
Het burgemeestersoverleg tussen traditie en vernieuwing

In bijna elke regio komen burgemeesters regelmatig samen om ervaringen te delen, afspraken te maken en gezamenlijke standpunten in te nemen. Vaak spelen streekintercommunales een grote rol in het ontstaan en de groei van dit regionale overleg. Onder impuls van de regiovorming van de Vlaamse regering evolueren die burgemeestersoverleggen steeds vaker naar strategische fora. In dit artikel staan we stil bij tien vragen die de vernieuwing richting kunnen geven.
Burgemeestersconferentie, mandaatgroep, toekomstforum..., niet alleen de namen verschillen, elk burgemeestersoverleg is ook anders: de werking is vrijwillig, de invulling en intensiteit verschillen sterk. En ook al lijkt het overleg in de ogen van sommigen wel eens zwak, precies omdat het op zich niet verplicht is en de beslissingen niet bindend zijn, toch vinden de meeste burgemeesters het heel waardevol en verdedigen ze het vrijwillige karakter: ‘Laat lokale besturen zelf beslissen of ze een burgemeestersoverleg willen.’ Wat maakt een burgemeestersoverleg dan zo waardevol? En hoe kun je het versterken? Op basis van een onderzoeksrapport van het Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing, een VVSG-bevraging bij burgemeesters en diepte-interviews, overlopen we enkele elementen die je daarbij kunnen helpen: tien vragen om bij stil te staan.
1 Wat zijn onze ambities?
Willen we vooral ervaringen delen? Of willen we evolueren naar een strategisch overleg over thema’s zoals klimaat en vergrijzing? Vaak groeit het overleg vanzelf, maar dat is natuurlijk geen vaste wetmatigheid en geen enkel burgemeestersoverleg is verplicht op een meer actiegerichte werking over te schakelen. Een burgemeester stelt: ‘Ik vind dat ons informeel overleg goed werkt. Is dat nu het model zoals de Vlaamse regering dat voor ogen heeft, een structureel burgemeestersoverleg? Zeker en vast niet. Zo bekeken blijft het bij ons wat flou. Maar je mag dat ook niet onderschatten. We zagen dat heel concreet tijdens de covidcrisis bijvoorbeeld. Toen vonden we elkaar meteen, we kenden elkaar.’ Het is in ieder geval wel goed om expliciet te bespreken wat je wilt bereiken.
2 Wat verwachten we van de ondersteuner?
Ambities formuleren is één zaak, maar om ze te realiseren is er capaciteit nodig die niet zomaar bij de lokale besturen zelf te vinden is. Streekintercommunales ondersteunen het burgemeestersoverleg vaak. Hun takenpakket loopt sterk uiteen: van louter logistieke ondersteuning tot inhoudelijke voorbereiding en opvolging. De meeste burgemeesters uiten spontaan hun tevredenheid over de bestaande ondersteuning. Eventuele spanningen ontstaan vooral als het ambitieniveau verschilt. Terwijl een streekintercommunale vaak van nature gericht is op ‘het regionale’ en een slagkrachtig regionaal overleg genegen is, bekijken de lokale initiatiefnemers dit soms wat argwanend, vrezend voor verlies van lokale autonomie. Het is dan vooral belangrijk om de verwachtingen tegenover de ondersteuner duidelijk te formuleren.
Eventuele spanningen ontstaan vooral als het ambitieniveau verschilt. Terwijl een streekintercommunale vaak van nature gericht is op ‘het regionale’, bekijken de lokale initiatiefnemers dit soms wat argwanend, vrezend voor verlies van lokale autonomie.
3 Wie zit er rond de tafel?
Vaak nemen niet enkel burgemeesters aan het overleg deel. Naast de ondersteuner vinden we soms ook gedeputeerden van de provincie, streekparlementairen, algemeen directeurs of hun vertegenwoordiger, coördinatoren van andere samenwerkingsverbanden in de regio…
Hoe belangrijker het burgemeestersoverleg binnen een regio wordt, hoe relevanter het is om andere betrokkenen binnen het lokale bestuur een stem te geven. Schepenen en de algemeen directeurs komen dan zeker in beeld. In meerdere regio’s is dit structureel opgezet. ‘Rond ons burgemeestersoverleg zit een heuse machinerie: van thematische groepen met ambtenaren, maar ook van schepenen. De algemeen directeurs hebben een apart orgaan en een van hen is ook altijd bij ons overleg aanwezig.’ Toch willen veel burgemeesters ook nog ‘onder elkaar’ blijven vergaderen. Dit komt het broodnodige vertrouwen en de vrije gedachtewisseling ten goede.
