Lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst zijn
Inhoud van deze pagina
Rollen
Mee beslissen over individuele hulpvragen
Als BCSD-lid ben je door de OCMW-raad verkozen om samen met je collega BCSD-leden te beslissen over individuele dossiers inzake maatschappelijke dienstverlening en maatschappelijke integratie. Als BCSD-lid kan je zelf alleen nooit beslissen. Enkel het BCSD als orgaan kan dat. Uiteraard kan je als individueel lid wel wegen op die beslissing en je eigen standpunten naar voor brengen in de bespreking. Je blijft echter afhangen van het wettelijke kader en van wat de meerderheid van je collega’s wil.
Geen sociaal onderzoek doen
Je kan als BCSD-lid zelf geen sociaal onderzoek doen. Dat is een exclusieve bevoegdheid van de maatschappelijk werker. Zo is de maatschappelijk werker ook zelf verantwoordelijk voor het sociaal verslag. Een BCSD-lid kan een sociaal verslag niet aanpassen. Ook het BCSD als orgaan kan dat niet. Het kan voorvallen dat je als BCSD-lid toevallig dingen te weten komt over een hulpaanvrager die volgens jou niet in het sociaal verslag staan en er toch thuishoren, of die volgens jou verkeerd zouden zijn. Is dat het geval kan je dat best ter kennis brengen op de vergadering van het BCSD. Het BCSD kan dan vragen aan de maatschappelijk werker om een uitgebreider sociaal onderzoek te doen. Het is dan aan de maatschappelijk werker zelf om na dat onderzoek te beslissen of die nieuwe informatie correct is en of de opname van die informatie in het sociaal verslag nodig en relevant is. Vaak zal de maatschappelijk werker dit bespreken met het hoofd van de sociale dienst en/of met de andere maatschappelijk werkers van het OCMW.
Mee beleidsadviezen formuleren
Het BCSD kan aan het beleid adviezen overmaken. Als BCSD-lid heb je dan ook het recht om een voorstel van zo een advies aan de agenda van het BCSD toe te voegen. Het BCSD zal je voorstel dan bespreken. Vanaf het moment dat meer dan de helft van de BCSD-leden het eens is met dit advies zal het BCSD dit advies vaststellen en overmaken aan de juiste organen (gemeente en/of de OCMW-raad en/of het college en/of vast bureau). Die organen zijn niet verplicht het BCSD-advies te volgen, maar zo een advies is wel een belangrijk signaal. Zie art. 113 DLB
Rechten en plichten
Als lid van het BCSD moet heb je een belangrijke verantwoordelijkheid. In eerste instantie beslis je samen met de andere BCSD-leden over individuele hulpaanvragen, daarnaast kan je meewerken aan adviezen voor de beleidsorganen. Om die verantwoordelijkheid waar te maken zijn er belangrijke rechten die een gewone burger niet heeft. Tegenover die rechten staan een aantal plichten om ervoor te zorgen dat er geen misbruik gemaakt wordt van de rechten. Hieronder een overzicht:
Een belangrijk werkinstrument voor BCSD-leden is het huishoudelijk reglement van het BCSD. Het huishoudelijk reglement werkt o.a. de rechten concreet uit door bijvoorbeeld in concrete procedures te voorzien. Het huishoudelijk reglement kan de rechten van BCSD-leden concretiseren en aanvullen, maar kan er niet tegen ingaan. BCSD-leden moeten de bepalingen ervan naleven. Het huishoudelijk reglement is een belangrijk document want daar staan de praktische werkingsregels in die de leden van het BCSD zouden moeten kennen.Zie art. 29 §3 volgens artikelen 110, 89, 111 en 113 van het DLB
Inzagerecht
Specifiek inzakerecht
BCSD-leden hebben een specifiek inzagerecht als het gaat over de voorbereiding van de BCSD-vergadering. Dit recht zorgt ervoor dat je als BCSD-lid de dossiers die op de agenda staan goed kan voorbereiden. Dat kan pas als je inzage hebt in de relevante gegevens die nodig zijn om te kunnen beslissen. Daarom worden die gegevens ter beschikking gesteld vanaf het moment dat je de agenda van de vergadering ontvangt. De wijze waarop die gegevens ter beschikking gesteld worden, kan per bestuur verschillen. Kijk daarom in het huishoudelijk reglement van het BCSD. Wanneer je dat vraagt zullen die gegevens ook elektronisch bezorgd worden. Belangrijk daarbij:
- Het gaat hier enkel over de informatie die nodig is om te kunnen beslissen.
- Deze informatie is er enkel om de vergadering voor te bereiden. Na de vergadering heb je geen standaardtoegang meer tot deze gegevens. Wil je ze toch nog inzien, dan zal dat kunnen via de procedure van het algemeen inzagerecht (zie hieronder).
- Wanneer men elektronische inzage vraagt, zal men die krijgen, maar moet men wel absoluut zeker zijn dat de gegevens voldoende beschermd zijn. Dat vraagt mogelijk investeringen van het OCMW, maar ook een groot verantwoordelijkheidsgevoel van het BCSD-lid om deze gegevens vertrouwelijk te houden.
Zie art. 20 DLB dat via art. 110 DLB van toepassing is op de BCSD-leden voor de vergaderingen van het BCSD
Algemeen inzagerecht
Waar het specifieke inzagerecht ging over de stukken die nodig zijn om de vergadering van het BCSD voor te bereiden, gaat het algemeen inzagerecht veel verder. Het gaat om een inzagerecht in alle dossiers, stukken en akten met betrekking tot het bestuur van het OCMW (niet de gemeente!), ongeacht de drager, en dit zonder dat deze stukken noodzakelijk rechtstreeks betrekking hebben op een volgende vergadering van het BCSD.
BCSD-leden kunnen op basis van dit recht ook een kopie van de dossiers, stukken en akten vragen. Maar, er is wel geen recht op afschrift (of een eigen elektronische kopie) voor de dossiers die betrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer van cliënten van het OCMW en de onderhoudsplichtigen van de cliënten. Juist die dossiers zijn relevant voor de leden van het BCSD. De wijze waarop het algemeen inzagerecht geregeld is, wordt opgenomen in het huishoudelijk reglement van het BCSD.
Zie art. 75 DLB dat via art. 110 DLB van toepassing is op de BCSD-leden
Kan je als BCSD-lid meer gegevens opvragen over een hulpaanvrager dan de gegevens die je ter beschikking gesteld worden?
