202178 - Interview Jan Van Zanen_1.png
Provider image

Lokaal ging langs bij Jan van Zanen, voorzitter van onze zustervereniging VNG, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. In juli 2020, in volle coronacrisis, werd hij burgemeester van Den Haag. Eerder was hij dat ook al in Utrecht. Hij was ook ruim vijf jaar partijvoorzitter van de VVD, de liberale partij bij onze noorderburen. We bezochten hem in het stadhuis in Den Haag, beter bekend als ‘het IJspaleis’ vanwege de witte kleur.

CORONA

De coronacrisis heeft de hele wereld, dus ook Nederland, getroffen. Wat is voor u het grootste leerpunt? ‘Bereid je goed voor op gebeurtenissen die je niet verwacht. Ik weet niet zeker of de wereld op een pandemie was voorbereid. Ik kende het begrip wel, maar toch kwam dit plots. Dus bereid je voor, leer hiervan. Je kunt je bijna niet voorstellen hoe ingrijpend deze crisis is geweest voor sommige mensen, leerlingen en studenten die een hele tijd niet op school of de universiteit konden zijn, ouderen, weduwen en andere mensen die alleen zijn en niet naar hun club of vereniging kunnen, of dat je geen afscheid kan nemen van je overleden moeder. Dat persoonlijke leed mag je niet onderschatten.

Omgekeerd brengt zo’n pandemie ook een enorme veerkracht en creativiteit op gang. Mensen gingen gitaar leren, hun huis witten. Een student die niet mobiel is, vertelde me dat zijn 92-jarige buurman voor hem boodschappen doet. Zo krijg je weer heel mooie, nieuwe relaties. Het is niet mijn vondst, maar om het met een beeld te zeggen: de coronacrisis is als een soort contrastvloeistof voor dingen die er al waren.’

 

Hoe hebben de Nederlandse gemeenten de crisis aangepakt? ‘Het was een hele ingewikkelde en moeilijke opgave. De crisis wordt door het Rijk, de landelijke regering, beheerd. Vanaf het begin zijn de gemeenten aan het werk gegaan om de eerste klappen op te vangen. Ze zagen de impact van de crisis direct en hadden een grote rol in het bieden van hulp aan de inwoners en aan de ondernemers. Het heeft veel gevraagd van gemeentelijke organisaties.

In Nederland hebben we 25 regionale samenwerkingsverbanden van gemeenten, de zogenaamde veiligheidsregio’s, die in de acute fase van de crisis het voortouw hebben genomen. Zij hebben de coördinatie op zich genomen voor de inzet van onze gemeentelijke handhavers, voor de uitvoering van de coronamaatregelen, en ze stonden in nauw contact met de nationale overheid. Ik ben trots op alle gemeenten en op hoe ze in gesprek zijn gebleven met de inwoners, ook als maatregelen moeilijk uit te leggen waren en er minder draagvlak voor was.’

‘Gelukkig ontdekte het landelijke kabinet ook snel dat ze niets kunnen zonder de gemeenten. De samenwerking verliep vrij goed. Natuurlijk zijn er in zo’n crisis dingen waarvan je leert en die je dan later anders doet. Een voorbeeld is de communicatie naar gemeenten toe vanuit het Rijk. Als voorzitter van zo’n veiligheidsregio kon ik een inbreng doen, maar te vaak hoorden heel veel burgemeesters de zaken van premier Rutte op de televisie. Dit is in de loop van de tijd beter geworden.’

‘Het heeft ook grote persoonlijke impact. Ik heb rechten gestudeerd en kende de theorie wel, maar ik had nog nooit een noodverordening getekend. Plots moest ik dat zeer vaak doen, wat betekende dat ik ook 24 andere gemeenten dicht zette, of weer opende. Ook dat went, maar je zet wel alles buiten werking en dat is toch helemaal anders dan wat je gewend bent.’

 

Voor u had het nog een extra dimensie, want u ruilde Utrecht in voor Den Haag in volle pandemie. Dat kan niet makkelijk zijn geweest. ‘Die wissel stond natuurlijk los van corona. Ik was 35 jaar actief in Utrecht, sinds 2014 als burgemeester, en toen kwam er een vacature in Den Haag. Ik heb wel geaarzeld, keek op tegen een verhuizing en al dat logistieke gedoe. Maar die kans kwam voorbij. Corona heeft mijn landing in Den Haag wel vertraagd.

