Raadslid zijn
Als raadslid vertegenwoordig je de lokale bevolking en vorm je de brug tussen burgers en de overheid. Door te luisteren naar wat er leeft in de samenleving, ontwikkel je een onderbouwde visie op lokaal beleid. Je communiceert oprecht, kent de werking van het bestuur en respecteert alle regels en verantwoordelijkheden die bij je mandaat horen.
Inhoud van deze pagina
Rollen
Deelnemen aan het bestuur
Als gemeente- en OCMW-raadslid ben je een volksvertegenwoordiger die, als mede-inwoner, het vertrouwen krijgt om namens de bevolking samen met de andere raadsleden beslissingen te nemen. Je het als individueel raadslid geen beslissingsbevoegdheid. Beslissen doet de raad als orgaan. Gaat meer dan de helft van de raadsleden akkoord met een voorstel, dan is er een beslissing. Als raadslid heb je dus geen persoonlijke bestuursbevoegdheid, maar heb je de plicht mee te werken aan de totstandkoming van beslissingen en het beleid van het bestuur. Je weegt lokale behoeften tegen elkaar af en zorgt mee voor goed doordachte en onderbouwde beleidskeuzes. Soms ben je als raadslid ook mee bestuurder van instellingen en diensten van gemeente en OCMW.
Democratische controle waarborgen
Nadat de raad de grote lijnen van het beleid uittekent, gaat het college en het vast bureau daar mee aan de slag. Als raadslid is het jouw taak om toe te kijken of het beleid goed uitgevoerd wordt en de regels daarbij gevolgd worden. Om die taakte kunnen uitvoeren heeft de decreetgever je verschillende rechten gegeven die een “gewone” burger niet heeft. Zo heb je bijvoorbeeld het recht om punten op de agenda van de raadsvergadering te zetten, heb je een verregaand inzagerecht in de documenten van de gemeente, heb je het recht om de diensten van de gemeente te bezoeken en kan je mondelinge en schriftelijke vragen stellen aan de burgemeester en aan het college van burgemeester en schepenen.
Organiseren van burgerparticipatie
Als raadslid heb je mee het beleid uitgetekend en leg je mee verantwoording af voor de keuzes die de gemeente en het OCMW maken. Ook al heb je anders gestemd of ben je het niet eens met het beleid, dan nog informeer je de burger waarom de raad wél zo gestemd heeft. Uiteraard kan je daarbij aangeven waarom je het er zelf niet mee eens bent. Cruciaal daarbij is dat je de burger steeds informeert met feiten en achtergronden. Belangrijk is ook dat je de burger probeert te betrekken. Het is de taak van de gemeenteraad om de participatie van de bevolking te organiseren. Als raadslid denk je mee na over hoe dat zinvol kan gebeuren.
Rechten en plichten
Inzagerecht
Als raadslid sta je in voor de democratische controle op de gemeente en het OCMW en kan je mee beleid maken. Het is daarbij belangrijk om de juiste gegevens te hebben. Daarom hebben raadsleden een dubbel inzagerecht:
- Specifiek inzagerecht
Specifiek voor het voorbereiden van de vergadering worden alle documenten tijdig ter beschikking gesteld van de raadsleden. Zodra de agenda bezorgd wordt, moeten ook de dossiers daarbij in te kijken zijn (ook elektronisch als men dat vraagt). Het specifieke inzagerecht zorgt ervoor dat de raadsleden de dossiers op de agenda goed kunnen voorbereiden. - Algemeen inzagerecht
Daarnaast kan een raadslid ook inzage vragen in alle dossiers, stukken en akten met betrekking tot het bestuur van de gemeente en het OCMW. Het maakt daarbij niet uit of het om een papieren document gaat of om digitale informatie. Inzage betekent ook een recht op afschrift of kopie van de dossiers, stukken en akten. Het lokaal bestuur mag hiervoor een vergoeding vragen, maar die mag niet meer bedragen dan de kostprijs. Dit inzagerecht is een zeer ruim recht, maar er zijn ook grenzen:- Stukken die niet "af" zijn worden uitgesloten van inzage tot ze wel "af" zijn. Deze uitzondering geldt enkel voor het stuk waaraan nog gewerkt wordt, niet voor eventuele andere stukken uit hetzelfde dossier die wel al "af" zijn.