Ja, dat kan. Door het specifieke inzagerecht worden je alle relevante gegevens bezorgd die nodig zijn om te beslissen over een dossier. Maar stel dat je het hele dossier van die persoon wil inzien, dan kan je dat vragen op basis van het algemeen inzagerecht. Normaal gezien is dat onnodig aangezien alle relevante gegevens ter beschikking gesteld worden. Door een heel dossier op te vragen als dat niet nodig is, bezorg je jezelf en de sociale dienst enkel meer werk. Het is dus niet de bedoeling om voor elke beslissing hiervan gebruik van te maken. We raden dus enige terughoudendheid aan. Maar het is zeker niet onmogelijk dat je als BCSD-lid wel een goede reden hebt om bij een bepaalde hulpaanvraag toch het hele dossier op te vragen. Bijvoorbeeld omdat je van mening bent dat er informatie mist om goed te kunnen beslissen. In dat geval kan het juist wel wenselijk zijn om inzage te vragen in dat hele dossier. Dan moet je dat ook doen. Dit kan via de procedure die daartoe uitgewerkt werd in het huishoudelijk reglement van het BCSD.
Kan een BCSD-lid permante toegang vragen tot het hele intranet van het OCMW?
Het staat niet letterlijk bij het specifieke inzagerecht, maar als we dat samenleggen met de bepalingen van het algemeen inzagerecht, kunnen we niet anders dan concluderen dat het niet de bedoeling is dat BCSD-leden een permanente toegang hebben tot alle dossiers via een intranet. Toegang tot gevoelige informatie kan enkel binnen een bepaald decretaal doel: hier enkel in de periode voorafgaand aan en voor de nodige stukken ter voor de voorbereiding van de BCSD-vergadering. Zeker in een BCSD dat per definitie werkt met persoonsgevoelige dossiers moet men alles doen om de vertrouwelijkheid te garanderen. Stelt men die dossiers na de vergadering toch nog permanent ter beschikking, dan is dat niet alleen strijdig met het DLB, maar ook met de privacy- en algemene veiligheidsregels. Dat is niet de bedoeling.
Recht om technische inlichtingen te vragen
BCSD-leden krijgen ten laatste acht dagen voor een vergadering de agenda en alle relevante stukken die daarbij horen. Wanneer een dergelijk stuk niet duidelijk is, dan kan het lid de algemeen directeur vragen om technische uitleg. De algemeen directeur antwoordt zelf of duidt een personeelslid (bijvoorbeeld het hoofd van de sociale dienst) aan dat de inlichtingen verstrekt. In het huishoudelijk reglement van het BCSD wordt dit verder uitgewerkt.
Zie art. 20 DLB dat via art. 110 DLB van toepassing is op de BCSD-leden voor de vergaderingen van het BCSD
Recht om agendapunten toe te voegen
BCSD-Leden kunnen tot vijf dagen voor de BCSD-vergadering punten aan de agenda toevoegen als de oproepingstermijn niet ingekort werd tot vijf dagen. Werd deze termijn wel ingekort, dan moet het huishoudelijk reglement van het BCSD ook een kortere termijn (bijvoorbeeld drie dagen) voorzien tot wanneer BCSD-leden zelf punten aan de agenda kunnen toevoegen. Voor individuele beslissingen over hulp lijkt dit recht niet relevant aangezien zo een hulpaanvraag eerst geregistreerd wordt en daarna onderzocht wordt door de sociale dienst. Wij denken dat het vooral zinvol is om een punt toe te voegen wanneer je als BCSD-lid van mening bent dat het BCSD best een advies kan geven over een bepaalde problematiek.
Om zelf een punt op de agenda te plaatsen, moeten je een toegelicht voorstel van beslissing bezorgen aan de algemeen directeur, die het doorgeeft aan de BCSD-voorzitter. De algemeen directeur zorgt ervoor dat de andere BCSD-leden zo snel mogelijk de aanvullende agendapunten krijgen, samen met de toegelichte voorstellen. In principe komen alle punten in aanmerking die tot de bevoegdheid van een bijzonder comité voor de sociale dienst behoren.
Zie art. 21 DLB dat via art. 110 DLB van toepassing is op de BCSD-leden voor de vergaderingen van het BCSD
Beroepsgeheim, geheimhoudingsplicht en discretieplicht
Als BCSD-lid krijg je vanuit je mandaat kennis van heel erg gevoelige gegevens van mensen. Ook heb je een ruim inzagerecht in hun dossiers. Als tegenhanger hiervoor moeten BCSD-leden vertrouwelijke gegevens uit de openbaarheid houden.
Beroepsgeheim, geheimhoudingsplicht en discretieplicht zijn termen die vaak door elkaar gebruikt worden. Ze worden door de wet- en decreetgever ook niet duidelijk gedefinieerd. Rechtsleer en rechtspraak proberen zoveel mogelijk te verduidelijken, maar zorgen ook voor tegenspraak. Het is in de praktijk dan ook niet vanzelfsprekend om deze begrippen van elkaar te onderscheiden. Wij zien het als volgt:
Beroepsgeheim en geheimhoudingsplicht
Beroepsgeheim en geheimhoudingsplicht zijn synoniemen. Het beroepsgeheim wordt opgelegd door het Strafwetboek, waardoor inbreuken strafrechtelijk vervolgd kunnen worden (ook al is er geen schade bij derden). Het decreet lokaal bestuur bevestigt dat deze geheimhoudingsplicht van toepassing is. Naast een mogelijke strafsanctie kan een inbreuk op het beroepsgeheim ook schade berokkenen en aanleiding geven tot een schadevergoeding. Wat een ‘geheim’ is, wordt niet gedefinieerd. We mogen aannemen dat dit in een lokale context gaat om informatie die:
- het BCSD-lid enkel kent door de uitoefening van zijn mandaat of functie;
- niet over publieke feiten gaat en dus niet gekend is door derden;
- in het kader van een vertrouwensrelatie (bijvoorbeeld een hulpverleningsvraag) toevertrouwd of vastgesteld werd.
Discretieplicht
Discretieplicht is een verzamelbegrip waarvoor soms een wettelijke basis bestaat en soms niet. Het gaat om informatie die:
- het BCSD-lid enkel kent door de uitoefening van zijn mandaat of functie
- niet over publieke feiten gaat en dus niet gekend is door derden.
