lokaal_20230201_58_incontact.png
Provider image

Als regisseur buitenschoolse kinderopvang en activiteiten in de stad Mechelen onderzoekt Sarah Coorevits hoe de kinderen hun vrije tijd voor en na schooltijd en tijdens de vakanties beleven en hoe het nieuwe decreet Buitenschoolse Opvang en Activiteiten in de toekomst vorm zal kunnen krijgen.

Sarah Coorevits

  • Sarah Coorevits woont en werkt in Mechelen.
  • Ze studeerde voor leerkracht kleuteronderwijs.
  • Ze werkte veertien jaar in een kleuterschool en werd dan projectmedewerker bij het Pluralistisch Jeugdwerk en het ministerie van Onderwijs.
  • De voorbije veertien jaar doceerde ze wereldoriëntatie in de lerarenopleiding kleuteronderwijs aan Thomas More.
  • In 2022 werd ze aangesteld als regisseur buitenschoolse opvang en activiteiten door de stad Mechelen.

In tegenstelling tot sommige andere steden telt Mechelen al meer dan twintig jaar geen stadsscholen, de stad organiseert zelf ook geen initiatief buitenschoolse opvang. Door het nieuwe decreet zal Mechelen vanaf 2026 wel alle buitenschoolse opvang voor de Mechelse kinderen moeten regisseren. In deze tussenperiode verkent Sarah Coorevits als neutrale onderzoeker het landschap buitenschoolse kinderopvang en de andere activiteiten die gericht zijn op schoolkinderen.

Mechelen telt 10.642 kinderen tussen twee en twaalf jaar, verdeeld over 38 scholen van het vrij onderwijs en het gemeenschapsonderwijs. Een kleine helft blijft voor en/of na schooltijd in de opvang op school. Door de beperkte middelen vinden de directies moeilijk begeleiders. ‘Maar de directies gaan heel creatief om met de tekorten en problemen. Dat mooie verhaal wil ik graag onder de aandacht brengen,’ zegt Sarah Coorevits. ‘Bovendien wordt de voor- en naschoolse opvang in de scholen ongelooflijk gewaardeerd, vooral vanwege de herkenbare omgeving en de vriendjes.’

Ze ziet de schooldirecties roeien met de riemen die ze hebben. ‘Na school houden de leerkrachten zelf toezicht tot ze afgelost worden door de begeleiders. Volgens de directies is het takenpakket van de begeleiders te groot, maar toch merken zij op hoe bezorgd de begeleiders zijn over de ruimte waar kinderen terecht kunnen. Om vier uur zijn de jongste kleuters heel moe, ze hebben een rustige omgeving nodig, terwijl de andere kinderen moeten kunnen spelen. Ze hebben ook heel andere behoeften. Toch spelen de oudste kinderen met de jongste samen. Als je de leeftijden uit elkaar trekt, gaat dit verloren.’

Sarah Coorevits hoorde tijdens haar bezoeken veel bezorgdheden: ‘De begeleiders hebben geen tijd voor interactie met de kinderen, laat staan dat ze hen extra ontwikkelingskansen zouden kunnen bieden. Dikwijls vallen ze terug op gekende activiteiten zoals kleurplaten, puzzelen of een boek. Ondertussen praten ze met de ouders en geven ze de boodschappen van de leerkrachten door. Als een van de weinige begeleiders ziek wordt, moet de directie inspringen, terwijl ze ook moet coachen bij conflicten.’

Een pluspunt van de opvang op school is dat de directies de gezinnen goed kennen. ‘Ze spreken de ouders van de kwetsbaarste kinderen aan om gratis gebruik te maken van de opvang, zo krijgen die kinderen de nodige rust en ontwikkelingskansen. Dit is belangrijk voor de analyse van de opvang in deze centrumstad met veel kwetsbare gezinnen en met kinder armoede als prioritair beleidsthema.’

‘Met het nieuwe decreet zal vijftig procent van de middelen bij voorkeur gaan naar organisaties van kleuteropvang met kwaliteitslabel. De norm van achttien kleuters per begeleider is voor scholen niet haalbaar, waardoor de kwaliteit niet op alle plaatsen dezelfde invulling zal hebben. Toch gunnen wij dit elk kind. Het decreet streeft een droom na, maar is die realistisch?’

Om de kwaliteit te verbeteren is Sarah Coorevits alvast met twee pilots gestart. Enerzijds hoopt ze hiermee de knelpunten nog duidelijker te maken en anderzijds zoekt ze aanbevelingen. ‘Veel begeleiders in de opvang op scholen zijn vrijwilligers of wijkwerkers. De eerste pilot onderzoekt of de pedagogisch-didactische competenties van de begeleiders kunnen verbeteren door coaching en intervisie. Samen met de Karel de Grote Hogeschool startten we het project Krachtig Samen waarin we de begeleiders laagdrempelig inspireren en een klankbord bieden, zodat ze groeien in hun competenties en omgang met kinderen.’

Een andere pilot is het onderzoek naar de speelomgeving volgens de wensen en behoeften van de kinderen tijdens de opvang. ‘Alle directies zeggen dat de kinderen graag buiten spelen, met de andere kinderen, terwijl de ouders vooral activiteiten willen. Kind en Samenleving zal de situatie in drie scholen in kaart brengen en bekijken hoe de kinderen spelen. Deze beleving kunnen we gebruiken bij het maken van de beleidskeuzes.’

Naast de scholen zijn andere stadsdiensten, vrijetijdspartners en oudervertegenwoordigers enthousiast over het nieuwe verhaal dat Mechelen aan het schrijven is. Zij vertegenwoordigen het lokale samenwerkingsverband. ‘Maar het besef is er nog niet dat we dit nieuwe decreet stadsbreed moeten uitrollen. Al zie ik toch een actieve en participatieve beweging van onderuit. Bovendien ondersteunt het Huis van het Kind met het kansentarief ook de opvang en het uitgebreide aanbod van activiteiten van de stad en andere organisaties. Maar er zijn te weinig monitoren voor woensdagmiddag of tussen vier en zes uur. Jongeren volgen dan hun eigen opleiding of ze werken om hun studies te betalen. Dus ook hier streeft het decreet naar mooie samenwerkingsprojecten, maar zonder rekening te houden met de andere sectoren. Als lokaal bestuur sta je dan met je rug tegen de muur.’

Toch is Sarah Coorevits positief: ‘Naast het onderzoek en de pilots werken we actief aan de zichtbaarheid en toegankelijkheid van het aanbod dat er al is. We willen geen enkele kans verloren laten gaan en streven ernaar dat elk kind, elk gezin de weg vindt naar de opvang en activiteit die het best bij hem past.’ —

 

Marlies van Bouwel is redacteur Lokaal | Beeld Stefan Dewickere
Voor Lokaal 02 | 2023