Ik moet het hebben van relaties met de mensen, eerder dan van het partijpolitieke, en dat gaat nu natuurlijk veel langzamer, je bent hier nieuw en beperkt in je mogelijkheden. Het vak van burgemeester heb ik na al die jaren wel onder de knie, maar het uitoefenen in Den Haag, een stad met zoveel verschillen en met een grote internationale dimensie, is toch wat anders. Er zijn momenten nodig waarop je aan de mensen kunt laten zien wat je kunt, wie je bent, hoe je klinkt en dat viel nu allemaal weg.’

 

Kunnen we langzaam beginnen te denken aan herstel? ‘Building Back Better betekent dat ik hoop dat we van deze crisis ook een kans maken, dat het herstel groen en duurzaam zal zijn en dat we niet in alles terugschieten naar wat we als normaal bestempelden vóór 15 maart 2020. Mobiliteit, onze manier van werken, onze manier van met elkaar omgaan.

 

SDG / INTERNATIONAAL

Kunnen de SDG’s hierbij helpen? ‘Het internationale herstel na de crisis is gebaat bij een inspirerende agenda die betekenisvol is voor zowel de publieke als de semipublieke en de private sector. Of je nu uit Afrika of China of Nederland komt, iedereen kan er iets mee, we praten over hetzelfde. Waarom zouden we daar als gemeente niet mee doorgaan, soms duurt het bij de rijksoverheid allemaal veel langer! Ik was meerdere keren bij de Verenigde Naties en bepleit er steeds: laat de gemeenten meespreken over de SDG’s, want wij moeten het doen, niet enkel de gemeenten, ook de gemeenschappen, die vrouwen in Afrika, die mannen in China, die kinderen in New York.’

 

Het helpt wellicht dat u ook internationaal actief bent, als copresident van de UCLG en executive president van CEMR? ‘Den Haag telt ruim 200 internationale organisaties. Door zelf internationaal actief te zijn kan ik me beter inleven in het leven van de medewerkers en de belangen van die organisaties. Het draagt er ook toe bij dat Den Haag op internationale fora aanwezig is.’

‘Voor de VNG is internationale en Europese samenwerking ook van groot belang. Nederland is een klein land met grote internationale belangen. En je kunt wel proberen om iedere keer het wiel uit te vinden, maar soms is de oplossing in een ander land al voorhanden. Of kunnen wij gemeenten in andere landen helpen. Zeker als het gaat om het belang van lokale democratie is het belangrijk om als vereniging internationaal actief te zijn. Lokale autonomie is een groot goed. Dat principe moeten we met onze zusters en broeders in de hele wereld verdedigen en versterken. Te beginnen in onze eigen hoofdsteden, maar ook over onze landsgrenzen heen.

Ook met België trouwens, we zijn in beide landen met dezelfde zaken bezig: verduurzaming, digitalisering, sociale inclusie... Ook een fenomeen als de regiovorming grijpt in Nederland om zich heen, we hebben veiligheidsregio’s, arbeidsmarktregio’s, economische regio’s; ieder ministerie verzint als het ware wel een beleidsthema waarvoor een regio in het leven kan worden geroepen. Maar hoe staat het met de democratische controle van deze regio’s? Ik begrijp dat de VVSG in de gedachteoefening over regiovorming al wat verder staat dan de VNG. Een mooi thema om bij onze zuiderburen de kennis op te halen.

 

LOKALE DEMOCRATIE

U haalde het net aan: de lokale democratie. Hoe is het daarmee gesteld in Nederland? ‘De lokale democratie is vitaal, maar heeft permanent onderhoud nodig. Er is veel te zeggen over de representatieve democratie, je kunt en mag er zelfs kritiek op hebben, maar ik ken nog geen beter systeem. Volgens mij werkt de democratie het best op lokaal niveau, om de hoek. Dat is de zoon van het schoolhoofd die wethouder is geworden, dat is de burgemeester die als jochie ook al actief was, ik woon tussen de mensen waar ik een hele dag voor werk, ik fiets door mijn problemen en mijn kansen heen. Ik zie de minister van Defensie niet de hele dag tussen zijn tanks lopen.