Het verschil met de geheimhoudingsplicht is dat het bij de discretieplicht niet alleen gaat om informatie die wordt verkregen in het kader van een vertrouwensrelatie. Voor BCSD-leden zal dus vooral het beroepsgeheim/de geheimhoudingsplicht van belang zijn.
BCSD-leden hebben de plicht om bij het communiceren voorzichtigheid te hanteren. Wanneer er door toedoen van een BCSD-lid zaken uit de beslotenheid gehaald worden, die niet publiek gemaakt kunnen worden, dan maakt dat lid mogelijk een fout die eventueel schade berokkent en die zo aanleiding kan geven tot een schadevergoeding.
Zie art. 29, §3 en §4 DLB die via art. 110 DLB van toepassing zijn op de BCSD-leden voor de vergaderingen van het BCSD en art. 458 van het Strafwetboek
Kan je als BCSD-lid beschermde gegevens delen met collega-BCSD-leden?
Of men gegevens kan delen, hangt in eerste instantie af van de aard van die gegevens. In een BCSD-context zijn dit per definitie bijna allemaal gevoelige gegevens. Het beroepsgeheim en de geheimhoudingsplicht zijn hier van toepassing. Als BCSD-lid moet je dan ook erg voorzichtig zijn. Hoewel het beroepsgeheim door de wetgever als een persoonlijke verplichting wordt bestempeld, houden de rechtspraak en de rechtsleer binnen het hulpverleningskader ook rekening met gedeeld en gezamenlijk beroepsgeheim. Hiermee wordt hoofdzakelijk bedoeld het doorgeven van informatie binnen eenzelfde team, dienst of organisatie. Dit maakt meteen ook dat alle teamleden, leden van de dienst of van de organisatie die bij deze deling van vertrouwelijke informatie betrokken zijn, ook het beroepsgeheim moeten respecteren. Dit geldt ook voor informatie-uitwisseling tijdens informele gesprekken. Deze principes maken dat men meestal geen problemen moet verwachten als men onder BCSD-leden (maar buiten de BCSD-vergadering) dergelijk zaken bespreekt. Maar dat lijkt alleen aangewezen als het noodzakelijk is. Vertrouwelijke gegevens moeten maximaal beschermd worden, en kunnen dus enkel gedeeld worden als dat nodig is en in verhouding is tot het doel.
Als lid van het BCSD kan je wel delen met collega-BCSD-leden, maar niet met de “gewone” raadsleden van je partij die geen BCSD-lid zijn of met andere mensen van je partij (bijvoorbeeld op een lokaal partijbestuur). Wel kan je algemene gegevens met hen delen. Bijvoorbeeld dat je merkt dat er plots heel veel studenten een leefloon komen aanvragen.
Kan je als BCSD-lid beschermde gegevens delen met “gewone” raadsleden van je partij of leden van de lokale partijraad?
Persoonlijke gegevens van hulpaanvragers mag je absoluut niet delen met andere personen dan de BCSD-leden en de maatschappelijk werkers. Ook de raadsleden (die geen BCSD-lid zijn) hebben een erg ruim inzagerecht en kunnen een sociaal dossier gaan inzien als ze dat expliciet vragen. Dat lijkt op het eerste zicht erg merkwaardig, want die raadsleden hebben geen enkele beslissingsmacht over een hulpaanvraag. Toch is dat inzagerecht er. Wij adviseren aan de raadsleden om daar geen gebruik van te maken, tenzij wanneer dat heel gemotiveerd wel wenselijk zou zijn. Raadsleden zijn net als de BCSD-leden ook onderworpen aan de geheimhoudingsplicht en het beroepsgeheim. Maar dat betekent niet dat je als BCSD-lid zelf gevoelige gegevens kan delen met hen. Zoals aangegeven beslist de raad niet over die dossiers waardoor het delen van dergelijke informatie met een raadslid de hulpvrager niet dient. Vertrouwelijke gegevens moeten maximaal beschermd blijven. Er is dus wel degelijk een verschil tussen het delen van vertrouwelijke informatie met collega-BCSD-leden en het delen met raadsleden die geen BCSD-lid zijn. Dat laatste kan niet. Het spreekt voor zich dat ook het delen van dergelijke gegevens niet kan met andere partijgenoten dan de raadsleden.
Wanneer het gaat om algemene gegevens los van één individueel dossier, dan gelden andere regels. Het gaat dan immers vaak over gewone openbare informatie die iedere burger kan opvragen. Uiteraard is er dan geen probleem om deze informatie te delen met de raadsleden van je partij. Die informatie kan juridisch dan ook probleemloos overgemaakt worden aan niet-gemeenteraadsleden. Hoogstens gaat men in tegen gemaakte interne afspraken, wat uiteraard niet hoffelijk is, maar men riskeert geen gerechtelijke problemen.
Dat verandert mogelijk wanneer het gaat om zaken die niet zomaar door elke burger in te zien zijn. Zie daarvoor de uitzonderingen op de openbaarheid die ingeschreven zijn in het Bestuursdecreet (art. II.33 e.v.). Voorzichtig omgaan met het delen van informatie blijft aangewezen.
Deontologische plichten
Elk bestuur heeft een deontologische code, zowel voor de medewerkers als voor de politici. De deontologische code voor mandatarissen geeft een belangrijk kader waarbinnen elke mandataris veilig kan werken. Specifiek voor het BCSD kan een aanvullende code opgemaakt worden. Dit raden we ook aan gelet op de zeer specifieke taak die het BCSD heeft en de grote gevoeligheid van dossiers die er besproken worden. Zie art. 39, 74 en 112 DLB
Deontologie
Om te weten welke deontologische bepalingen nageleefd moeten worden als BCSD-lid, moet je eerst en vooral de deontologische code voor mandatarissen opvragen. Deze code wordt vastgesteld door de gemeente- en OCMW-raad. Daarnaast kan het BCSD zelf ook een eigen deontologische code aannemen die aanvullend is op de algemene code voor mandatarissen. Mogelijk zal je dus twee documenten moeten bekijken. Blijven er concrete vragen die moeilijk opgelost geraken, dan kan men een beroep doen op de reflectiekamer integriteit van de VVSG.
