
De financiële situatie van je gemeente gezond beoordelen

Gemeenten en OCMW’s hebben als belangrijkste opdrachten om gepaste dienstverlening te leveren, voor goede infrastructuur te zorgen en mensen een waardig bestaan te garanderen. Uiteraard moeten lokale besturen dit alles doen binnen een financieel evenwichtig kader, zowel op korte als op middellange termijn, maar de financiën zijn geen doel op zich. Gemeenten en OCMW’s streven niet naar financieel maar naar maatschappelijk rendement. Hoe beoordeel je die financiële situatie van een gemeente dan het best?
Gemeenten met zeer lage schulden of zeer hoge overschotten zijn niet noodzakelijk goed bestuurde gemeenten die veel maatschappelijk rendement afleveren. Het kunnen evengoed besturen zijn die geen of nauwelijks initiatieven nemen (bv. door politieke onenigheid), waardoor ze ook weinig uitgeven of investeren, zelfs niet in noodzakelijke of wenselijke initiatieven.
Het kan ook dat deze ‘financieel gezonde’ gemeenten, in verhouding tot hun activiteitenvolume, te veel middelen vragen aan burgers en bedrijven. De beoordeling van het beleid van een lokaal bestuur mag dus zeker niet alleen gebaseerd zijn op de toestand en evolutie van de financiën. Uiteraard zet een slechte financiële situatie een rem op de opdrachten van een bestuur. Gezonde financiën zijn een noodzakelijke voorwaarde om goed te kunnen besturen, maar geen doel op zich.
Dat is anders bij een onderneming. Die werkt (onder andere) met kapitaal dat aandeelhouders ter beschikking hebben gesteld. Die aandeelhouders rekenen op een positief financieel rendement en op een vergoeding voor het ingebrachte kapitaal via dividenden. De criteria die we hanteren om de financiën van een onderneming op het vlak van rentabiliteit, liquiditeit en solvabiliteit te beoordelen, zijn dan ook niet zonder meer toepasbaar op een gemeentebestuur. Een gemeente is immers geen bedrijf.
Opgelegde normen
De Vlaamse overheid heeft voor de gemeenten (inclusief het OCMW dat bij elke gemeente hoort) twee parameters bepaald als indicator van het financiële evenwicht waaraan de meerjarenplannen moeten voldoen: een toestandsevenwicht (jaarlijks een positief beschikbaar budgettair resultaat) en een structureel evenwicht (een positieve autofinancieringsmarge (AFM) op het einde van het meerjarenplan). Het toestandsevenwicht maakt dat een gemeente samen met het OCMW op jaarbasis niet meer uitgeeft dan er binnenkomt, inclusief de beschikbare middelen bij het begin van het jaar.
De AFM zet indirect een rem op de schulden die besturen kunnen aangaan. Een positieve AFM betekent immers dat een bestuur uit het verschil tussen de exploitatie-ontvangsten en -uitgaven (de dagelijkse werking dus) voldoende middelen kan halen om leningen af te lossen. Maar de hoogte van de AFM zegt niets over de mate waarin besturen noodzakelijke investeringen kunnen financieren of over de mate waarin die in het verleden werden gedaan.
Ratio’s en kengetallen
Wie een vollediger beeld van de financiële situatie van een gemeente wil krijgen, moet ook andere dan de opgelegde normen in de analyse opnemen, want het is onmogelijk om de financiële situatie correct aan de hand van één of twee cijfers in te schatten.
Ratio’s kunnen aanvullende informatie leveren. Ze maken het ook mogelijk gemeenten met elkaar te vergelijken en de evolutie in de tijd te bekijken. Dat laatste is nuttiger naarmate de tijdreeksen consistent zijn, wat niet altijd vanzelfsprekend is. (Mogelijk interessante ratio’s en kengetallen, zie kader)
Mogelijk interessante ratio's en kengetallen
- Het exploitatiesaldo t.o.v. de exploitatie-ontvangsten: geeft een idee van de relatieve grootte van het exploitatiesaldo.
- De AFM t.o.v. de exploitatieontvangsten: geeft de relatieve omvang van de AFM weer.
- De belastingontvangsten t.o.v. de exploitatieontvangsten: zegt iets over de mate waarin een bestuur zelf instaat voor eigen ontvangsten
- De tarieven van de belangrijkste belastingen
- De waarde van 1% aanvullende personenbelasting (APB) t.o.v. de exploitatieontvangsten: geeft een idee over het (potentiële) belang van de APB voor de gemeentelijke inkomsten, los van het gehanteerde tarief.
- De waarde van 100 opcentiemen op de onroerende voorheffing (OOV) t.o.v. de exploitatieontvangsten: geeft een idee over het (potentiële) belang van de OOV voor de gemeentelijke inkomsten, los van het gehanteerde tarief.
