Afbeelding2 kennisnetwerk.png
Provider image

‘Na de coronacrisis wil negentig procent van de bedrijven telewerk blijven doen,’ blokletterde De Tijd. Meer online aankopen is een blijver. En om met elkaar verbonden te blijven steeg het gebruikersaantal van WhatsApp tijdens de coronacrisis tot veertig procent. Het onderwijs omarmde afstandsonderwijs en digitaal leren. Ook voor de stad Sint-Niklaas is de coronaperiode een hefboom om werk te maken van een heus e-inclusiebeleid, voor al haar inwoners.

‘Tijdens de coronacrisis organiseerden de scholen internetklassen,’ zegt Sara Janssens die de thema’s integrale toegankelijkheid en leeftijdsvriendelijk beleid in Sint-Niklaas behartigt. Maar nogal wat kinderen en jongeren bleken thuis geen toegang te hebben tot het internet. De stad zette zich samen met scholen, bedrijven en particulieren in om laptops aan te kopen en te verdelen. Sara Janssens: ‘Goed dat dit initiatief er kwam, ook al was dit in eerste instantie om een uitslaande brand te blussen.’

 

Niet iedereen op digitale trein

Die ‘uitslaande brand’ is een structureel maatschappelijk probleem, toont de Barometer Digitale Inclusie van de Koning Boudewijnstichting aan. Door de toenemende digitalisering van de maatschappij worden mensen steeds meer verondersteld toegang te hebben tot hardware en internet. Voor de meeste huishoudens in België is dat zo, maar niet voor drie huishoudens op de tien met een laag inkomen. Bijna een kwart van de mensen met een laag inkomen gebruikt het internet niet.

En dat beperkt zich niet tot de gezinnen: het gaat ook over veel alleenstaanden en laaggeschoolde ouderen. ‘Ouderen kregen smartphones van hun kinderen en kleinkinderen, maar hebben soms moeite om ermee te bellen of om het internet te gebruiken,’ zegt Sara Janssens. Volgens de digitale barometer van de Koning Boudewijnstichting heeft een derde van de bevolking zwakke digitale vaardigheden. Voeg daaraan de acht procent niet-gebruikers van de digitale snelweg toe en je komt aan veertig procent van de bevolking dat kwetsbaar is in de digitale maatschappij. Die tendens trekt zich door in de digitale dienstverlening: ruim de helft van de internetgebruikers met een laag inkomen of een laag opleidingsniveau deed nog nooit een onlineaankoop. Ruim een op de drie onder hen heeft nog nooit aan e-banking gedaan. Ze vermijden het gebruik van online dienstverlening van de overheden, ook als het nodig is.

 

Coronacrisis als trigger

Sara Janssens: ‘Voor ons is de coronacrisis een extra reden om in het postCovid-19-tijdperk een tandje bij te steken in het e-inclusiebeleid van de stad. Waar de bibliotheek vóór de coronacrisis haar digitale producten in de kijker zette en een blik op de digitale toekomst bood, is het nu haar ambitie mee te werken aan een structureel einclusieaanbod voor alle inwoners van Sint-Niklaas, met bijzondere aandacht voor kwetsbare doelgroepen.’ Dit is al zichtbaar in de DigiBib, die de inwoners van Sint-Niklaas prikkelt en enthousiasmeert om te leren werken met Facebook, een reis online te plannen, een digitaal fotoboek te maken, een podcast te beluisteren of te vloggen.

Samen met partners zoals Seniornet Vlaanderen, VormingPlus, het Centrum voor Volwassenenonderwijs of de Centra voor Basiseducatie probeert de bibliotheek samen met de stedelijke hulpverleners op alle mogelijke manieren de geletterdheid, de taal- en leesbevordering, het leesplezier en de mediawijsheid te verhogen. Daarnaast werkt Sint-Niklaas heel actief aan e-inclusie vanuit het lokale armoedeplan en de pijler integrale toegankelijkheid in het diversiteitsbeleid. Dit kreeg zijn plaats in het strategische programma ‘Iedereen mee’, een van de zes strategische programma’s van de stad Sint-Niklaas. ‘Om een idee te hebben wat de stad op het vlak van e-inclusie nodig heeft, hebben we de schooldirecties en de hulpverleners van stad en OCMW enkele vragen gesteld,’ zegt Sara Janssens die voor het flankerend onderwijsbeleid ook zocht naar wat er nodig is bijvoorbeeld voor de huiswerkbegeleiding en oefenkansen Nederlands voor nieuwkomers.