Algemene deontologische code voor lokale mandatarissen
Elke gemeente en elk OCMW moeten een deontologische code hebben voor lokale mandatarissen. De samenleving stelt, terecht, hoge eisen aan mandatarissen. Als lokaal geëngageerd politicus is men kwetsbaar. Een deontologische code is er in de eerste plaats om een veilige omgeving te creëren waarbinnen lokale mandatarissen kunnen werken. Een goede deontologische code geeft een algemene leidraad voor lokale mandatarissen om deontologisch zorgvuldig te kunnen handelen bij de uitoefening van het mandaat. Dit handelen steunt op de volgende waarden:
- dienstbaarheid,
- functionaliteit,
- onafhankelijkheid,
- openheid,
- vertrouwelijkheid,
- zorgvuldigheid.
Inspiratie deontologische code
Samen met Just(opent nieuw venster) maakte de VVSG een inspiratie-deontologische code voor mandatarissen waarmee de raden zelf aan de slag kunnen gaan om een eigen code, op maat van de lokale context, op te maken.
Specifieke deontologische code voor het BCSD
Het BCSD kan een eigen deontologische code aannemen. Belangrijk is dat deze code de algemene code voor mandatarissen niet vervangt, want die is na de vaststelling door de OCMW-raad sowieso ook van toepassing op de voorzitter en de leden van het BCSD. Toch is het wenselijk voor het BCSD om zo een aanvullende code vast te stellen omdat men als voorzitter of lid van het BCSD beslist over individuele maatschappelijke dienstverlening en integratie. In die specifieke en belangrijke rol krijgt men te maken met erg gevoelige informatie van kwetsbare mensen voor wie het OCMW vaak het allerlaatste vangnet is. Beslissen in een hulpverleningscontext vergt specifieke competenties en bijkomende deontologische aandachtspunten voor wie in het BCSD zetelt.
Naast de wettelijke plicht tot geheimhouding is discretie ook erg belangrijk voor het slagen van het hulpverleningstraject. Het opbouwen en behouden van een vertrouwensrelatie tussen de maatschappelijk werker en de cliënt is cruciaal. Pas dan kunnen er goede afspraken gemaakt worden rond rechten en plichten. Daarom is een goede relatie tussen sociale dienst en BCSD heel belangrijk. Discretie en respect voor elkaars rollen, en dus de professionaliteit van de maatschappelijk werkers, staan dan ook centraal in dit aanvullend model van deontologische code.
Samen met Governance and Integrity België(opent nieuw venster) maakte de VVSG een aanvullend model van deontologische code voor de voorzitter en leden van het BCSD. Dit model dient als inspiratie voor de bijzondere comités om zelf aan de slag te gaan en een eigen code op te maken. Zie art. 112 DLB
Deontologische commissie
Elke gemeente en elk OCMW moeten een deontologische commissie hebben die waakt over de naleving van de code.
Reflectiekamer integriteit
De VVSG richtte een reflectiekamer op om lokale politici en medewerkers met een integriteitsvraag bij te staan.
Het kan hierbij gaan om een moreel dilemma, het wegen van een vermeende schending van de deontologische code, een vraag over belangenvermenging, enz. De reflectiekamer wordt op vraag van een lid van een lokaal bestuur bijeengeroepen, waarna op systematische wijze onderzocht wordt wat het integere antwoord is op de gestelde kwestie. Het adviesorgaan bestaat uit experts vanuit de steden en gemeenten, geschoold in de methodiek van het moreel beraad. Voor meer info kan je altijd contact opnemen via reflectiekamer.integriteit@vvsg.be.
Wat zijn de gevolgen voor een BCSD-lid dat de deontologische code schendt?
De voornaamste bedoeling van een deontologische code is een omgeving scheppen waarbinnen mandatarissen veilig kunnen werken. Wanneer de code echter manifest geschonden wordt, moet dat duidelijk gemaakt worden. Het grote probleem daarbij is dat de decreetgever geen sanctiemogelijkheden voorziet voor deontologische inbreuken op de code. Wanneer men lokaal een duidelijk signaal wil geven aan mandatarissen die een inbreuk begaan tegen de code, dan moet men dat duidelijk regelen. Enkele belangrijke zaken waarmee men rekening moet houden:
- Tucht voor BCSD-leden bestaat niet. Tuchtstraffen zoals een schorsing of een blaam zijn dan ook niet mogelijk.
- Het DLB voorziet geen sancties tegen BCSD-leden, waardoor sommigen stellen dat zelfs een terechtwijzing van gedrag van een BCSD-lid niet mogelijk is. Dit omdat het dan een verdoken vorm zou zijn van een tuchtsanctie. We willen dat nuanceren. Het klopt dat een blaam, schorsing, ontslag, e.d. juridisch inderdaad niet mogelijk zijn. Maar wij zijn van mening dat de OCMW-raad wel altijd kan vaststellen dat bepaald gedrag van een BCSD-lid niet in overeenstemming is met de deontologische code. En wanneer een dergelijke inbreuk vastgesteld wordt, kan de raad het BCSD-lid daar ook op wijzen.
- We adviseren dus wel om de vaststelling en beoordeling van inbreuken aan de OCMW-raad voor te leggen, na advies van een deontologische commissie. De raad is immers juridisch het sterkste orgaan om daarover iets te zeggen.
- Wanneer het gaat om mogelijk strafrechtelijke inbreuken, dan is een melding bij politie, parket of Audit Vlaanderen steeds nodig.
- Een klacht bij het Agentschap voor Binnenlands Bestuur of de gouverneur kan ook, maar die kunnen niet optreden tegen een individueel BCSD-lid. Het toezicht kan hoogstens een moreel advies geven, maar niet sanctioneren.
Verbodsbepalingen
BCSD-leden (en hun vertrouwenspersonen) mogen niet aanwezig zijn bij de bespreking van en stemming over bepaalde punten. Daarnaast mogen ze bepaalde activiteiten niet uitoefenen:
Verboden deelname aan bespreking en stemming
BCSD-leden mogen nooit deelnemen aan de bespreking van en de stemming over aangelegenheden waarin ze een rechtstreeks belang hebben: ofwel persoonlijk, ofwel als vertegenwoordiger, of waarbij de echtgenoot of bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. Dat verbod gaat niet verder dan de bloed- en aanverwanten tot en met de tweede graad als het gaat om de voordracht van kandidaten, benoemingen, afzettingen en schorsingen. Om discriminatie te vermijden worden voor de toepassing van deze bepaling personen die wettelijk samenwonen met echtgenoten gelijkgesteld.
Hoe interpreteer je of er een rechtstreeks belang is?
