201009vnlnckr03 kennisnetwerk_1.png
Provider image

De armoede in Vlaanderen neemt toe. In 275 van de 300 Vlaamse gemeenten is de situatie van kwetsbare mensen er in vergelijking met 2008 op achteruitgegaan. Dat zegt de armoedebarometer van Decenniumdoelen. ‘De Vlaamse en federale overheid moeten dringend werk maken van een structureel armoedebeleid,’ zegt voorzitter Anne Van Lancker.

Eind september stelde Decenniumdoelen, dat dertien armoedeorganisaties en sociale bewegingen verenigt, de lokale armoedebarometer voor. De balans ziet er allesbehalve positief uit. De armoede in Vlaanderen neemt toe, zo blijkt uit de meting die zestien indicatoren in rekening brengt. 275 van de 300 gemeenten scoren slechter of veel slechter dan in 2008, het jaar van de eerste meting. Slechts 25 gemeenten doen het beter dan twaalf jaar geleden. ‘Ik kreeg na onze persconferentie meteen enkele boze telefoontjes van schepenen en burgemeesters,’ zegt Anne Van Lancker, voormalig Europarlementslid voor SP.A en sinds dit voorjaar de opvolger van Jos Geysels als voorzitter van Decenniumdoelen. ‘Daarom wil ik meteen duidelijk stellen: de lokale armoedebarometer is geen barometer van het gemeentelijke beleid tegen armoede.’

 

Wat is hij dan wel?

‘Hij meet de evolutie van de kwetsbare situatie van inwoners in een gemeente. Lokale besturen alleen hebben niet de middelen en de hefbomen om armoede echt te bestrijden. Ze kunnen ze wel wat verlichten. Alleen structureel Vlaams en federaal armoedebeleid kan een fundamentele verandering op gang brengen. Veel lokale besturen leveren fantastisch werk. Sommige doen er bijvoorbeeld alles aan om er samen met het middenveld voor te zorgen dat hun inwoners gebruikmaken van hun rechten, zoals de verhoogde tegemoetkoming voor gezondheidszorg. Omdat een van onze indicatoren het aantal mensen is dat een verhoogde tegemoetkoming krijgt, zullen ze dus slechter scoren in onze barometer. Andere gemeenten gaan outreachend op zoek naar inwoners die eventueel recht zouden hebben op een leefloon maar het nu nog niet krijgen. Als daardoor meer mensen een leefloon krijgen, leidt ook dit goede lokale beleid tot stijgende cijfers in onze barometer. Omgekeerd is in gemeenten die dit soort inspanningen niet of in veel mindere mate doen, het aantal mensen in kwetsbare situaties wellicht groter dan we eigenlijk meten. De barometer beoordeelt dus niet het lokale beleid.’

 

‘Het is goed dat Vlaanderen

zeer sterk rekent op de

gemeenten en OCMW’s voor

het voeren van sociaal en

armoedebeleid, maar de lokale

besturen hebben daar wel

voldoende Vlaamse en

federale steun voor nodig.’

Zitten in de barometer helemaal geen indicatoren die het lokale beleid meten?

‘Toch wel, er zijn er een paar zoals het aantal Uitpassen dat wordt gegeven of het patrimonium van de sociale-verhuurkantoren in de gemeente. Maar dat zijn duidelijk niet de sterkste indicatoren. In een tweede fase van ons onderzoek willen we onze lokale welzijnsschakels en armoedeorganisaties aanspreken om met de cijfers van de barometer op pad te gaan en te kijken wat het lokale bestuur doet om mensen te helpen. Zo willen we detecteren welke gemeenten het echt goed doen. We verwachten die resultaten in de loop van volgend jaar. We zullen dat niet voor alle 300 lokale besturen kunnen doen, maar we willen dit wel voor zoveel mogelijk gemeenten in beeld brengen.’

 

De armoedebarometer schetst globaal een zeer negatief beeld.