Daarnaast zijn er de niet-overheidsspelers: de ‘levende krachten’ binnen de regio (bedrijven, hogescholen, natuurverenigingen, zorginstellingen…). Nu de thematieken die op de tafel van een burgemeestersoverleg belanden almaar breder worden, wordt overleg met deze maatschappelijke spelers ook almaar onmisbaarder. Maar een structurele verankering van deze betrokkenheid zien we tot nog toe zo goed als nergens.
4 Hoe komt de agenda tot stand?
In veel regio’s werken ze met een ‘agendacommissie’ die kan filteren op basis van de rijpheid van een dossier en de politieke gedragenheid. Belangrijk is dat de agendavorming voldoende ‘open’ blijft, zodat onderwerpen die de deelnemende burgemeesters of samenwerkingsverbanden aanbrengen, een plaats vinden in het regionale overleg.
Bij informele burgemeestersfora komt de agenda vaak uitsluitend tot stand via een rondvraag bij de deelnemers. Naarmate een overleg een meer formeel karakter krijgt, is het belangrijk dit oogsten van agendapunten bij elke burgemeester te blijven bewaken. Zo vermijd je dat burgemeesters ‘komen luisteren’ en het gevoel krijgen dat het een ‘ex-cathedragebeuren’ wordt.
5 Welke vorm krijgt het voorzitterschap?
Bij informele burgemeestersfora is er van een echt voorzitterschap meestal geen sprake. Vaak is er een roterend systeem: de burgemeester van de gemeente waar het overleg plaatsheeft, staat bijvoorbeeld in voor de uitnodigingen, agenda en eventueel verslag. In andere regio’s geven ze de voorzittershamer om het jaar door of wordt een burgemeester aangeduid voor de hele bestuursperiode. Naarmate er meer ‘stevige’ dossiers op tafel komen, moet een voorzitter ook kunnen groeien in de functie. Het toenemende belang van het burgemeestersoverleg blijkt uit het feit dat deze functie vaak deel uitmaakt van te verdelen regionale mandaten. Toch hebben de meeste ondervraagde burgemeesters niet het gevoel dat dit engagement ook zou moeten worden vergoed.
In het ene burgemeestersoverleg is het voorzitterschap een veeleer ceremoniële taak, in andere regio’s ziet men ze inhoudelijk en bemiddelend. Het hangt ook vaak af van de persoon zelf. ‘Ik vind dat we naar een actievere rol van de voorzitter mogen gaan. Want nu wordt er te weinig gezegd, nadat alle burgemeesters hun mening hebben gegeven.’ “Wat kunnen we nu besluiten, ik voel een consensus in die of die richting.” Kortom, een beetje sturen.’
6 Hoe gebeurt de terugkoppeling binnen het bestuur?
In sommige gemeenten wordt tijdens het schepencollege vaak teruggegrepen naar wat er op het overleg gezegd is. In andere gebeurt dat niet. Dat varieert, zo merkt een deelnemer aan de enquête op. ‘Ook zelf merk ik dat ik er vaak niet toe kom. Het zou misschien geen slecht idee zijn om de verslagen van het burgemeestersoverleg formeel op het college te agenderen.’ Andere spelers binnen het lokale bestuur (algemeen directeur, schepenen) kijken soms naar het burgemeestersoverleg als naar een ‘black box’, wat misschien nog werd versterkt door de nadruk die de vorige Vlaamse regering legde op de burgemeesters als ‘spil van de regiowerking’.
Terugkoppeling wordt vaak gezien als een zaak van de individuele burgemeester. Er is een zekere schroom om dit binnen de groep van burgemeesters te bespreken. Toch is dit cruciaal, want uiteindelijk is het lokaal dat de beslissingen vallen. Wanneer schepenen daar bijvoorbeeld vooraf onvoldoende bij betrokken worden, kan dit ertoe leiden dat een ‘afgeklopt’ regionaal dossier uiteindelijk toch nog strandt. Burgemeesters zien het belang van een regelmatige terugkoppeling in, maar geven ook toe dat het te vaak bij goede voornemens blijft.
Hoe belangrijker het burgemeestersoverleg binnen een regio wordt, hoe relevanter het is om andere betrokkenen er een stem in te geven. Toch willen veel burgemeesters ook nog ‘onder elkaar’ blijven vergaderen. Dit komt het broodnodige vertrouwen en de vrije gedachtewisseling ten goede.