Het is in de eerste plaats aan het raadslid zelf om uit te maken of hij/zij aanwezig kan zijn tijdens de bespreking van een punt. Dat is altijd een afweging, zowel op juridisch als deontologisch vlak. Deontologisch is het van belang te kijken wat de eigen deontologische code daarover zegt. Voor deontologische standpunten van de VVSG is er de reflectiekamer integriteit. Juridisch moet een afweging gemaakt worden of er een rechtstreeks belang is. De rechtsleer en rechtspraak geven volgende elementen aan:
- Het raadslid (of de verwant) moet een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben.
Dat is in principe een materieel of financieel belang en heeft dus een invloed op de inkomsten van het raadslid (of de verwant).- Rechtstreeks betekent dat het belang het raadslid (of de verwant) zelf ten goede komt, of juist niet.
- Persoonlijk betekent dat het niet gaat om een collectief belang, waarbij het agendapunt voor een grotere groep mensen van belang is. Een voorbeeld van een collectief belang is de wijziging aan een ruimtelijk structuurplan waarbij een hele wijk betrokken is.
- Het belang moet actueel zijn bij de bespreking en de beslissing van het agendapunt.
Aanvullend, maar zeker niet onbelangrijk is de uitspraak van de Raad van State (nr. 143.663 van 26 april 2005) waarin een rechtstreeks belang wordt omschreven als: “alle belangen waarvan het gemeenteraadslid niet met redelijke zekerheid kan worden geacht voldoende afstand te kunnen nemen om de belangen van zijn gemeentebestuur voorrang te verlenen boven zijn persoonlijke belangen (…) Het volstaat dat de gegevens van de zaak aannemelijk maken dat bij beraadslaging in de schoot van de gemeenteraad een belangenvermenging in de persoon van een gemeenteraadslid mogelijk was en dat deze aldus in de verleiding kan komen om zijn belangen op die van de gemeente te laten prevaleren”.
Een moreel belang speelt dus ook een rol.
Verboden activiteiten
Daarnaast mogen leden van het BCSD nooit:
- rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris tegen betaling werken in geschillen ten behoeve van het OCMW; dat verbod geldt ook ten aanzien van de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het BCSD-lid werken;
- rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris werken in geschillen ten behoeve van de tegenpartij van het OCMW of ten behoeve van een personeelslid van het OCMW over beslissingen in verband met het werken binnen het OCMW; dit verbod geldt ook voor de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het BCSD-lid werken;
- rechtstreeks of onrechtstreeks:
- een overeenkomst sluiten met het OCMW of een OCMW-vereniging of -vennootschap; dit verbod geldt niet bij een schenking van het BCSD-lid en in de gevallen waarbij het lid een beroep doet op door die instellingen aangeboden dienstverlening en ten gevolge daarvan een overeenkomst aangaat;
- deelnemen aan een opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop ten behoeve van het OCMW of een OCMW-vereniging of -vennootschap;
- optreden als afgevaardigde of deskundige van een vakorganisatie in het bijzonder onderhandelingscomité of het hoog overlegcomité.
Zie art. 27 DLB dat via art. 110 DLB van toepassing is op de BCSD-leden
Als zelfstandige lever ik aan de gemeente of het OCMW. Kan dat nog nadat ik BCSD-lid geworden ben?
Voor de leveringen aan de gemeente verandert er niets (tenzij je ook raadslid zou zijn), maar voor het OCMW is dat wel het geval. Om belangenvermenging te voorkomen, zegt decreet over het lokaal bestuur heel duidelijk dat het verboden is voor raadsleden om ‘rechtstreeks of onrechtstreeks een overeenkomst te sluiten, behalve in geval van een schenking aan het OCMW of een OCMW-vereniging of -vennootschap, of deel te nemen aan een opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop ten behoeve van het OCMW of een OCMW-vereniging of -vennootschap, behalve als het BCSD-lid een beroep doet op een dienstverlening van het OCMW of een OCMW-vereniging of -vennootschap en ten gevolge daarvan een overeenkomst aangaat. Belangrijk is ook dat je niet onrechtstreeks een overeenkomst kan sluiten. Dat heeft ook gevolgen voor bijvoorbeeld je echtgenoot of echtgenote. Hij/zij zal dus ook geen overeenkomst kunnen sluiten. Een andere voorbeeld van onrechtstreeks een overeenkomst sluiten (= via tussenpersonen) is als je bestuurder bent van een vennootschap. Opgelet: Want overeenkomsten die al bestonden vooraleer je mandataris werd kunnen wel verder uitgevoerd worden! De verbodsbepaling geldt dus enkel voor nieuwe overeenkomsten. Zie art. 27 DLB dat via art. 110 DLB van toepassing is op de BCSD-leden.
Interessante teksten
Periode mandaat
Wanneer begint je mandaat als BCSD-lid?
Na de gemeenteraadsverkiezingen van 13 oktober 2024 vindt installatievergadering van de gemeenteraad plaats op één van de eerste vijf werkdagen van december 2024. In nieuwe fusiegemeenten vindt de installatie van rechtswege plaats op eerste werkdag van januari 2025. De verkiezing van de BCSD-leden gebeurt in de openbare zitting van de OCMW-raadsvergadering die aansluit op de installatievergadering. Zowel de voorgedragen BCSD-leden als de opvolgers worden daar verkozen verklaard. De effectieve verkozen leden (dus niet de opvolgers) leggen er ook de eed af. Het mandaat start vanaf het moment dat de eed afgelegd is. Deze eedafleggingen worden opgenomen in de notulen. Er moet geen apart proces-verbaal worden opgesteld.
Word je op een later moment verkozen tot effectief BCSD-lid (dat kan als opvolger, maar ook door een nieuwe akte) dan bij de start van de bestuursperiode, dan mag je de eed niet afleggen in de openbare vergadering van de OCMW-raad. Zo een eed vindt dan plaats bijvoorbeeld op het bureau van de algemeen directeur of de raadsvoorzitter. De eed wordt afgenomen door de raadsvoorzitter in aanwezigheid van de algemeen directeur. Er wordt wel een proces-verbaal van opgemaakt dat overgemaakt wordt aan de BCSD-voorzitter. Vanaf dan ben je BCSD-lid. Zie art 96 DLB.
Modeldocument: Model proces-verbaal van de eedaflegging van een BCSD-lid tijdens de lopende bestuursperiode.
Wanneer je de eed wil afleggen als lid van het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst, dan onderzoekt de OCMW-raad de geloofsbrieven.
