Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de gemeenteraadscommissies en het BCSD?

  • De gemeenteraad is niet verplicht een of meer raadscommissies op te richten terwijl de OCMW-raad wel een BCSD moet oprichten.
  • Er zijn meerdere gemeenteraadscommissies mogelijk, maar er is maar één BCSD (soms met subcomités) in het OCMW.
  • Een raadscommissie doet vooral voorbereidend en informerend werk, terwijl het BCSD een eigen exclusieve bevoegdheid heeft om te beslissen over individuele vragen over maatschappelijke dienstverlening.
  • Een gemeenteraadscommissie kan enkel bestaan uit raadsleden terwijl het voor het BCSD niet uitmaakt of je raadslid bent of niet.
  • De voorzitter van een raadscommissie hoeft geen deel uit te maken van het college, de voorzitter van het BCSD wel.
  • De meeste werkingsregels van de commissies worden uitgewerkt door de gemeenteraad, terwijl de meeste werkingsregels voor het BCSD in het decreet lokaal bestuur staan.
  • Een BCSD moet een eigen huishoudelijk reglement hebben en kan een aanvullende deontologische code vaststellen. Een raadscommissie kan dat niet.
  • ....

Wat moet er minstens staan in het huishoudelijk reglement van het BCSD?

Het BCSD moet zelf een eigen huishoudelijk reglement vaststellen, met aanvullende regels over de werking van het BCSD. In dat reglement moeten ten minste bepalingen staan over:

  • de wijze van notulering;
  • de wijze waarop de notulen van de vorige vergadering, de oproeping, de agenda en de dossiers die bij de agenda horen ter beschikking gesteld worden van de BCSD-leden;
  • de wijze waarop de rechten van de BCSD-leden uitgewerkt worden (inzagerecht, vragen stellen,..);
  • de wijze van stemmen;
  • de wijze waarop de BCSD-beslissingen ter kennis gebracht worden aan de hulpaanvrager. Opgelet want deze wijze moet passen binnen de wettelijke bepalingen daarover voorzien zijn in de OCMW-wet en RMI-wet;
  • de perken waarbinnen de BCSD-voorzitter kan beslissen tot dringende steun;
  • subcomités, als het BCSD beslist daarmee te werken. In dat geval moeten de samenstelling en de bevoegdheden van die subcomités ook opgenomen worden.

Het BCSD kan het huishoudelijk reglement op elk moment aanpassen aan nieuwe inzichten.

Wie mag aanwezig zijn op een BCSD-vergadering?

De vergaderingen van het bijzonder comité voor de sociale dienst zijn niet openbaar. Daarom kunnen enkel de volgende personen aanwezig zijn:

Tijdens de hele vergadering:

  • de BCSD-voorzitter en -leden (of bij een tijdelijke afwezigheid hun plaatsvervanger);
  • de vertrouwenspersoon van de BCSD-voorzitter of een BCSD-lid;
  • de algemeen directeur en de persoon die de algemeen directeur aanduidt om hem/haar bij te staan voor de opmaak van de notulen of in de plaats van de algemeen directeur: de persoon die door hem aangeduid werd om in zijn/haar plaats de vergaderingen van het bijzonder comité bij te wonen, de notulen op te stellen en te ondertekenen;
  • de verantwoordelijke van de sociale dienst (of bij diens afwezigheid een daartoe aangeduide maatschappelijk werker).

Tijdens de bespreking (niet stemming) van een bepaald punt:

  • de maatschappelijk werker die met het dossier belast is, en die er wegens bijzondere en uitzonderlijke redenen van vertrouwelijke aard om heeft verzocht;
  • de persoon die gehoord wenst te worden (eventueel bijgestaan door een vertrouwenspersoon);
  • een externe deskundige die gehoord wordt op uitnodiging van de voorzitter.

Raadsleden (inclusief de raadsvoorzitter) en leden van het vast bureau (inclusief de voorzitter van het vast bureau) die geen lid of voorzitter zijn van het BCSD kunnen (vanuit hun functie) niet aanwezig zijn op de vergaderingen van het BCSD.

Zie art. 105-106, art. 108, art. 155, art. 172, art. 183 en art. 277 DLB

Kan het BCSD ook digitaal of hybride vergaderen?

Dat kan, maar enkel en alleen in de uitzonderlijke omstandigheden die vermeld worden in het huishoudelijk reglement van het BCSD.

Digitaal vergaderen betekent dat iedere deelnemer elektronisch volgt. Hybride vergaderen betekent dat een deel van de deelnemers fysiek vergadert en één of meer andere deelnemers digitaal aansluit.

