filip de rynck.png
Provider image

Ik kon de voorbije jaren elke maand Lokaal voorproeven. Tegen de deadline aan kreeg ik de drukproef en dat inspireerde mij tot kritische reflectie waarbij ik een lokale praktijk fileerde.

Op p 8 lezen we over (adem even diep) een ‘conceptnota over nieuwe regelgeving voor de oprichting van een gegevensdatabank met de bijtincidenten met honden’. Daar had ik me kunnen in vastbijten: over de absurde neiging tot regelgeving over ongeveer alles in onze doorgeschoten neurotische controledwang en over de vraag wat er binnen een paar jaar van die databank zal overblijven. Of verbaas u met mij over de laconieke melding op p 19 dat we niet eens de actuele financiële situatie van Politiezones en Hulpverleningszones kennen. Herleest u dit traag: we kennen de financiële situatie van al onze veiligheidszones niet, maar wel hoeveel bijtende honden er (zullen) zijn.

Huiver met me mee op p 24 over de explosie van de lokale pensioenuitgaven. Het financieringsmodel van onze lokale besturen kraakt en we zullen het niet redden met alleen een hervorming van het Gemeentefonds. Ook geërgerd gezucht kan tot een column leiden: als ik op p 28 lees hoe een jonge Nederlandse zorgdeskundige ontdekt dat zorg steeds meer efficiënt moet zijn. In 1979 schreef Hans Achterhuis over ‘de markt van welzijn en geluk’. Jonge mensen lezen geen boeken meer, cismeneer. Zelfs het gevoel van lusteloosheid kan tot een column leiden: ik beaam enigszins lethargisch het zoveelste pleidooi op p 41 om het aansnijden van woonuitbreidingsgebieden op regionaal niveau te bekijken. Ik had wel elke maand over ruimtelijke wanorde kunnen schrijven. Daarmee zouden we al aan vijf columns zitten en ik moet mij inhouden of ik schreef over die 19 miljoen euro die weeral naar projecten van e-inclusie gaat (zie p 9). Tot hoeveel inclusie hebben al die vorige miljoenen ondertussen geleid?

Elke maand moest ik de neiging onderdrukken om lokale zaken te fileren die niet in Lokaal staan. Dit onvolprezen tijdschrift heeft een bij uitstek positieve ondertoon. De realiteit op het lokale werkveld is vaak minder prozaïsch. De interne keuken in lokale besturen ligt er vaak minder glanzend bij. Zo zou ik in dit nummer kunnen schrijven over de ‘schandalitis’ in lokale besturen: onder andere in Moorslede, in Staden en in Sint-Truiden, de Vlaamse hoofdstad van de schandalen. Is dat toeval? Heeft het te maken met een gebrek aan sterk ambtelijk weerwerk?

Toont het hoe het platte primaat van de politiek de overhand neemt? Ik had kunnen schrijven over de rondzendbrief van Minister Somers die op 10 november aan de lokale besturen zijn bezorgdheid uit over het toenemende milieu-radicalisme en op 11 november aan de lokale besturen schrijft dat hij het niet zo had bedoeld zoals hij het had bedoeld en dat democratisch activisme voor het klimaat niet gelijk is aan radicalisme. Ik zou een column kunnen wijden aan recente ervaringen in op deze plaats best niet bij naam te noemen kleinere centrumsteden: hoe gemotiveerde ambtenaren er de brui aan geven en wat voor een chaotische puinhoop sommige lokale besturen zijn. Je gelooft niet wat je allemaal ter plekke hoort.

Maar ik had ook kunnen schrijven over de Gentse gemeenteraad die op verplaatsing in een hogeschool vergaderde, met ongeveer 200 burgers (inclusief raadsleden) over het gevoelige thema van de studentenhuisvesting. Hoe mensen vanuit heel verschillende posities respectvol met elkaar van mening konden verschillen en hoe verfrissend raadsleden deze aanpak vonden. Of hoe, ook in Gent, meer dan 400 burgers zich aanmelden om deel te zijn van gelote panels die over het wijkbudget in 14 wijken mee willen beslissen. Het zijn recente persoonlijke ervaringen in dezelfde stad, maar u leest Gent hier natuurlijk als een pars pro toto voor al die lokale werven over heel Vlaanderen, in grote en in kleine lokale besturen, waar ijverige aannemers timmeren, boren en zagen aan innovatieve lokale projecten en proactief beleid proberen te voeren.

Al die aanleidingen tot columns leidden maandelijks tot lastige zelffilering. Hoe vind ik de juiste toon tussen respect en kritische afstand? Tussen de mooie woorden van Lokaal en de morsige praktijk achter die woorden? Tussen academische twijfels en het lokale enthousiasme? Tussen het belang van inspirerend politiek leiderschap en het gezucht over platte politieke praktijken? Hoe moet ik laveren tussen pessimisme over het groeiend populisme, over het giftige cynisme, over mijn eco-depressie en, altijd en gelukkig, telkens weer de actie en hoop die van lokaal initiatief uitgaat? Gedaan met al mijn weifelend gefileer, althans op deze plaats. Ik wens het u overigens allen toe: actie en hoop. In 2023. En nog meer in 2024… —

 

prof. dr. Filip De Rynck is columnist Lokaal
Voor Lokaal 12 | 2022

Puntig, prikkelend, kritisch: de onnavolgbare eigenen scherpzinnige stijl van Filip fileert hield de lezer én de redactie voor de volledige looptijd van de rubriek bij de les en zorgde voor unieke ‘spice’ in de leeservaring van Lokaal.

We willen Filip De Rynck uitdrukkelijk bedanken voor de meerwaarde die hij daarmee aan ons magazine gaf.