Wettelijk wordt nergens bepaald wat de geloofsbrieven zijn. In een omzendbrief (BB-2006/18) heeft toenmalig minister Keulen omschreven wat geloofsbrieven zijn: Het zijn de schriftelijke bewijsstukken die elk BCSD-lid moet voorleggen om aan te tonen dat hij of zij op een wettige wijze is verkozen en dat er geen bezwaren zijn tegen zijn of haar verkiezing.
De omzendbrief geeft aan hoe die bewijsstukken er kunnen uitzien:
- Een recent uittreksel uit het bevolkings- of rijksregister.
- Een recent bewijs van goed zedelijk gedrag.
- Een verklaring op eer waarin wordt verklaard dat men zich niet bevindt in een van de gevallen van onverenigbaarheid.
Het doel van het onderzoek van de geloofsbrieven is om na te gaan of de kandidaten nog steeds aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoen en zich niet in een van de gevallen van onverenigbaarheid bevinden.
Verkiesbaarheidsvoorwaarden zijn voorwaarden waaraan je moet voldoen om verkiesbaar te zijn. Je moet aan deze voorwaarden blijven voldoen tijdens de hele duur van je mandaat. Er zijn vier voorwaarden om verkiesbaar te zijn als BCSD-lid:
- de Belgische nationaliteit bezitten of onderdaan zijn van een andere lidstaat van de Europese Unie;
- de volle leeftijd van 18 jaar bereikt hebben;
- ingeschreven zijn in het bevolkingsregister van de gemeente;
- niet ontzet zijn van de uitoefening van het kiesrecht (dus als kiezer) of van het recht te worden verkozen (dus als kandidaat).
De volgende personen zijn geschorst of uitgesloten van het kiesrecht (wie niet mag kiezen is ook niet verkiesbaar):
- personen die levenslang ontzet zijn van de uitoefening van het kiesrecht door veroordeling;
- de volgende personen die in de uitoefening van het kiesrecht zijn geschorst, en dit zolang de onbekwaamheid duurt
- de gerechtelijk onbekwaamverklaarden, de personen met het statuut van verlengde minderjarigheid en de personen die geïnterneerd zijn;
- de personen die voor een bepaalde duur ontzet zijn van de uitoefening van het kiesrecht door veroordeling;
- de personen die ter beschikking van de regering zijn gesteld (op basis van het Strafwetboek of de Wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers).
De volgende personen zijn niet verkiesbaar (mogen geen kandidaat zijn):
- de onderdanen van de andere lidstaten van de Europese Unie die, ten gevolge van een individuele burgerrechtelijke of een strafrechtelijke beslissing in hun lidstaat van herkomst ontheven zijn van het recht om gekozen te worden krachtens het recht van die lidstaat;
- personen die veroordeeld zijn, zelfs met uitstel, wegens één van de misdrijven, vermeld in artikel 240, 241, 243, en 245 tot en met 248 van het Strafwetboek, gepleegd tijdens de uitoefening van een gemeenteambt (het gaat dan onder meer over verduistering, omkoping enzovoort). Die onverkiesbaarheid eindigt twaalf jaar na de veroordeling.
Een BCSD-lid kan de functie alleen opnemen als hij of zij zich niet in een 'staat van onverenigbaarheid' bevindt. Onverenigbaarheid betekent dat het lid bepaalde functies uitoefent of zich in een situatie bevindt die het effectief lidmaatschap van het BCSD onmogelijk maken. Er zijn twee soorten onverenigbaarheden:
Functionele onverenigbaarheden
Dit is het verbod om gelijktijdig een bepaalde functie en een mandaat uit te oefenen. Het decreet lokaal bestuur voorziet functionele onverenigbaarheden. Het uitgangspunt daarbij is om zo weinig mogelijk onverenigbaarheden op te leggen. Er is door het decreet over het lokaal bestuur een functionele onverenigbaarheid tussen het BCSD-lidmaatschap en volgende functies:
- De leden van het college of vast bureau (met uitzondering van de BCSD-voorzitter, of zijn/haar vervanger als de voorzitter afwezig is);
- provinciegouverneurs, de vicegouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de hoge ambtenaar die de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aanwijst overeenkomstig artikel 48, derde lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse Instellingen en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de provinciegriffiers, de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen als de gemeente in kwestie deel uitmaakt van hun ambtsgebied;
- de magistraten, de plaatsvervangende magistraten en de griffiers bij de hoven en de rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Grondwettelijk Hof;
- de leden van het operationele kader en de leden van het administratieve of logistieke kader van de politiezone waartoe de gemeente behoort;
- de personeelsleden van de gemeente in kwestie of van het OCMW dat die gemeente bedient of van de gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen van de gemeente, met uitzondering van het gemeentelijk onderwijzend personeel;
- de personen die in een lokale decentrale overheid van een andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of een mandaat uitoefenen dat gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, voorzitter van de gemeenteraad, schepen of burgemeester.
Onverenigbaarheden door bloed- en aanverwantschap
Bloedverwanten tot en met de tweede graad, aanverwanten in de eerste graad of echtgenoten kunnen niet samen in hetzelfde BCSD zitten. Het decreet lokaal bestuur stelt personen met wettelijk samenlevingscontract gelijk met echtgenoten. Er is geen probleem als het ene familielid enkel zetelt in het BCSD en het andere enkel in de raad. Dat kan perfect. Enkel binnen hetzelfde orgaan kan dat niet.
De regels over onverenigbaarheden moeten strikt toegepast worden. Dat betekent:
- Dat men lokaal niet kan beslissen om afwijkingen op deze regels toe te laten.
- Dat onverenigbaarheden anderzijds ook niet verder uitgebreid kunnen worden door interpretatie. Enkel wat er letterlijk staat, is verboden. Zo is er bijvoorbeeld enkel een onverenigbaarheid voor de leidend ambtenaar van een intergemeentelijk samenwerkingsverband en niet bij uitbreiding voor andere personeelsleden van zo een samenwerkingsverband.
Opgelet: Naast de onverenigbaarheden uit het decreet over het lokaal bestuur zijn er ook nog andere regels die aan personen met bepaalde functies verbieden om een lokaal mandaat op te nemen. Kijk dus, als je een bepaalde functie uitoefent, goed na of de specifieke regels voor jouw beroepsgroep onverenigbaarheden invoeren. Een voorbeeld is art. 127 van de wet op de geïntegreerde politie.