Als bestuurder moet je je steeds de vraag stellen: Ben ik nog up-to-date? Weet ik nog wat de wensen van de bevolking zijn? Ik heb het gevoel dat zeker lokaal steeds meer mensen actief zijn, dat ze hun stem weten te verheffen, al vraag ik me af of het niet steeds weer de sterken zijn die dat kunnen. Deze mensen doen ontzettend veel goed werk, maar ik voel me ook medeverantwoordelijk voor het geven van een stem aan diegenen die het niet meer of nog niet kunnen, of het gewoon niet kunnen omdat ze de taal niet spreken, omdat ze in armoede leven of 75 jaar oud zijn en niet meer naar buiten durven. Het is een opgave om je elke dag bij alles wat je doet als lokaal bestuurder, of als publiek functionaris tout court, de vraag te stellen: Weet ik het nog? Hoor ik het nog? En daarom moet je naar buiten gaan en erdoor fietsen.’

‘Ik behoor zelf tot een landelijke partij (VVD - nvdr) maar heb altijd veel waarde gehecht aan het feit dat er hier overal te lande in heel verschillende uitingsvormen zoveel lokale partijen zijn. Goed voor ongeveer 30 procent, tel ze samen en het is de grootste partij. Blijkbaar zijn zij zeer goed in staat om zeker lokaal, vaak jarenlang en niet enkel vanuit de oppositie een verhaal te brengen dat mensen aanspreekt. Nochtans zijn het ook maar gewone mensen, het zijn geen tovenaars.’

 

Fundamenteel verschil tussen Nederland en Vlaanderen is dat de burgemeester in Nederland niet deelneemt aan de gemeenteraadsverkiezingen en niet gebonden is aan de legislatuur. Zelf bent u als burgemeester bijvoorbeeld meer politiek ongebonden. Is dat een voordeel? ‘Op dit moment wordt de burgemeester in Nederland benoemd door de Kroon, na een selectieprocedure en een besluit van de verkozen gemeenteraad. De onafhankelijke positie van de burgemeester in het lokale gemeentebestuur creëert draagvlak en gezag, omdat hij of zij boven de partijen staat.

Ook op het gebied van openbare orde en veiligheid ervaar ik mijn onafhankelijke positie als zeer welkom. Ik functioneer heel goed in dit stelsel, het heeft zeker voordelen. Ik word benoemd voor zes jaar, terwijl de verkiezingen om de vier jaar zijn, ik zorg voor continuïteit, ik zorg dat het college van burgemeester en wethouders functioneert, dat ze het goed hebben als team, dat de medewerkers tevreden zijn. Ik ben ook voorzitter van de gemeenteraad en bewaak er dat de minderheid aan bod komt. Je bent een boegbeeld: als er verdriet is, deel je in verdriet; is er succes, dan deel je in succes.’

 

Vlaanderen wil de opkomstplicht bij de lokale verkiezingen afschaffen; in Nederland bestaat die al lang niet meer. Wat raadt u Vlaamse gemeenten aan om kiezers toch in het stemhokje te krijgen? ‘De tijd van verplichtingen is allang voorbij; het gaat vooral om het gezamenlijk aantrekkelijk houden en benaderbaar laten zijn van de lokale politiek. Dat is veel relevanter en veel belangrijker dan een verplichting. Uiteraard speelt de toegenomen beleidsverantwoordelijkheid van gemeenten hier een belangrijke rol. Gemeenten zijn meer dan ooit de meest herkenbare overheid. De opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen was in 2018 in heel Nederland 55 procent en in 2014 54 procent. Hiervoor geldt dus: werk aan de winkel.’

 

 

 

JEUGDZORG EN INTERBESTUURLIJKE VERHOUDINGEN

De VNG werkt ook aan enkele grote beleidsdossiers. Er is in Nederland lange tijd veel te doen geweest om de decentralisatie van de jeugdzorg die nu bij de gemeenten zit en ze handenvol geld kost, 1,9 miljard per jaar. Hoe beoordeelt u dit dossier? ‘De jeugdzorg en de financiering ervan zijn voor mij het symbool voor de volstrekt uit het lood geslagen financiële verhoudingen tussen het Rijk en de gemeenten. Op zich is het goed dat dit type zorg voor kinderen gedecentraliseerd wordt. Wij, de gemeenten, staan het dichtst bij de inwoners, we weten wat ze nodig hebben. En de stap om te decentraliseren is ook niet genomen omdat het daarvoor als een zonnetje draaide. Maar gemeenten hebben weinig eigen financiële bevoegdheid.