De bepalingen die gevolgd worden staan zowel in het decreet over het lokaal bestuur (art. 20 DLB dat van toepassing is via art. 110 DLB en art. 111 DLB ) als in het besluit van de Vlaamse Regering over de voorwaarden voor digitaal of hybride vergaderen voor de organen van de lokale besturen.

Het algemene uitgangspunt daarbij is dat het BCSD enkel digitaal en/of hybride vergaderen kan onder de uitzonderlijke omstandigheden, vermeld in het huishoudelijk reglement. Het huishoudelijk reglement bepaalt dus of het BCSD digitaal of hybride kan vergaderen en de wijze waarop.

De omstandigheden en de wijze waarop digitaal en/of hybride vergaderd wordt, verschillen dan ook grondig van bestuur tot bestuur. Zo zijn er  ook grote verschillen op technisch vlak (gebruikte toestellen en platformen, stemmodules, ondersteuning, …) en op het vlak van vergaderafspraken (spreektijd, rol voorzitter,, …).

De VVSG stelde een stappenplan op om de raden te helpen om de beste keuze voor hun bestuur te maken. Zie op deze webpagina het addendum bij het VVSG-model van huishoudelijk reglement voor het BCSD. 

Daarnaast werd door de Nederlands overheid een interessante argumentenkaart ontwikkeld om af te wegen wanneer men wel of niet hybride of digitaal vergadert.

Hoe kan het hoorrecht van een hulpaanvrager efficiënt georganiseerd worden met respect voor de mens?

Vooraleer het BCSD kan beslissen, heeft een hulpaanvrager het recht om door het BCSD gehoord te worden. Bij het recht op maatschappelijke integratie (o.a. leefloon) wordt dit recht expliciet ingeschreven in de wet. Belangrijk is dat het horen van een hulpvrager op een correcte wijze plaatsvindt, want het hoorrecht is een fundamenteel recht van verdediging.

Gehoord tijdens de vergadering van het BCSD is voor sommige mensen erg intimiderend.  Het is heel positief dat BCSD’s zoeken naar manieren om het hoorrecht zo in te vullen dat de hulpaanvrager zich daar ook comfortabel bij voelt. Het valt niet te onderschatten hoeveel impact zo een procedure van hoorrecht heeft op iemand die al in een zeer wankele positie staat. Het aantal BCSD-leden proberen verminderen via een subcomité is één mogelijkheid, maar ook als het horen plaatsvindt tijdens de vergadering van het BCSD zijn er mogelijkheden om dat op een respectvolle wijze te doen. Enkele tips:

  • Spreek onderling met de BCSD-leden af dat iemand horen iets anders is dan iemand verhoren. Een BCSD is geen tribunaal.
  • Laat de behandelende maatschappelijk werker ook steeds aanwezig zijn.
  • Probeer de persoon te overtuigen om een vertrouwenspersoon mee te nemen.
  • Zorg voor een zaalopstelling waarbij de BCSD-leden niet allemaal tegenover de persoon zitten.
  • Probeer bij te dragen aan een vertrouwelijke sfeer door eerst te luisteren naar de hulpaanvrager en respectvol vragen te stellen.
  • Uiteraard kan het voorvallen dat er een onterechte hulpvraag is of iemand die misbruik wil maken van het OCMW. In dat geval zal de sociale dienst dat bij het voorstel van beslissing al duidelijk maken. Het is raadzaam om daarover eerst met de BCSD-leden en de afgevaardigde van de sociale dienst te overleggen , om zo te kijken wie welk signaal zal geven.

Om het voor hulpvrager comfortabeler te maken, werken sommige BCSD’s met een subcomité dat de mensen hoort. Dat subcomité brengt hierover dan verslag  uit aan het BCSD, waarna het BCSD beslist over de hupvraag. Deze werkwijze vertrekt vanuit de juiste intentie, maar is eigenlijk niet correct. Het hoorrecht betekent immers dat men gehoord moet kunnen worden door iedereen die over de hulpvraag beslist, niet door een afvaardiging ervan. Wil men toch werken met een subcomité om de hulpvrager te horen, dan zijn er twee opties:

  • Ofwel geeft met het subcomité ook de bevoegdheid om over die dossiers te beslissen (wat eigenlijk sowieso verplicht is als men met subcomités werkt),
  • Ofwel laat men de keuze aan de persoon zelf om gehoord te worden door ofwel een subcomité ofwel het hele BCSD. Belangrijk daarbij is de hulpaanvrager duidelijk te maken dat het een voordeel kan zijn om gehoord te worden door iedereen die mee over de hulpvraag beslist.