- De aflossingen en rentelasten t.o.v. het exploitatiesaldo (vermeerderd met de rentelasten): biedt informatie over de mate waarin de aflossing van en intresten op eerder afgesloten leningen budgettaire ruimte innemen.
Verschillende van bovenstaande parameters zijn beschikbaar via de analysetool van het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB).
Belangrijke stromen
Daarnaast kun je ook kijken naar hoe belangrijke ontvangsten en uitgaven (zullen) evolueren en in welke mate die een weerslag hebben op de financiële gezondheid van de gemeenten. Het gaat vooral om stromen die gemeenten niet (meteen) of maar in beperkte mate zelf kunnen sturen. We denken daarbij in de eerste plaats aan de pensioenuitgaven, de dotaties aan de politie- en hulpverleningszone, de ontvangsten uit de APB, de ontvangsten uit de OOV en die uit het Gemeentefonds.
Schulden
Daarnaast rijst altijd weer de vraag of een gemeente (of de groep lokale besturen) niet te veel schulden heeft. Toch zegt de hoogte van de financiële schulden op zich niet zoveel. Dat absolute bedrag geeft immers geen informatie over de looptijd (moeten de schulden snel worden afgelost, of pas op middellange termijn?), de intrestvoet of de mate waarin die financiële schulden op het budget wegen (een bestuur met veel exploitatie-ontvangsten kan zich meer schulden permitteren dan een bestuur waar de exploitatie-ontvangsten lager zijn).
Bovendien zegt het absolute schuldniveau niets over eventuele vorderingen van door de gemeente toegestane leningen (bijvoorbeeld aan een autonoom gemeentebedrijf of de politiezone) die hier tegenover staan.
Dat gemeenten schulden hebben, is volkomen normaal. Op die manier halen ze koopkracht binnen die ze vandaag niet hebben om maatschappelijke behoeften van nu in te vullen, bijvoorbeeld een nieuw zwembad, woonzorgcentrum of heringericht dorpscentrum. De te betalen rente is hiervoor de kostprijs. Als een gemeente al het geld zou moeten sparen alvorens te kunnen investeren, zou ze jarenlang middelen vragen aan belastingbetalers waar geen diensten tegenover staan. Als de gemeente met belastinggeld leningen aflost en intresten betaalt, genieten burgers ook meteen de baten van de investering.
Om de vraag over een aanvaardbare hoogte van de financiële schulden te beantwoorden moeten we kijken naar de capaciteit die er is om de intresten en aflossingen te betalen. De Vlaamse overheid hanteert daarvoor zoals gezegd de AFM.
Voor alle duidelijkheid, een absoluut schuldenplafond (in euro, in euro per inwoner of in verhouding tot bijvoorbeeld de ontvangsten) legt de Vlaamse overheid niet op aan de Vlaamse lokale besturen.
Bij de beoordeling van de uitstaande schulden rijst ook altijd de vraag of een gemeente voldoende investeert. Daarbij spelen niet alleen de noodzakelijke uitbreidingsinvesteringen (in rioleringen, isolatie van de gemeentelijke gebouwen…) mee, maar ook de recurrente vervangings- of onderhoudsinvesteringen. Daarvoor bestaan er geen kant-en-klare indicatoren. Maar een gemeente met heel weinig schulden maar een enorme achterstand op het vlak van noodzakelijke investeringen is er financieel misschien slechter aan toe dan een andere gemeente met een ‘normaler’ schuldniveau.
Cijfers per inwoner als objectieve vergelijkingsbasis?
Iedereen beseft dat gemeenten vergelijken op basis van absolute cijfers geen zin heeft. Daarvoor zijn de verschillen tussen bijvoorbeeld Antwerpen (de grootste, met zowat 560.000 inwoners) en Herstappe (de kleinste, met 76 inwoners) veel te groot. De verleiding is dan groot om bedragen per inwoner wel als een correcte vergelijkingsbasis te zien.
Toch is dat maar gedeeltelijk het geval. Gemeenten verschillen immers niet alleen sterk qua inwonersaantal, maar ook qua morfologie (landelijk, residentieel, industrieel, stedelijk), fiscale draagkracht enzovoort. Vooral de tien kustgemeenten zijn op dat vlak vaak buitenbeentjes. In toeristische periodes verveelvuldigt hun werkelijke inwonertal, terwijl voor vergelijkingen alleen het officiële aantal inwoners meetelt. Door die toeristische functie hebben kustgemeenten vaak een uitrustingsgraad die veel groter is dan bij andere gemeenten met hetzelfde aantal inwoners. Ze kunnen die echter ook financieren, omdat ze bijvoorbeeld extra middelen halen uit belastingen op tweede verblijven.
Vooruitkijken of terugblikken?
Bij een onderzoek van de lokale financiën moet je ook altijd afwegen of je de geplande of verwachte evolutie bekijkt, of liever de cijfers uit het verleden. Beide hebben hun merites, maar je mag ze niet zomaar door elkaar gebruiken.