‘Ja, in veruit de meeste gemeenten staan nagenoeg alle indicatoren op negatief, of het nu gaat over het aantal inwoners dat een leefloon krijgt, de inkomensgarantie voor ouderen heeft, recht heeft op een verhoogde tegemoetkoming voor gezondheidszorgen, in langdurige werkloosheid zit. We nemen bijvoorbeeld ook de kansarmoede-index van Kind en Gezin mee. In 2008 leefden in een zestigtal gemeenten minder dan twee procent van de kinderen in kansarmoede, nu is dat nog maar in negen gemeenten het geval. Dat zegt wel iets.’

 

Bent u geschrokken dat de armoede overal in Vlaanderen is doorgedrongen?

‘Eigenlijk wel. Van de centrumsteden hadden we verwacht dat de armoedeproblematiek er groot zou zijn, groter dan in 2008. Mensen in een kwetsbare situatie, onder meer nieuwkomers in ons land, gaan op zoek naar plekken waar er een sociaal netwerk en voldoende sociale dienstverlening voor iedereen is, waar er toegankelijk openbaar vervoer is, waar allerlei diensten nabij en bereikbaar zijn. Dat het in de gemeenten in de rand van Brussel niet goed gaat, dat de situatie in Denderleeuw of Vilvoorde ernstig is door de export van armoede vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dat weten we allemaal. Maar dat ook in het Heuvelland de problemen groot zijn, hadden we niet verwacht. We zien dat het armoedeprobleem over heel Vlaanderen verspreid is. Er is amper een gemeente die erop vooruitgaat. En die trend van achteruitgang zal aanhouden tot Vlaanderen en de federale overheid structureel inzetten op armoedebeleid.’

 

Wat houdt structureel armoedebeleid in?

‘Drie dingen: werk, inkomensondersteuning en toegankelijke sociale diensten zoals onderwijs, huisvesting, gezondheidszorg. Als die driehoek in orde is, ben je structureel bezig. Het is duidelijk dat het zwaartepunt van dat beleid niet bij de gemeenten ligt. Het is goed dat Vlaanderen sterk rekent op de gemeenten en OCMW’s voor het voeren van sociaal en armoedebeleid, maar de lokale besturen hebben daar wel voldoende Vlaamse en federale steun voor nodig. Tijdens de coronacrisis hebben veel gemeenten aanvullende steun gegeven aan mensen die niet direct in de leeflooncategorie vallen maar wel zwaar in de moeilijkheden zaten. Nathalie Muylle, tot voor kort federaal minister, heeft goed gereageerd met de oprichting van een Covid-fonds om OCMW’s bijkomend te ondersteunen. Eigenlijk zou die ondersteuning structureel moeten zijn.’

 

Kijken we naar het eerste punt, dan heeft de Vlaamse regering toch gelijk wanneer ze zegt de armoede in de eerste plaats te willen bestrijden door zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen?

‘Werk is zeker de beste remedie tegen armoede voor mensen die de stap naar de arbeidsmarkt aankunnen, maar het moet gaan over goed en aangepast werk dat een inkomen oplevert waarvan mensen kunnen leven. Vlaanderen opteert voor de activering van de allerzwaksten, maar door corona wordt dat natuurlijk extra moeilijk, omdat er veel werklozen zullen bijkomen die een betere startpositie hebben om opnieuw aan de slag te kunnen. Een versterking van de sociale economie zou kunnen helpen maar in plaats van het aantal arbeidsplaatsen uit te breiden, beklemtoont het Vlaamse beleid toch vooral de doorstroming van mensen in de sociale economie naar het reguliere circuit, waar ze minder ondersteuning en minder aangepast werk krijgen.’

 

Inkomen en inkomensondersteuning zitten vooral op federaal niveau. Wat staat daarover in het nieuwe federale regeerakkoord?