- Persoonlijke documenten (bijvoorbeeld notities ter voorbereiding van een verslag) kunnen niet ingekeken worden door raadsleden.
- Inzage kan enkel gevraagd worden voor bestaande stukken. Een raadslid kan dus niet eisen dat een nieuw document opgesteld wordt. Dat kan enkel als de raad dit toestaat.
- In de gemeente hebben raadsleden geen inzage in de stukken die verband houden met de taken van algemeen belang, zoals bijvoorbeeld het bevolkingsregister.
- In het OCMW hebben raadsleden dan weer geen recht op afschrift (of kopie) voor de dossiers die betrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer van cliënten van het OCMW en van hun onderhoudsplichtigen.
Kan een raadslid permante toegang vragen tot het hele intranet van gemeente of OCMW?
Dat is niet de bedoeling. Het Decreet Lokaal Bestuur bevat twee verschillende soorten inzagerecht voor de raadsleden, zoals hierboven vermeld. Het staat niet letterlijk bij het specifieke inzagerecht, maar als we dat samenleggen met de bepalingen van het algemeen inzagerecht, kunnen we niet anders dan concluderen dat het niet de bedoeling is dat raadsleden een permanente toegang hebben tot alle dossiers via een intranet. Dat kan enkel binnen een bepaald decretaal doel: in de periode voorafgaand aan de raadsvergadering en voor de nodige stukken voor de voorbereiding van die raadsvergadering. Voor niet-gevoelige dossiers is dat geen probleem, maar sommige dossiers gaan bijvoorbeeld over personen. Stelt men die dossiers na de vergadering nog permanent ter beschikking, dan is dat niet alleen strijdig met het DLB, maar ook met de privacy- en algemene veiligheidsregels.
Recht om technische inlichtingen te vragen
Raadsleden krijgen ten laatste acht dagen voor een raadsvergadering de agenda en alle relevante stukken die daarbij horen. Wanneer een dergelijk stuk niet duidelijk is voor een raadslid, dan kan het raadslid de algemeen directeur vragen om technische uitleg (geen politieke uitleg). De algemeen directeur antwoordt zelf of duidt een personeelslid aan dat de inlichtingen verstrekt.
Recht om diensten te bezoeken
Raadsleden mogen alle instellingen en diensten bezoeken van gemeente en OCMW. Zulke bezoeken worden op voorhand afgesproken. Belangrijk is ook dat het gaat om een bezoekrecht en geen inspectierecht. Je dient je dus te gedragen als een bezoeker en kan geen bevelen geven aan de aanwezige personeelsleden.
Kan een raadslid rechtstreeks een personeelslid aanspreken en die een opdracht geven?
Een individueel raadslid kan geen opdrachten geven aan het personeel of aan de algemeen directeur. Het geven van een opdracht kan enkel als de raad als orgaan daartoe zou beslissen. Het is wel cruciaal dat politiek en administratie goed samenwerken. Een lokaal bestuur steunt immers op die twee pijlers. De politieke component zorgt voor de beleidsbeslissingen. De lokale administratie bereidt het beleid voor en zorgt voor de uitvoering. De algemeen directeur heeft de leiding over de administratie en stuurt, samen met het managementteam, de organisatie ambtelijk aan. Wanneer je als raadslid vragen of problemen hebt, dan kan je steeds de algemeen directeur contacteren. De algemeen directeur zal je dan verder helpen of doorsturen naar een personeelslid. Hou er ook rekening mee dat er mogelijk bepalingen staan in het huishoudelijk reglement en de deontologische code over het contact met de administratie. Dienstbetoon waarbij dossierbehandelaars aangesproken worden, kan bijvoorbeeld niet. Als raadslid heb je immers geen individuele beslissingsbevoegdheid hierin en je mag de schijn niet doen ontstaan dat dit wel zo zou zijn. Ook mag je personeelsleden niet onder druk zetten. Het is dan ook belangrijk steeds te werken binnen de krijtlijnen van de deontologische code(s).