Enerzijds maken gemeenten in het eerste jaar van de bestuursperiode (2025) een meerjarenplan van zes jaar (2026- 2031). Dat bevat de beleidsdoelstellingen, actieplannen en acties voor de hele periode, en de financiële vertaling ervan. Het meerjarenplan vormt een mix van enerzijds die zaken die het bestuur zelf wil realiseren, en anderzijds de verwachtingen over de evoluties van zaken waarop de gemeente zelf geen of amper vat heeft (inflatie, rentevoeten, fiscale wetgeving van andere overheden, groei Gemeentefonds…).
Elk jaar passen de gemeenten het meerjarenplan aan om de kredieten van het eerstvolgende jaar te bepalen. Meerjarenplannen bieden dus een beeld van de verwachtingen en de plannen voor de korte en middellange termijn. Tegelijkertijd gaat het duidelijk niet over echte realisaties. Een voorbeeld: eind 2019 rondden de Vlaamse gemeenten hun meerjarenplannen 2020- 2025 af. Begin 2020 brak de coronapandemie uit, waardoor de samenleving op slot ging en tal van (gemeentelijke) activiteiten stilvielen. Twee jaar later viel Rusland Oekraïne binnen. Er kwam een vluchtelingenstroom op gang en de energieprijzen gingen door het dak. Geen enkele Vlaamse gemeente had in het meerjarenplan 2020-2025 rekening gehouden met een van deze verstorende elementen.
Anderzijds maken gemeenten jaarlijks tegen eind juni de jaarrekening op van het voorbije jaar. Die jaarrekening be - vat de werkelijke financiële evolutie, de echte cijfers dus. Die zijn uiteraard correcter, maar zijn wel pas maanden na de feiten beschikbaar en op dat mo - ment dus al deels gedateerd.
Vanwege Europese regelgeving moeten de gemeenten ook op kwartaalbasis rapporteren aan de Vlaamse overheid. Dat gebeurt telkens uiterlijk op het einde van de maand die volgt op het afgesloten kwartaal en komt dus snel - ler na de feiten dan de eigenlijke jaarrekening. Deze rapportage gaat echter alleen over de ontvangsten en de uitga - ven, en bevat dus geen gegevens over bijvoorbeeld de uitstaande schulden.
Macro en micro
Bij de analyse van de lokale financiën is een macrobenadering mogelijk, of een microbenadering. De macrobena - dering beschouwt de lokale besturen als groep en bekijkt de impact van be - paalde evoluties (inflatie, intresten, pensioenuitgaven…) op de uitgaven en ontvangsten, de AFM enzovoort. Een dergelijke analyse heeft absoluut een meerwaarde, bijvoorbeeld in relatie tot de budgettaire en schuldevolutie van de andere overheden (federale overheid, gewesten en gemeenschappen) in ons land. Tegelijk heeft ze als nadeel dat ze deels voorbijgaat aan de soms belang - rijke verschillen tussen de 285 Vlaamse gemeenten.
Een microbenadering bekijkt de besturen individueel en is dus fijnma - ziger. Tegelijk heeft ze als gevaar dat besturen tegenover elkaar worden ge - plaatst, worden gecatalogeerd als goed, gemiddeld of slecht. Bovendien kun je uit de cijfers niet (altijd) detecteren wel - ke trends het gevolg zijn van factoren die op alle besturen afkomen, en wat voortvloeit uit eigen beleidskeuzes. Die laatste blijven uiteraard zeer belang - rijk, want gemeenten zijn zelfstandige organisaties met een politiek verkozen bestuur dat autonome beslissingen kan en moet nemen, aangepast aan de ei - gen beleidsinzichten en de plaatselijke behoeften. —
Beschikbare bronnen
- www.vlaanderen.be/lokaal-bestuur/data-en-tools/bbc-analysetool (opent nieuw venster)
- De driemaandelijkse VVSG-analyse van de kwartaalcijfers: vvsg.be/kwartaalblik
- De analyse van de jaarrekeningen 2023 van VVSG: vvsg.be/jaarrekeningen23
- De stijging van de pensioenuitgaven, nieuwsbericht: vvsg.be/pensioenvooruitzichten
- vvsg.be/studie-belfius-24
Auteurs
-
BenGilotStafmedewerker financiën
-
JanLeroySenior expert data en analyse
Fotograaf
- Lokaal bestuur Blankenberge
Heb je een vraag over de inhoud van dit artikel?
Contacteer onsUp to date blijven?
Blijf op de hoogte van het belangrijkste nieuws voor en door lokale besturen. Schrijf je in voor onze wekelijkse nieuwsbrief.
InschrijvenNieuws
-
Magazine Lokaal
Investeren zonder extra schulden
Financiën -
Oproep
-
Nieuws