2020Lokaal01 vlaamse begroting kennisnetwerk.png
Provider image

Ook dit jaar dook Lokaal in de Vlaamse begroting, zoals ingediend op 21 oktober, met de vraag: welke middelen gaan er naar de lokale besturen? In de tientallen documenten die de begroting bevat, vonden we onderstaande bedragen terug waarbij we ons concentreerden op Binnenlands bestuur en Financiën en begroting.

Het belangrijkste krediet voor de lokale sector stijgt tot 3,8 miljard euro (+4,12%). Dit krediet behelst de basisfinanciering van de gemeenten en OCMW’s, namelijk het Gemeentefonds en zijn aanvullende dotaties, de regularisatiepremies voor de vroegere contingentgesco’s, de financieringslijn voor open ruimte en de gedeeltelijke overname van de responsabiliseringsbijdrage, maar ook de dotaties voor de provincie Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant. De stijging met 151,2 miljoen euro is grotendeels het gevolg van de stijging van de dotatie aan het Gemeentefonds met 96 miljoen euro (+3,5%).

Ook de aanvullende dotatie voor de centrumsteden bij het Gemeentefonds stijgt met 5,7 miljoen euro (+3,5%), de tussenkomst in de responsabiliseringsbijdragen stijgt met 15,7 miljoen euro tot 147,7 miljoen euro. Sinds 2020 komt Vlaanderen tussen in de helft van de verschuldigde responsabiliseringsbijdragen die onder andere de Vlaamse gemeenten en OCMW’s betalen aan het Gesolidariseerd Pensioenfonds van de provinciale en lokale besturen. De ondersteuning van de gemeentenin functie van de open ruimte, eveneens een nieuwe Vlaamse financieringslijn sinds 2020, verdubbelt tot 63 miljoen euro.

Voorts zien we een stijging van het krediet voor de ondersteuning van inspanningen voor duurzame en creatieve steden met 586.000 euro tot 26,4 miljoen euro (+2,27%). Op dit begrotingsartikel worden de subsidies voor het Kenniscentrum Vlaamse Steden (ingebed in de VVSG) gebudgetteerd, samen met projectsubsidies en de nominatieve subsidies voor Dilbeek, Halle, Vilvoorde, Ninove, Denderleeuw, Zottegem en Geraardsbergen. Daarnaast behoren ook de subsidies aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de werkingskosten van het Vlaams stedenbeleid tot dit begrotingsartikel.

Het krediet voor het investeringsfonds lokale besturen wijzigt niet en blijft op 30,8 miljoen euro. In dit investeringsfonds zitten de vroegere middelen van het federale grotestedenbeleid, de budgetten voor stadsvernieuwing en de middelen voor het plattelandsfonds.

De opcentiemen op de onroerende voorheffing (OOV) zijn voor de meeste gemeenten de belangrijkste fiscale ontvangstenbron. Vlaanderen ziet de ontvangsten uit de basisheffing, waarop de gemeenten opcentiemen heffen, stabiliseren in 2021 (-0,13%). De ramingen houden rekening met de groei van het kadastraal inkomen met 0,4% ten opzichte van vorig jaar. Jaarlijks ontvangen de gemeenten van Vlaanderen een raming van de OOV-ontvangsten voor het volgende aanslagjaar. De geraamde ontvangsten voor aanslagjaar 2021 lagen voor de meeste gemeenten in lijn met die voor aanslagjaar 2020. Gezien de huidige onzekerheid over de impact van de COVID-19-pandemie op de OOV-ontvangsten (en op de aanvullende personenbelasting), lijkt een voorzichtige raming in ieder geval aangewezen.

Onder andere voor energiezuinige woningen kunnen belastingplichtigen een vermindering van de onroerende voorheffing krijgen. Aangezien er ook geen opcentiemen op de verminderde bedragen geheven worden, missen de gemeenten hierdoor inkomsten. Voor de derving van bepaalde inkomsten uit de OOV krijgen gemeenten een compensatie. Het krediet daarvoor wordt opgetrokken tot 16,8 miljoen euro (+2,59%).

Gemeenten krijgen één opdeciem op de jaarlijkse verkeersbelasting, jaarlijks goed voor ongeveer 100 miljoen euro. Vlaanderen verwacht dat de ontvangsten uit de verkeersbelasting dit jaar zullen dalen in vergelijking 2020, omdat het wagenpark in tegenstelling tot andere jaren in 2020 en 2021 waarschijnlijk niet zal groeien. De vergroening van het wagenpark heeft een negatief effect (-1,5%) op de ontvangsten, wat niet gecompenseerd wordt door de indexering van de tarieven (+1%). Vlaanderen verwacht een daling van de ontvangsten met 2,15%.

De financiële stromen van de Vlaamse overheid naar de lokale besturen beperken zich natuurlijk niet tot de bovenstaande beleidsdomeinen. Hier volgt een summier overzicht van belangrijke subsidies in de andere beleidsdomeinen. Het krediet voor de subsidiëring van de aanleg van gemeentelijke rioleringen en de bouw van kleinschalige waterzuiveringsinstallaties stijgt tot 126,9 miljoen euro (+3,94%). Vanuit Welzijn en Gezin komen enkele grotere kredieten die gedeeltelijk bestemd zijn voor de lokale besturen: voor thuis- en ouderenzorgbeleid (233 miljoen euro, +6,54%), voor de klassieke en alternatieve financiering vanuit het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (in totaal 820,7 miljoen euro) en voor thuis- en gezinszorg (739,7 miljoen euro, +3,11%). Voor de aanleg van bedrijventerreinen wordt 19 miljoen euro gereserveerd (+17,26%). De subsidies in uitvoering van de Vlaamse intersectorale akkoorden stijgen tot 37,2 miljoen euro (+25,67%). Daarnaast staat Vlaanderen in voor de uitbetaling van de lonen en de werkingsmiddelen van het gemeentelijk onderwijs. Uit de begroting is niet af te leiden hoeveel deze juist bedragen. Hetzelfde geldt voor de subsidies voor schoolinfrastructuur. •

 

Ben Gilot is VVSG-stafmedewerker financiën
Voor Lokaal 01 | 2021