‘De inkomens hebben de voorbije jaren de toename van de levensduurte onvoldoende gevolgd, vandaar ook het verhoogde beroep op OCMW’s voor aanvullende steun. Voor het eerst sinds lang staat er weer een armoedehoofdstuk in een federaal regeerakkoord. Ik lees daarin enkele goede zaken. Er staat in dat de minimumuitkeringen zullen evolueren in de richting van de armoedenorm, die zestig procent van het mediaaninkomen bedraagt. Dat is prima, maar voor de armoedepartners in Decenniumdoelen is dat engagement “in de richting van” onvoldoende.

We verwachten nu wel een duidelijk stappenplan, een groeipad, een tijdslijn en budgetten die eraan gekoppeld worden. De vorige regeringen schreven wel in hun regeerakkoord dat ze de inkomens tot aan de armoedegrens zouden optillen tegen het einde van de bestuursperiode, maar het is niet gebeurd. Hopelijk maakt de nieuwe regering er nu eindelijk werk van. Verder staat in het regeerakkoord dat zoveel mogelijk aanvullende steun automatisch zal worden toegekend aan mensen die er recht op hebben. Van de versnelde degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen is gelukkig geen sprake in het akkoord.

Ik denk dat het een verkeerd uitgangspunt is mensen een stuk van hun inkomen af te nemen en te denken dat ze daardoor sneller aan werk zullen geraken. Mensen zijn pas klaar om opleidingen te volgen en aan het werk te gaan, als ze niet meer moeten vechten om te overleven. Natuurlijk moet je ervoor zorgen dat iemand die aan het werk gaat, geen inkomen verliest. Er moet wat inkomen betreft een gezonde spanningsboog zijn tussen niet werken en werken. Als de minimumuitkeringen stijgen, moeten dus ook de minimuminkomens van werkenden omhoog. Ik weet dat dit budgettair zeer lastig is. Een goede maatregel van de Vlaamse regering is dat ze bepaalde voordelen, zoals een energie- en waterpremie, wil laten afhangen van het inkomen en niet van het statuut. Zo verliezen mensen met een laag inkomen uit werk die voordelen toch niet.’

 

Toegankelijke sociale diensten zijn de derde poot van een structureel armoedebeleid. Hoe doen de Vlaamse en federale overheid het op dat punt?

‘Huisvesting is vooral Vlaamse materie. De meeste mensen in een zwakke inkomenssituatie geven meer dan een derde van hun centen uit aan huisvesting, dan weet je wat te doen. Het aantal sociale woningen neemt wel toe, maar toch worden de wachtlijsten langer. Steeds meer mensen beantwoorden namelijk aan de inkomenscriteria, omdat ze niet genoeg verdienen. In het Vlaamse economische relanceplan is 250 miljoen euro extra vrijgemaakt voor sociale huisvesting, maar dat is natuurlijk ruim onvoldoende.’

Bouwen aan een breed sociaal beleid | abonnement

Alle overheden in dit land moeten met hun beleid de sociale grondrechten realiseren, want iedereen heeft recht op een menswaardig bestaan. Dat recht wordt vertaald in het recht op arbeid, het recht op sociale bescherming en juridische bijstand, op behoorlijke huisvesting, op onderwijs, op een gezond leefmilieu en op culturele en maatschappelijke ontplooiing. Deze brede invalshoek maakt duidelijk dat sociaal beleid een gemeenschappelijke opdracht is van gemeente en OCMW en dat het niet toegewezen kan worden aan een dienst of binnen de bevoegdheid valt van een schepen of de OCMW-voorzitter. In deze reeks worden uitgediepte bijdragen gebundeld gepubliceerd. De publicaties worden telkens opgebouwd per centraal thema, dat gekaderd wordt in een editoriaal. In elke publicatie werkt de kernredactie samen met enkele gastredactieleden die zich profileren op het thema.