Tijdelijke vervanging (verhindering)
Het decreet over het lokaal bestuur omschrijft enkele situaties waarbij je als mandataris tijdelijk vervangen kan worden door een opvolger zonder dat je daardoor definitief het mandaat verliest. Na het beëindigen van deze periode van verhindering word je automatisch terug mandataris en wordt je vervanger automatisch weer opvolger.
Korte afwezigheid: tijdelijke vervanging
Als het huishoudelijk reglement van de OCMW-raad de mogelijkheid voorziet, dan kan je als BCSD-lid bij een korte afwezigheid (zoals bijvoorbeeld een reis) op de BCSD-vergadering vervangen worden door een OCMW-raadslid. Een dergelijke plaatsvervanging kan enkel volgens de bepalingen die de OCMW-raad heeft ingeschreven in het huishoudelijk reglement. Deze vervanging staat dus helemaal los van regels rond decretale verhindering (zie hieronder). Staat er niks over een plaatsvervanging in het huishoudelijk reglement van de OCMW-raad, dan kan niet met een plaatsvervanger gewerkt worden. In dat laatste geval blijft wel de een decretale verhindering mogelijk.
Afwezigheid bij decretale verhindering: tijdelijke opvolging
Het decreet over het lokaal bestuur omschrijft enkele situaties waarbij je als BCSD-lid tijdelijk opgevolgd kan worden door een opvolger zonder dat je daardoor definitief het mandaat verliest. Na het beëindigen van de periode van verhindering word je automatisch terug lid van het BCSD en de persoon die je tijdelijk opgevolgd heeft automatisch weer opvolger. Zo een tijdelijke opvolging kan bij:
- een afwezigheid van ten minste twaalf weken wegens medische redenen, studieredenen of verblijf in het buitenland (vervanging op vraag, gestaafd met een recent geneeskundig getuigschrift met de minimale tijd van afwezigheid of een attest van de onderwijsinstelling of de opdrachtgever);
- ouderschapsverlof voor de geboorte of adoptie van een kind (vervanging op vraag);
- een afwezigheid van ten minste twaalf weken wegens palliatief verlof of verlof voor de bijstand of de verzorging van een zwaar ziek familielid tot en met de tweede graad (vervanging op vraag met een schriftelijk verzoek en een verklaring op erewoord zonder de naam van de patiënt te moeten vermelden);
- het comitélid dat Europees Commissaris is (vervanging op vraag);
- het comitélid dat geschorst is voor inbreuken op de kieswetgeving.
Als BCSD-lid vraag je (behalve bij een schorsing voor inbreuken op de kieswetgeving) zelf om tijdelijk opgevolgd te worden. Is een zieke mandataris zelf niet meer in staat om zijn tijdelijke opvolging te vragen, dan wordt hij van rechtswege als verhinderd beschouwd vanaf de derde opeenvolgende vergadering van het BCSD waarop hij/zij niet aanwezig kan zijn en dat zolang de afwezigheid duurt. Zie art.12 dat via art. 102 DLB van toepassing is op de BCSD-leden en art. 105 DLB
Modeldocumenten
- Modelbrief om zich als BCSD-lid verhinderd te laten verklaren omwille van studieredenen
- Modelbrief om zich als BCSD-lid verhinderd te laten verklaren omwille van medische redenen
- Modelbrief om zich als BCSD-lid verhinderd te laten verklaren omwille van een opdracht in het buitenland
- Modelbrief om zich als BCSD-lid verhinderd te laten verklaren omwille van een geboorte
- Modelbrief om zich als BCSD-lid verhinderd te laten verklaren omwille van een adoptie
- Modelbrief om zich als BCSD-lid verhinderd te laten verklaren omwille van de bijstand of verzorging van een zwaar ziek familielid + verklaring op eer
- Modelbrief om zich als BCSD-lid verhinderd te laten verklaren omwille van palliatief verlof + verklaring op eer
Wanneer eindigt je mandaat als BCSD-lid?
Wie de eed afgelegd heeft als BCSD-lid, blijft in principe lid voor de hele bestuursperiode.
Er zijn enkele uitzonderingen:
- Er zijn bepaalde gevallen waar iemand tijdelijk lid wordt van het BCSD omdat het effectieve BCSD-lid verhinderd is. Bij het einde van de verhindering neemt het oorspronkelijke BCSD-lid het mandaat weer op en wordt het tijdelijke BCSD-lid weer opvolger. meer lees je in de paragraaf hierboven.
- Je kan als lid van het BCSD steeds zelf beslissen om ontslag te nemen (schriftelijk aan de raadsvoorzitter). De fractie in de raad die je heeft voorgedragen of een partij kan dat niet in jouw plaats beslissen.
- Wanneer je niet meer voldoet aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden (bijvoorbeeld omdat je verhuisd bent naar een andere gemeente) en weigert ontslag te nemen kan de raad je mandaat vervallen verklaren.
- Wanneer je zou overlijden tijdens de bestuursperiode.
Zie art. 97, §2 en 103 DLB
Vervallenverklaring van mandaat
Vervallenverklaring van mandaat is een procedure uit het decreet lokaal bestuur die opgestart wordt wanneer een raadslid niet meer voldoet aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden en weigert om zelf ontslag te nemen. In de praktijk gaat het meestal om raadsleden die officieel hun domicilie nog in de gemeente hebben maar die feitelijk in een andere gemeente wonen. Ingeschreven zijn in het bevolkingsregister van de gemeente is niet voldoende. Men moet er echt wonen, en dat beoordelen is een feitenkwestie.
Zo gaf de Raad van State aan dat bij de bepaling van de hoofdverblijfplaats rekening moet worden gehouden met verschillende elementen: de plaats waar de betrokkene het grootste gedeelte van zijn tijd doorbrengt, waar hij na zijn beroepsbezigheden heen gaat, waar de kinderen naar school gaan, waar hij werkt, zijn sociaal, cultureel en politiek leven heeft uitgebouwd.
Wat doe je als je als raadslid feiten verneemt die kunnen leiden tot het verval van mandaat bij een ander raadslid?
Wij raden aan om het betreffende raadslid aan te spreken. Vaak is het immers moeilijk te beoordelen of die vermoedens over het andere raadslid feiten zijn of niet, en of deze feiten wel degelijk het verval van mandaat met zich kunnen meebrengen, of niet.
Blijkt na het gesprek dat die feiten er wel degelijk zijn (of er is een ernstig vermoeden), dan kan men de raadsvoorzitter op de hoogte brengen.