7 Hoe komen we tot uitvoering?
Wanneer sommige burgemeesters sceptisch staan tegenover het burgemeestersoverleg en andere regionale fora, richt de kritiek zich vaak op het gebrek aan uitvoering of de traagheid waarmee afspraken uitgevoerd worden. Soms klinkt die kritiek wat dubbel: men betreurt een gebrek aan uitvoering, maar is tegelijk beducht voor een te krachtdadig forum, voor een overleg dat te veel in naam van de lokale besturen zou spreken en handelen.
8 Hoe bewaren we de evenwichten?
Verschillende burgemeesters vinden een forum als het burgemeestersoverleg dé plaats en kans om de partijpolitiek te overstijgen. Men trekt aan hetzelfde zeel. Maar er zijn ook tegenstemmen: enkele burgemeesters – eerder terug te vinden binnen grotere referentieregio’s – vinden het netwerk binnen de eigen partij nuttiger en zinvoller dan een ‘gemengd’ burgemeestersoverleg. De lijn met ‘Brussel’ verloopt dan vooral via de partijkanalen.
Naast partijpolitieke evenwichten speelt ook het evenwicht tussen (centrum)steden en kleinere gemeenten mee. Een deelnemer vertelt over eigen positieve ervaringen: ‘De burgemeester van de grootste stad zei meteen: “Inderdaad, wij zijn de grootste. Maar ik heb er geen enkel belang bij om me te gedragen als grote speler tegen de rest.” En hij beschouwde ons altijd nadrukkelijk als gelijke, wat heel sterk en aangenaam is.’ De meeste burgemeesters bevestigen inderdaad dat er evenwaardigheid is rond de tafel, ongeacht de grootte van de gemeente.
9 Hoe leggen we de link met het lokale beleid?
‘Je hebt natuurlijk ook andere gelegenheden zoals het politiecollege of de zoneraad van de hulpverleningszone, maar het burgemeestersoverleg is echt wel een moment waarop je tijd hebt voor een aantal zaken. Ook dossiers die de waan van de dag overstijgen, komen dan aan bod, dus dat is wel echt een voordeel.’ Het langetermijnperspectief wordt vaak aangehaald als een van de sterktes van het burgemeestersoverleg. Toch blijft voor veel burgemeesters de link met de lokale uitdagingen belangrijk, of het nu over bouwshift, mobiliteit of zorg gaat. Want een burgemeester wordt tenslotte daarop aangesproken en afgerekend.
Wanneer de aansluiting tussen lokale omgevingsanalyses, meerjarenplannen en regionale visie verzekerd wordt (zie bijvoorbeeld ‘Alles stroomt’ in Rivierenland, Lokaal 2024_11), helpt dit zeker om die band te verduidelijken.
10 Hoe geven we kleinschalige samenwerking een plaats?
Niet alles moet op het niveau van de regio worden georganiseerd. Soms is kleinschaliger samenwerking meer aangewezen. Sommige regio’s proberen tot afgebakende subregio’s te komen, maar in de meeste referentieregio’s komt kleinschalige samenwerking tussen enkele lokale besturen eerder ad hoc tot stand.
En verder?
Het verhaal van het burgemeestersoverleg stopt niet. Overleg en een gezamenlijke strategie voor belangrijke maatschappelijke uitdagingen worden alleen maar belangrijker. Daarom start de VVSG met een lerend netwerk. Het richt zich tot iedereen binnen lokale besturen en intergemeentelijke verenigingen die het burgemeestersoverleg wil versterken met nieuwe ideeën en goede voorbeelden. —
Interesse om lid te worden van het lerend netwerk of om er meer van te vernemen? Ga naar www.vvsg.be/ burgemeestersoverleg en vul het webformulier in.
Auteurs
-
PETERHAUTEKIETStafmedewerker
-
PietroIacopucciStafmedewerker
Heb je een vraag over de inhoud van dit artikel?
Contacteer onsUp to date blijven?
Blijf op de hoogte van het belangrijkste nieuws voor en door lokale besturen. Schrijf je in voor onze wekelijkse nieuwsbrief.
InschrijvenNieuws
-
Nieuws
Tips voor je belastingaangifte als lokaal mandataris
Bestuur en burger -
Oproep
Toon wat je gemeente doet voor SDG 11 tijdens de Week van de Duurzame Gemeente
Duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG's)SamenwerkingWonenRuimtelijke ordeningMobiliteit -
Oproep