Als het om jeugdzorg gaat, ben je verplicht om de voorgeschreven zorg te bieden en de uitgaven te doen, dat heet medebewind. Een Commissie van Wijzen berekende het tekort op 1,9 miljard per jaar. Dan is het gevolg dat de bibliotheken of het zwembad eerder dicht moeten, dat onderhoudswerken worden uitgesteld, enzovoort.

De gemeenten en de VNG willen structurele oplossingen. En graag snel. Het kabinet is dan wel demissionair, die kinderen waar het over gaat zijn dat niet, de gemeenten evenmin. Ook de arbitrage die de VNG heeft ingeroepen, geeft ons gelijk. Afspraak is nu dat we de middelen in 2022 krijgen en dat de Kamer zich verder buigt over de inhoud van de zorg en de financiering ervan voor de jaren daarna. We gaan de komende maanden met het kabinet en andere betrokken partijen een hervormingsagenda opstellen om zo de jeugdzorg te verbeteren en beheersbaar te kunnen houden. Over een grote hervorming moet je blijven praten. Als we dan komen tot een systeem waarbij de gemeenten vergoed worden voor wat ze doen, dan is het prima.’

Welke lessen trekt de VNG uit dit dossier? ‘De belangrijkste les is dat je bij een overdracht van taken niet gelijktijdig moet bezuinigen en dat je ook de tijd moet nemen om die transitie goed te doen verlopen.’

 

Traditiegetrouw hebben de Nederlandse gemeenten minder eigen middelen uit fiscaliteit dan de Vlaamse. Hoe ver vindt u dat de financiële en fiscale autonomie zou moeten gaan om een autonomer koers te kunnen varen? ‘De VNG bekijkt of het mogelijk is het gemeentelijk belastinggebied te verruimen. Maar het mag voor de burger geen extra belasting worden, de landelijke inkomstenbelasting moet dan omlaag en gemeenten moeten een stuk zelf kunnen heffen. Dan kunnen we burgers vragen of ze misschien een tientje extra willen betalen voor de heraanleg van een grasveld. Een gemeente kan nu ook niet beslissen dat ze geen derde zwembad nodig heeft, omdat ze er al twee heeft. Een gemeente kan niet beslissen dat ze aan het een of aan het ander meer of minder geld wil besteden, die autonomie is er nu niet. Dit zal enige tijd kosten.

De ervaring leert dat je bij zulke enorme stelselwijzigingen ook wel flexibiliteit en extra invoeringsmiddelen nodig hebt voor allerlei incidentele kosten. Het moet dan meteen goed gebeuren, zo niet is het gedoemd te mislukken. Een armere, kleinere of grotere gemeente mag daar geen last van hebben, ik kom op voor al mijn 352 gemeenten en hun inwoners.’

 

Eerder brachten we in dit tijdschrift een bijdrage over het Interbestuurlijk Programma dat het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen hebben opgezet. Hoe staat het daarmee, bijvoorbeeld op het gebied van klimaat en wonen? ‘We willen bijvoorbeeld de komende tien jaar een miljoen huizen bouwen, een flinke stap zetten in de energietransitie en het klimaatakkoord en digitalisering. Als decentrale overheden steken we onze hand uit, maar wel op één voorwaarde: de verhoudingen die zo uit het lood geslagen zijn, moeten ze eerst herstellen. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat het succes van het maatschappelijk en economisch herstel van Nederland na deze crisis staat of valt met krachtige gemeenten. Ze kunnen niks zonder ons, en dat weten ze ook wel.’

 

Nederland of Vlaanderen, het blijft toch een gespannen verhouding tussen de verschillende bestuurslagen? ‘Het is natuurlijk ook een mechanisme, kijk naar de geschiedenis van de VNG: altijd gezeur over centen, altijd elkaar opjutten. Dat zagen we met corona ook. Plots besliste de Kamer dat getroffen zelfstandigen een uitkering van een paar tientjes kregen. Dat is dan pas uitvoerbaar een paar weken later, maar ze snappen niet dat die ondernemers de volgende dag híér in het stadhuis aan het loket staan.’ ‘En ik ben natuurlijk een oude-doos-man, maar als er straks een hele leuke, vlotte, progressieve voorzitster komt bij de VNG, dan zal die net hetzelfde zeggen. En het is nog waar ook.’ •

 

Nathalie Debast is VVSG-persverantwoordelijke
Voor Lokaal 07-08 | 2021