 

Digicheques

‘Omwille van de coronacrisis spendeerde de stad extra middelen om ons e-inclusiebeleid kracht bij te zetten,’ vervolgt Sara. ‘Zo kunnen we onder andere samen met Beego alle inwoners van Sint-Niklaas digicheques geven. Een digicheque is een voucher zoals in elk ander derde-betalersysteem, te vergelijken met dienstencheques, ecocheques en maaltijdcheques, in dit geval voor individuele digitale hulp aan huis. Aan inwoners met een leefloon of mensen die aanvullende steun krijgen, vragen we een symbolische euro als eigen bijdrage. Mensen met een kansenpas betalen 3 euro. Andere inwoners betalen 20 euro per cheque. De stad past de rest bij.’ ‘Om de individuele hulp aan huis te bieden zetten we studenten informatica in,’ zegt Frederick Scraeyen, oprichter van Beego, een sociale start-up om mensen te helpen met al hun digitale vragen. Van computers die te traag werken, printerproblemen, tot smartphones of zelfs het internet instellen of een slimme televisie uitleggen.

‘In totaal hebben iets meer dan zeventig studenten al meer dan 5000 bezoeken afgelegd, in onder meer Gent, Antwerpen, Sint-Truiden en Lier. Nu dus ook Sint-Niklaas. Tegenover één cheque staat één uur hulp thuis.’ Voor Sara Janssens is het belangrijk dat de studenten informatica door hun huisbezoeken de maatschappelijke context leren kennen waarin mensen moeilijk de omslag maken naar de digitale maatschappij. ‘Dat klopt. De studenten komen terecht in de persoonlijke omgeving van mensen met uiteenlopende leeftijden, achtergronden, culturen, overtuigingen en verwachtingen,’ zegt Frederick Scraeyen. ‘We moedigen de studenten aan om als de klant dat toestaat, niet alleen te repareren, maar ook te assisteren. Het is sociaal gezien anders wanneer je snel een probleem oplost, of wanneer je zelfredzaamheid bij mensen stimuleert. Niet enkel verdampen de eventuele vooroordelen, de erkenning en waardering die de studenten krijgen, stimuleert hun zelfvertrouwen. En door digikenners en digibeten met elkaar te verbinden en te koppelen aan een welzijnsambitie, boeken we winst voor beide partijen: ze respecteren elkaar en helpen elkaar. Dit stimuleert de studenten ook om later betere, meer toegankelijke technologie af te leveren.’

Tot eind 2021 bekijkt Sara Janssens of het werken met digicheques in Sint-Niklaas aanslaat. ‘Wie gebruikt de digicheques? Wie niet? Waarvoor gebruiken mensen ze? Wat zijn hun behoeften? Het is de bedoeling dat de studenten die aan huis komen, mensen ook kunnen doorverwijzen naar het aanbod in Sint-Niklaas om bijvoorbeeld workshops of vorming te volgen met het oog op het verwerven van een grotere digitale vaardigheid. En als het systeem van de digicheques een succes is, hoe kunnen we dit dan na 2021 verduurzamen?’

Frederick Scraeyen vindt het mooie in Sint-Niklaas dat het bestuur er de digicheques ter beschikking stelt aan alle inwoners en niet alleen aan de kwetsbare groepen. ‘Zo is het aanbod aan bijvoorbeeld de middenklasse onder de bevolking een hefboom voor kwetsbare groepen om er ook gebruik van te maken. Iedereen kan immers wel eens vastlopen met zijn IT-infrastructuur thuis, of willen werken aan zijn digitale vaardigheden. Ook de hoger opgeleide burger. Er is geen stigmatisering. Intussen verhoog je de digitale kansen en vaardigheden van degenen die het meest risico lopen achterop te geraken, of zelfs digitaal uitgesloten te geraken. Dit is échte inclusie.’

