou kunnen hebben bij het initiatief, er ook bij betrokken kan geraken? Anders gezegd: zijn er geen onredelijke uitsluitingsmechanismen, waardoor bijvoorbeeld burgers van diverse origine of uit diverse kansengroepen geen toegang krijgen?

Het boeiende aan de lokale democratie is dat ze voortdurend in beweging en ontwikkeling is. Dat ze altijd voor nieuwe uitdagingen staat en nooit ‘af’ is. In bovenstaande leidraad voor reflectie schuilt voor alle duidelijkheid geen definitief antwoord. Geen ideaalbeeld. Het is niet meer dan een kader voor overweging en gesprek om als bestuur telkens opnieuw een antwoord te bieden op de uitdagingen die lokaal opduiken. En we weten nu al dat met elk antwoord dat een lokaal bestuur biedt, er nieuwe uitdagingen tevoorschijn zullen komen. Mooi toch?

 

Er wordt vandaag niet zozeer gedacht vanuit klassieke ideologieën, maar er wordt ‘gehandeld’ om iets aan een probleem of uitdaging te doen. Lokaal hebben er zoekprocessen plaats, waarin burgers het initiatief en het eigenaarschap opnemen.

Gie Van den Eeckhaut is coördinator van Socius
Voor Lokaal 10 | 2020

 

Het volledige artikel ‘Take five: hoe kunnen gemeenten lokale burgerinitiatieven laten bloeien?’ staat op socius.be, net als het verslag van het inspiratiemoment van 22 september 2020.