lokaal_20221201_42_kindvriendelijkheid.png
Provider image

Op 14 november werden de nieuwe labels kindvriendelijke stad/gemeente toegekend. In Vlaanderen dragen nu 34 steden en gemeenten het label met trots. Wat leren we uit de trajecten waarin de staat van het beleid voor kinderen en jongeren werd opgemaakt? Wat leeft er in de intervisiegroepen van de laureaten van de voorbije jaren? Imke Pichal en Leen Bartholomeus van Bataljong schetsen de voornaamste tendensen.

Een eerste opvallende tendens is de groeiende creativiteit in gehanteerde participatiemethodieken. Corona vormde ook voor het traject naar het label een uitdaging. Veel steden en gemeenten stonden aan het begin van hun belevingsonderzoek, toen het land in lockdown ging. Opeens zat er niets anders op dan in de openbare ruimte outreachend met kinderen en jongeren in gesprek te gaan, want naar de sportclub of school kon je niet. Het vereiste creativiteit en flexibiliteit: waar, wanneer en hoe kunnen we toch nog praten met kinderen en jongeren? Besturen durfden hun manier van werken hertekenen, en met resultaat.

Verder nemen steden en gemeenten succesvolle methodieken van andere steden en gemeenten over, waar ze dan hun eigen lokale draai aan geven. En er zit niet alleen meer variatie in de methodieken, ze zetten participatie bewuster in, met aandacht voor bijvoorbeeld de geografische spreiding – zijn alle deelgemeenten gecoverd? – en spreiding in de betrokken leeftijdsgroepen. Gemeenten stemmen methodieken ook af op de context waarin de participatie plaatsvindt: een stelling voorleggen aan een klas vraagt om een andere werkwijze dan als je dat doet aan een groepje peers in hun vrije tijd. Ze denken ook na over hoe de output van de gekozen methodiek kan helpen om de boodschap uit te dragen. Bijvoorbeeld een camera op de helm van een kind dat naar school fietst, kan beelden opleveren die als eyeopener kunnen dienen.

Daarnaast merken we dat er bewuster nagedacht wordt over communicatie. De communicatiedienst is vaker, meer en sneller bij het beleid voor kindvriendelijkheid betrokken. Een goede zaak! De gemeente staat stil bij: wat zeggen we wanneer tegen wie en op welke manier? Tijdens het traject maar ook erna. Goedgekozen doelgroepgerichte communicatie draagt bij aan de groei van je draagvlak. Uiteraard moet je wel oppassen dat je niet in de val trapt er citymarketing van te maken.

 

Kompas in het denken

De aandacht en gevoeligheid voor de rechtenbenadering van kinderen en jongeren leeft, en ook ambtenaren van andere diensten maken die klik. Kinderen en jongeren zien als volwaardige burgers is een ingeburgerd idee, het staat nog amper ter discussie. Wel worden kinderen en jongeren nog vaak onbewust over het hoofd gezien, maar als je erop wijst, groeit het besef, mensen staan er wel voor open. Zo vertelde een schepen eens: ‘We zetten sterk in op wijkgesprekken, maar ik kom er nu achter dat wij daar nog nooit kinderen of jongeren bij betrokken hebben.’

De expertise van de jeugdambtenaar wordt benut en gezien. Een van de sterktes van het traject is dat je het ziet groeien, dat je als jeugdambtenaar een plek en meer legitimiteit verwerft: mensen nemen je au sérieux omdat je weet wat er leeft bij kinderen en jongeren, je het brede traject coördineert en een breed netwerk hebt opgebouwd.

Hier en daar zien we ook dat er voor de trekkersrol met tandems gewerkt wordt: Wuustwezel koos bijvoorbeeld voor de combi met communicatieambtenaar, dat biedt kansen omdat die zwaar kan doorwegen op intern draagvlak en transversaal doorzicht heeft, niet gekoppeld aan een beleidsdomein. Geraardsbergen is zelfs van een tandem op een driewieler overgestapt: Huis van het Kind, Jeugddienst en dienst Samenleven trekken er samen. Het wordt een gedeelde verantwoordelijkheid van verschillende diensten of van een kerngroep van ambtenaren die zich nauw bij de rechten van kinderen en jongeren betrokken voelen. Meer en meer diensten zien kindvriendelijkheid als hun taak.

 

Mentaal welbevinden topprioriteit

‘Als ik naar mezelf of naar mijn vrienden kijk, dat kan soms echt extreem gaan. Dat kan gaan naar zelfverwonding. Dat is meer en meer normaal geworden. Heel veel mensen van onze leeftijd hebben dat minstens één keer gedaan. Kinderen die het op school ineens heel moeilijk krijgen en in elkaar storten, heel kwaad worden of opeens uit de klas moeten gaan. Ik denk dat mensen zelfverwonding doen als ze geen andere oplossing zien. Als je in een cirkel van problemen zit en je niet weet wat je moet doen om hieruit te geraken.’ (V, 17 jaar) ‘Ik heb een vrij zwaar jaar achter de rug. Ik had er wekelijks wel last van. Ik heb geleerd om mezelf wijs te maken dat ik gelukkig ben. Ik ben nooit echt heel verdrietig. Als ik mij dat wijsmaak en dat gevoel erin pers, dan ben ik wel effectief gelukkig. Als ge echt verdrietig zijt moet ge dat er ook uitlaten.’ (V, 14 jaar)

Het zijn beklijvende uitspraken van jongeren uit belevingsonderzoeken. Mentaal welbevinden is een paraplubegrip: het varieert van je eens slecht in je vel voelen tot professionele hulpverlening nodig hebben. In het boek Dwalen met een doel over hoe je lokaal voor kindvriendelijkheid kiest, onderscheiden Bruno Vanobbergen en Eveline Meylemans drie samenhangende niveaus waarop lokale besturen aan het welbevinden van kinderen en jongeren kunnen werken: een sterke basis, goede preventie en een sterke eerste lijn.