 

Van uitsluiting naar insluiting

‘Naast het werken met digicheques om individueel hulp aan huis te organiseren, werken we nog op andere sporen,’ zegt Sara Janssens. ‘We willen de digitale ongelijkheid van de eerste en de tweede graad verminderen door laagdrempelige toegang tot internet te realiseren en de digitale vaardigheden te verhogen, maar we zouden als lokaal bestuur ook graag zien dat onze inwoners meer gebruik maken van de digitale dienstverlening. Nu merken we dat mensen die digitaal sterk staan, vragende partij zijn voor deze dienstverlening.

Hoe meer zij hiervan gebruik maken, hoe meer ruimte er komt bij de medewerkers om digitaal minder vaardige mensen te helpen aan het loket of de telefoon. Zo wordt de dienstverlening dankzij een multikanaalbenadering toegankelijker.’ Volgens Frederick Scraeyen kan het lokale bestuur die digicheques in elk luik van het e-inclusiebeleid gebruiken. ‘Wie de digitale dienstverlening nog niet gebruikt, kun je opleiden of als de prijs een drempel vormt, een smartphone of tablet laten kopen. Hoeveel de inwoner zelf betaalt en in welke mate het lokale bestuur tussenkomt, is een beleidskeuze. Maar het inclusieprincipe blijft: elke inwoner kan in aanmerking komen.

 

Samen de stad van morgen maken

Om een e-inclusiebeleid te realiseren moeten drie strategische hefbomen in werking treden. De eerste is ‘outreaching’. ‘Niet alleen de reguliere hulpverleners in het welzijnshuis, maar ook buurtwerkers, straathoekwerkers, gezinswerkers of burenbemiddelaars moeten het digitale verhaal helemaal mee hebben. Als eersten zien zij wat de mensen op het terrein nodig hebben, in de buurten, in de bibliotheek of in het Huis van het Kind. Zij gaan op eigen initiatief naar de mensen en spreken hen aan, in plaats van af te wachten tot de vraag gesteld wordt. Vervolgens kunnen ze de link leggen met de partners en hun aanbod om de mensen verder te helpen,’ zegt Sara Janssens.

Signalen opvangen en behoeften detecteren om de omslag naar de digitale maatschappij te maken, moet op alle beleidsdomeinen gebeuren: economie, vrije tijd, cultuur, wijkwerking, armoedebestrijding, ouderenbeleid, onderwijs, jeugdwerking, welzijn, zorg, inburgering en integratie, wonen en activering op de arbeidsmarkt. Dit veronderstelt een sterk transversaal beleid, de tweede hefboom voor einclusie. Het lokale bestuur regisseert almaar meer in plaats van het zelf te doen.

‘De stad van morgen realiseren we bewust door participatie en inspraak van de inwoners en al onze sociale en economische partners,’ zegt Sara Janssens. ‘We willen synergieën aanmoedigen. Dat komt sterk tot uiting in het programma “participatie” van de stad.’ Dan gaat het niet enkel over beleidsparticipatie maar ook over buurtparticipatie, het inschakelen van vrijwilligers, het afsluiten van partnerschappen, samenwerking tot stand brengen, slimme verbindingen leggen en het coproduceren. Met al deze vormen van participatie wendt de stad Sint-Niklaas duidelijk ook de derde hefboom aan voor het realiseren van e-inclusie. • 

 

Dany Dewulf is VVSG-stafmedewerker inclusie en vermaatschappelijking van zorg
Voor Lokaal 11 | 2020

Lerend netwerk e-inclusie

Samen met Mediawijs organiseert VVSG het lerend netwerk e-inclusie. Dit netwerk is bedoeld om lokale besturen en partnerorganisaties te informeren, inspireren en ondersteunen en ervaringen te delen rond het thema digitale inclusie. Het lerend netwerk staat open voor de lokale besturen, maar ook voor andere bestuursniveaus (Vlaams, regionaal, federaal), middenveldorganisaties, burgerinitiatieven, verenigingen en onderzoekers met interesse in digitale inclusie.

Wie lid is van het lerend netwerk houden we op de hoogte van belangrijke ontwikkelingen, tools en oproepen rond het thema digitale inclusie. Je krijgt ook uitnodigingen voor de bijeenkomsten.

Al meer dan 200 lokale besturen zijn vertegenwoordigd in het lerend netwerk. Wil je ook lid worden? Meld je dan hier aan.