De voorzitter zal dan meteen ook de Raad voor Verkiezingsbetwistingen en het betrokken raadslid op de hoogte brengen van het bezwaar dat je hebt ingediend. Ook zal de raadsvoorzitter dit agenderen op de volgende gemeenteraad. Het geviseerde gemeenteraadslid zal dan de kans krijgen om:
- ontslag te nemen
- raadslid te blijven en door de gemeenteraad gehoord te worden (met het risico op een boete mocht het raadslid effectief niet meer blijken te voldoen aan deze verkiesbaarheidsvoorwaarde).
Na het horen van het betrokken raadslid (en het raadslid dat het bezwaar indiende) kan de gemeenteraad een uitspraak doen. De raad kan ook beslissen dit eerst verder te onderzoeken en eventueel kan hiervoor de dienst bevolking of de wijkagent ingeschakeld worden. Doet de gemeenteraad geen uitspraak binnen de twee maanden, dan zal de Raad voor Verkiezingsbetwistingen(opent nieuw venster) dat doen. Uit de ervaring van de VVSG blijkt dat raadsleden bijna altijd ofwel een heel aanvaardbare uitleg hebben (bv. enkele maanden elders verblijven wegens verbouwingent) ofwel pas dan beseffen dat ze geen raadslid meer kunnen zijn en dan zelf ontslag nemen. Uitspraken door de Raad voor Verkiezingsbetwistingen of Raad van State waarbij een raadslid het mandaat verliest zijn dan ook eerder zeldzaam. Wie toch het mandaat blijft uitoefenen riskeert een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en een geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro.
Hoe neem je ontslag als BCSD-lid?
Het kan zijn dat een mandaat als lid van het BCSD toch niet is wat je op voorhand dacht, of dat er andere omstandigheden zijn die maken dat je ontslag wil nemen. Dat kan altijd. Als BCSD-lid kan je ontslag nemen door dat schriftelijk mee te delen aan de voorzitter van de OCMW-raad (niet aan de BCSD-voorzitter). Het maakt daarbij niet uit of dit via een brief of e-mail gebeurt. Belangrijk is dat je vanaf dan het ontslag niet meer kan intrekken. Je blijft wel lid van het BCSD tot je opvolger de eed heeft afgelegd, behalve als je ontslag het gevolg is van een onverenigbaarheid. Zie art. 103 DLB
Wie volgt een ontslagnemend BCSD-lid op?
Op het moment dat het mandaat van BCSD-lid eindigt, wordt gekeken naar de akte op basis waarvan het ontslagnemend BCSD-lid verkozen werd. Staan er op die akte voor het ontslagnemend lid nog één of meer opvolgers, dan wordt de eerstvolgende opvolger voor dat BCSD-lid tot de eed geroepen. Als die verzaakt aan het BCSD-mandaat, dan gaat men naar de volgende opvolger. Verzaken kan schriftelijk aan de voorzitter van de OCMW-raad.
Stel dat geen opvolgers meer zijn, of verzaken ze allemaal, dan kunnen de OCMW-raadsleden van de lijst (of groep van lijsten) die het betreffende lid hebben voorgedragen, samen een nieuw kandidaat-lid en/of één of meer kandidaat-opvolgers voordragen. Ze hebben daarvoor zestig dagen. De nieuwe akte moet voldoen aan dezelfde voorwaarden als de akten die ingediend zijn bij het begin van de legislatuur.
Lukt het niet om binnen die zestig dagen een nieuwe akte in te dienen, dan krijgen ook de andere lijsten de kans om een nieuwe akte indienen voor dat vrijgekomen BCSD-mandaat. Over die akten wordt dan gestemd in de OCMW-raad. Zie art. 95 DLB
Kan een BCSD-lid na ontslag genomen te hebben uit het BCSD nog terugkeren tijdens dezelfde bestuursperiode?
Ja, dat kan inderdaad. In de gemeenteraad kan dat niet, en is zo een ontslag definitief voor de hele bestuursperiode. Maar in een BCSD kan men dus wel terugkeren tijdens de legislatuur. Uiteraard moet er dan wel een BCSD-mandaat vrijkomen en moet men dan wel ofwel de volgende opvolger zijn ofwel opnieuw voorgedragen worden. Er is wel één uitzondering: Stel dat men ontslag nam uit het BCSD omdat men niet meer voldeed aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden (in de praktijk gaat dit steeds om een verhuis naar een andere gemeente) en men het mandaat weer terug wil opnemen omdat men wel terug aan die voorwaarden voldoet (terug in de gemeente komen wonen), dan kan dat niet.
Men moet immers de hele tijd aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden blijven voldoen. Voor alle duidelijkheid gaat dit niet om onverenigbaarheden (bijvoorbeeld omdat men tijdelijk personeelslid werd van het OCMW). Wanneer een onverenigbaarheid opgehouden is, kan men dus wel weer BCSD-lid worden.
Tips
Als BCSD-lid kan je voor kwetsbare mensen echt mee het verschil maken. Een gouden formule om dat perfect te doen bestaat niet. Hieronder wel een aantal tips:
- Probeer in het BCSD geen onderscheid te maken tussen meerderheid en oppositie. Het gaat om de cliënt.
- Heb respect voor de professionaliteit van de maatschappelijk werker en vertrouw wat zij zeggen.
- Heb respect voor de mening van de andere leden van het BCSD.
- Voer zelf nooit een sociaal onderzoek.
- Denk goed na over hoe je omgaat met een hulpvrager die gehoord wil worden. Het is niet de bedoeling dat die voor een tribunaal komt. Voor meer tips zie de pagina over het hoorrecht.
- Gebruik je rechten (vragen stellen) om meer inzicht te krijgen in een dossier.
- Blijf steeds binnen het wetgevend en deontologische kader. Denk er bijvoorbeeld aan de persoonlijke gegevens van mensen niet gedeeld mogen worden.
Wanneer je beleidsadviezen wil formuleren, zijn er nog een aantal andere tips:
- Probeer te kijken of je uit alle individuele dossiers toch geen beleidslessen kan trekken. Komen er vaak dingen terug, dan kan dat een aanleiding zijn om het beleid aan het denken te zetten.
- Luister naar en betrek de burger.
- Besef dat de omgeving snel verandert. Het is goed om ook als BCSD-lid af en toe te kijken naar de complexe en heel snel veranderende context waarbinnen we leven en waarbinnen de lokale besturen opereren.