2021Lokaal09 - De toekomst Jasper Van Loy.png
Provider image

‘We zijn allerlei slechte dingen van de stad aan het binnenhalen in het dorp, denk maar aan de uniforme appartementsgebouwen die je overal in kernen ziet verschijnen. En alles wat we tof vinden aan het dorp halen we naar de stad: groen, water, gemeenschapsleven. Vreemd toch.’ Voor Jasper Van Loy, opgegroeid in Oevel en nu inwoner van Mechelen, was die vaststelling het uitgangspunt van zijn pas verschenen boek waarin hij op basis van gesprekken met vele onderzoekers en experts op zoek ging naar de toekomst van het dorp in Vlaanderen.

Jasper Van Loy (27) is master in culturele studies. Hij werkte voor Knack en is sinds anderhalf jaar muziekredacteur bij Studio Brussel. Hij woont in Mechelen, maar het Kempense Oevel, waar hij opgroeide, laat hem niet los. Hij speelt er nog steeds in de fanfare en is er betrokken bij de oud-leiding van de Chiro. Hij schreef het boek Onder de kerktoren. Waarom Vlaamse dorpen een toekomst hebben, Davidsfonds Uitgeverij, 2021.

‘Wat is een dorp? Je kunt het definiëren als een niet-stedelijke woonkern, maar daar schiet je niet veel mee op. De grootte speelt natuurlijk een rol, al is ook dat criterium niet sluitend. Eigenlijk moet een dorp het vooral hebben van zijn interne impuls. Wat gebeurt er in het dorp zelf? Heeft het een hartenklop? Dat kan een buurtwinkel zijn, een school, een wijkcomité, een jaarlijks feest. In tegenstelling tot een stad heeft een dorp een beperkte externe impuls. Het trekt niet veel mensen aan van elders, het is geen grote attractiepool voor werkgelegenheid, shopping, recreatie, toerisme. De meeste dorpen moeten het hebben van de eigen inwoners.’

‘In Vlaanderen is het niet zo moeilijk om in een dorp te wonen. De politiek heeft mensen decennialang naar het platteland geduwd, weg van de stad. Hij heeft zeventig jaar lang de cultuur van gerieflijk leven buiten de stad en van pendelen ondersteund. Dat heeft tot gevolg dat veel dorpen goed verbonden zijn met een stad via een uitgebreid net van wegen, spoorwegen, buslijnen. De afstanden zijn klein. In landen als Frankrijk en Spanje is dat wel anders, daar lopen veel dorpen letterlijk leeg. Bij ons zal het zo’n vaart niet lopen, veel Vlamingen zullen ook de komende decennia in dorpen blijven wonen. Toch mogen we niet blind zijn voor de kwetsbaarheid van het dorp. Als de inwoners de winkel, het café, het dorpsfeest, de school niet meer ondersteunen, kunnen die op korte termijn verdwijnen. En of er dan alternatieven komen, is zeer de vraag. Het dorp in Vlaanderen is dus tegelijkertijd sterk en kwetsbaar.

‘Een grote kwetsbaarheid is de zorg voor de ruimte. Dorpen zijn de afgelopen decennia uitgedijd met de ene verkaveling na de andere, waardoor veel kwaliteiten van rustig leven in het groen verloren zijn gegaan. Stilaan is er een beweging op gang aan het komen naar meer compact wonen. Helaas wordt die in het dorp vaak vertaald in overal dezelfde appartementen, monolieten waarvan enkel de kleur van de bakstenen en de dakpannen verschilt. Veel kleine gemeenten hebben niet de mankracht, de knowhow en het budget om een visie op lange termijn te ontwikkelen, voor de komende dertig, veertig jaar. Er zijn uitzonderingen. Het beeldkwaliteitsplan van Nijvel bijvoorbeeld is een fantastisch werkstuk. Maar elders krijgen projectontwikkelaars nog te vaak vrij spel en dat resulteert nogal eens in standaardblokken. Ik mis creativiteit. Waarom zien we niet meer kleine units of rijtjeshuizen in plaats van grote blokken, met wat groen eromheen, een wandelpad, een fietsweg die de verbinding maakt met een achterliggende wijk?’

‘Vlaanderen besteedt traditioneel veel minder aandacht aan de publieke ruimte dan Nederland. Dat heeft de Nederlandse sociaal geograaf Frans Thissen me mooi uitgelegd. Onze noorderburen hebben veel meer sociale en huurwoningen. Je ziet aan de woning niet zo snel of de inwoners welgesteld zijn of niet. Bij ons kun je dat meteen zien. We wonen doorgaans ook een stuk groter. Daarom is de gemeenschappelijke, publieke ruimte bij ons niet zo belangrijk, alle aandacht gaat naar de eigen woning die door de overheid wordt gepromoot.’

‘In steden is het besef van het belang van de publieke ruimte de laatste jaren op het voorplan getreden. Ze halen alles binnen wat we zo tof vinden aan het dorp: het groen, het water, het sociale leven, de verbondenheid. Maar de ruimtelijke uitdaging in de dorpen is minstens even groot. Ook daar moeten we verdichten, maar op een slimme manier, met aandacht voor de kwaliteiten van een plek. De vorige Vlaams bouwmeester Leo Van Broeck had en heeft overschot van gelijk.’

‘Hoe dan ook zal de manier waarop dorpen er in de toekomst uitzien voor een groot stuk afhangen van de inwoners. Valt de interne impuls stil, dan blijft er een slaapdorp over waarmee niemand zich echt verbonden voelt. Is er een kloppend hart, dan kan het dorp vooruit. Ik ben optimistisch over de samenwerking tussen oude en nieuwe inwoners, ze hebben veel gemeenschappelijk in hun streven om de kwaliteiten van hun woonplek te behouden. Nieuwe, vaak jonge inwoners brengen bovendien een heleboel nuttige kennis en professionele ervaring in. Voor het verenigingsleven zal het erop aankomen aansluiting te vinden bij de inwijkelingen. De klassieke verenigingen hebben in veel dorpen nog een belangrijke rol, maar zien hun ledenbestand verouderen en krijgen het moeilijk. Dat betekent niet dat mensen er niet meer samenkomen. Ik zie in veel dorpen nieuwe tijdelijke comités ontstaan rond een festivalletje, een zomerbar, de Warmste Week. Ook die brengen veel leven in een dorp. Cruciaal zijn de verenigingen die eeuwig jong blijven doordat ze zichzelf automatisch verjongen, de sportclubs en de jeugdbewegingen. Net als de school brengen zij ook de ouders bijeen, waaruit vaak een mooie, geëngageerde mix van “oude” bewoners en inwijkelingen groeit.’

Het dorp van de toekomst heeft bottom-upenthousiasme nodig en top-downstructuren, zoals sociaal werker Kris Verellen uit Bergom het mooi heeft uitgedrukt. Een dorpsraad, een wijkcomité, een lokaal bestuur moet versterken wat er al is, het moet mensen bij elkaar brengen, bruggen slaan, eventueel overbrugging regelen als er een trekker of een vereniging wegvalt. Ik geloof niet in een gemeentebestuur dat koste wat het kost iets wil behouden in een dorp of dat een nieuw initiatief wil inplanten. De vonk moet van de inwoners zelf komen, het lokale bestuur kan voor ondersteuning zorgen om het vuur aan te wakkeren.’

 

Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal
Voor Lokaal 09 | 2021