Want de realiteit is dat de kinderen en jongeren die die problematieken ervaren, hun leven leiden in jouw gemeente. Ze gaan er naar school, zijn bij de sportclub, verplaatsen zich... En als je het zo bekijkt, is er heel wat dat je als lokaal bestuur kunt doen.

Wie zijn de steunfiguren voor kinderen en jongeren? De trainer, de leerkracht… Je mag van hen niet verwachten dat ze (semi)hulpverlener worden. Dat gewicht mag niet op hun schouders liggen. Maak info over thema’s en aanbod over mentaal welbevinden zo toegankelijk dat ook deze steunfiguren daar vlot toegang toe vinden. Zo weten ze zich ondersteund en erkend in het feit dat ze vertrouwenspersoon zijn voor veel kinderen en jongeren, en dus meer dan ‘zomaar’ de juf, de trainer...

Met je beleid voor vrije tijd, publieke ruimte, mobiliteit… heb je grote invloed op het welzijn van kinderen en jongeren. Zo bepaalt de wijze waarop je mobiliteit vorm geeft, of kinderen zich al op jonge leeftijd zelfstandig kunnen verplaatsen naar plekken waar ze graag komen. Je beleid creëert publieke ruimte waar ze kunnen en mogen zijn.

 

Een nieuwe golf kinderarmoede

Een crisis waarmee de huidige lichting kindvriendelijke steden en gemeenten rekening zal moeten houden en die nog niet in hun strategie kindvriendelijkheid is opgenomen, is de groeiende groep kinderen en jongeren in armoede. Nog veel meer gezinnen zullen compromissen moeten sluiten die effect hebben op onderwijs, vrije tijd, gezondheid van kinderen. Ook rijkere gemeenten bereiden zich maar beter voor op stijgende kansarmoedecijfers en op hoe dat kinderrechten op de helling zet.

Onderzoekers benadrukken vaak en terecht dat kinderarmoede als zodanig niet bestaat: een kind is niet arm, een kind groeit op in een gezin met inkomensarmoede. Maar vanuit de kinderrechten is het toch belangrijk om het perspectief van een kind binnen een gezin in armoede te benadrukken. De rechten van een kind dat opgroeit in armoede, staan immers op veel vlakken onder druk. In die zin zou armoede bestrijden in elke stad of gemeente, of de cijfers nu hoog of laag liggen, prioritair moeten zijn.

De grootste impact komt misschien van andere beleidsniveaus, maar onderschat de troeven niet die je als lokaal bestuur in handen hebt. Je zit op de eerste rij, je hebt vaak een goed beeld van de gezinnen die het moeilijk hebben. Monitor dat; hoe evolueert het? Waar zitten de grootste kwetsbaarheden? Vaak zijn er sterke verschillen tussen wijken of deelgemeenten wat betreft armoede. Werk samen met sociale dienst, OCMW, middenveld, partners om de krachten te bundelen en gericht in te zetten.

 

Blijven pionieren

De analyses die in een traject kindvriendelijkheid samen met ambtenaren, kinderen en jongeren, middenveld en politiek gemaakt worden, zijn vaak heel rijk. De tering naar de nering zetten en dit vertalen in concreet beleid is niet gemakkelijk. Kindvriendelijk beleid maken, transversaal werken met kinderrechten als basis is dat al helemaal niet. Om te beginnen moet je politiek, ambtenarij en inwoners overtuigd krijgen dat dit het te volgen pad is. Je moet het beleid ook uitwerken in contact met kinderen en jongeren zelf, en deze mooie principes omzetten in goed beleid is verdorie niet simpel. Midden in de legislatuur is er vaak politiek al een en ander aan het bewegen, maar tegelijkertijd is er nog maar weinig ruimte voor nieuw beleid door lopende meerjarenplannen. Daarnaast zijn er veel beleidsaanbevelingen die om structurele veranderingen vragen op Vlaams of federaal niveau.

Maar dat neemt niet weg dat je hefbomen in handen hebt als lokaal bestuur. Lokale besturen zijn vaak de pioniers in vernieuwend beleid, dat niet zelden opgepikt en geëxtrapoleerd wordt naar andere plekken. Kijk maar naar de groeiende groep kindvriendelijke steden en gemeenten en het breder draagvlak ervoor. Werken aan kindvriendelijk beleid werkt aanstekelijk, jaag dus je ambitie na en het zal ook vonken en impulsen geven aan hoe het Vlaamse en federale beleid vorm krijgt. —

 

Imke Pichal is coördinator Kindvriendelijke Steden en Gemeenten, Bataljong vzw en Leen Bartholomeus is verantwoordelijke Kwaliteitsbeleid, Bataljong vzw
Voor Lokaal 12 | 2022

Kindvriendelijke steden en gemeenten

Meer weten? Contacteer Imke Pichal van Bataljong via imke.pichal@bataljong.be met je vraag of voor een gratis vrijblijvend intakegesprek. https://bataljong.be/boost-je-kennis/kindvriendelijke-steden-en-gemeenten

Dwalen met een doel Wie zoekt, die vindt. Duik mee in meer dan 250 bladzijden inspiratie, praktijkvoorbeelden en inzichten en ga aan de slag om het pad te effenen voor de jonge inwoners in de stad of gemeente.

Inspiratiekader voor een kindvriendelijke stad of gemeente