www.politeia.be voor een abonnement op deze reeks

‘Ook onderwijs is een Vlaamse bevoegdheid. Als kinderen de beste onderwijskansen moeten krijgen, dan kun je de Vlaamse subsidies voor ervaringsdeskundigen toch niet afschaffen of snoeien in de brugfiguren in het onderwijs? In de Covid-periode heeft bevoegd minister Ben Weyts inspanningen gedaan om laptops ter beschikking te stellen van kinderen. Dat was een goede maatregel, maar we moeten verder gaan. Het maatschappelijk relancecomité Covid adviseert nu een gratis laptop en gratis internetaansluiting voor elk kind. Daar kunnen we ons alleen maar bij aansluiten. Ook de kinderbijslag, nu het Vlaams Groeipakket, zit bij Vlaanderen. We weten hoe erg families in kwetsbare situaties aanvullende steun nodig hebben, onder andere via dat Groeipakket.

Wetenschappers hebben al voor de invoering ervan aangegeven dat het instrument op dat punt faalt. Je moet vooral aan de onderkant investeren, in plaats van het geld uit te smeren.’ ‘Toegankelijke gezondheidszorg vraagt meer federale investeringen in wijkgezondheidscentra, in de uitbreiding van de derde-betalersregeling, in een versoepeling van de maximumfactuur. Ook daar ligt nog veel werk te wachten. Je merkt meteen ook dat de verantwoordelijkheden zeer verspreid zijn. Een veel betere afstemming tussen de verschillende overheidsniveaus is een werkpunt.’

 

Decenniumdoelen pleit ook voor meer participatie van armoedeorganisaties en ervaringsdeskundigen. Ziet u op dat vlak verandering?

‘Participatie en de blik van ervaringsdeskundigen op het gebied van armoede zijn echt wel voorwaarden voor goed en succesvol beleid. Het Vlaams actieplan tegen armoede verdient op dit punt een pluim. Armoedeorganisaties hebben eraan kunnen meewerken. Maar de vertaling in beleid van de stem van mensen in kwetsbare situaties en de organisaties die hen verenigen, kan beter. Sommige gemeenten doen het op het vlak van participatie echt wel zeer goed.’

 

Het woord Covid-19 is al enkele keren gevallen. Hoeveel extra middelen zijn tijdens de coronaperiode uitgetrokken voor mensen in armoede?

‘Tot juli hebben we een teller laten lopen. De Vlaamse regering had tot dat moment 55 miljoen euro extra uitgetrokken voor mensen in armoede. Op federaal vlak kwamen we aan 165 miljoen euro. Voor de tijdelijke werkloosheid waren er tot dan 1,3 miljard extra uitgaven, voor de overbruggingskredieten aan zelfstandigen en ondernemingen enkele miljarden. Die middelen waren absoluut nodig om te voorkomen dat er nog veel meer mensen in moeilijkheden geraakten, maar het is duidelijk dat wie al voor de coronacrisis in de miserie zat, op veel minder bijkomende ondersteuning heeft kunnen rekenen.

Het argument dat wordt aangehaald, is dat de regeringen vooral de mensen willen helpen die door corona teruggeslagen zijn in hun maatschappelijke positie en niet de mensen die het tevoren al met een leefloon moesten doen. Maar ook mensen in een kwetsbare situatie worden zeer zwaar getroffen door de crisis, ook financieel: de prijs van levensmiddelen nam toe, gratis dienstverlening deed de deuren dicht tijdens de periode van lockdown.’

 

Zal de gezondheids- en economische crisis de armoede nog doen toenemen?

‘We hopen dat we het fout hebben, maar we vrezen dat de komende maanden twee- tot driehonderdduizend mensen bijkomend in de armoede zullen sukkelen. Er doen nu al 195.000 mensen een beroep op pakketten van de voedselbanken, dat is geen goed teken.’ •

 

Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal
Voor Lokaal 11 | 2020