Recht om vragen te stellen
Raadsleden hebben het recht om mondelinge en schriftelijke vragen te stellen aan de burgemeester, het college van burgemeester en schepenen en aan het vast bureau. Mondelinge vragen worden gesteld en beantwoord op de gemeenteraad. De wijze waarop schriftelijke en mondelinge vragen gesteld kunnen worden, wordt geregeld in het huishoudelijk reglement.
Soms wordt het aantal mondelinge vragen beperkt: per raadslid, per fractie of qua tijd die een vraag in beslag mag nemen. Deze beperkingen mogen alleen ingevoerd worden om de goede werking van de raad niet in het gedrang te laten komen door een onredelijk aantal mondelinge vragen (en antwoorden).
Een gelijkaardige beperking van het schriftelijke vragenrecht is veel minder evident, omdat die vragen geen impact hebben op de werking van de gemeenteraad. Al lijkt er ook bij het aantal schriftelijke vragen een grens te zijn aan wat redelijk is. Het is bijvoorbeeld niet de bedoeling dat de administratie volledig tot stilstand komt omdat men enkel nog bezig is met het voorbereiden van antwoorden op schriftelijke vragen. Ook is het niet de bedoeling dat raadsleden het vragenrecht gebruiken om stukken samen te brengen die men eigenlijk gewoon zelf kan opvragen op basis van het inzagerecht. Toch zal men zeer voorzichtig moeten zijn bij het formuleren van beperkingen van het recht om schriftelijke vragen te stellen. De kans is niet gering dat het toezicht immers optreedt tegen een beperking hiervan. Het controlerecht van raadsleden is dan ook erg belangrijk in lokaal democratisch opzicht.
Recht om zelf agendapunten toe te voegen
Tot vijf dagen voor de raadsvergadering kunnen raadsleden zelf punten aan de agenda toevoegen. Ze bezorgen daarvoor per punt een toegelicht voorstel van beslissing aan de algemeen directeur, die de voorstellen bezorgt aan de raadsvoorzitter. Eens de bijkomende agenda vastgesteld is, worden alle raadsleden daarvan op de hoogte gebracht.
Recht om met andere raadsleden de raad bijeen te roepen
De raadsvoorzitter moet de raad bijeenroepen als minstens 1/3de van de raadsleden dat vraagt. Deze raadsleden moeten daarbij zelf bepalen op welke dag en op welk uur de vergadering zal plaatsvinden en met welke agenda. Ook hier moet er minstens één toegelicht voorstel van beslissing zijn waarover de raad zal stemmen. Als genoeg raadsleden je oproep mee ondertekenen, dan moet de voorzitter de raad bijeenroepen. Is het al langer dan 6 weken geleden dat de raad samenkwam, dan volstaat het om 1/5de van de raadsleden achter de oproep te scharen. Opgelet, want die periode van 6 weken wordt geschorst tussen 11 juli en 15 augustus.
Het huishoudelijk reglement als werkinstrument
Een belangrijk werkinstrument voor raadsleden is het huishoudelijk reglement. Er is een versie voor de gemeenteraad en een versie voor de OCMW-raad. Elke raad bepaalt haar eigen reglement en kan beslissen om het aan te passen indien nodig. Het huishoudelijk reglement werkt o.a. de rechten uit door bijvoorbeeld in concrete procedures te voorzien. Het huishoudelijk reglement kan de rechten van raadsleden concretiseren en aanvullen, maar kan er niet tegen ingaan. Raadsleden moeten de bepalingen ervan naleven. Het huishoudelijk reglement is een belangrijk document want daar staan de praktische werkingsregels in die de raadsleden zouden moeten kennen.
Zie ook de modellen van huishoudelijk reglement die de VVSG heeft opgemaakt, en die als inspiratie kunnen dienen voor de opmaak van de eigen reglementen.
Beroepsgeheim, geheimhoudingsplicht en discretieplicht
Als tegenhanger voor het ruime inzagerecht moeten raadsleden vertrouwelijke gegevens uit de openbaarheid houden.
Beroepsgeheim, geheimhoudingsplicht en discretieplicht zijn termen die vaak door elkaar gebruikt worden. Ze worden door de wet- en decreetgever ook niet duidelijk gedefinieerd. Rechtsleer en rechtspraak proberen zoveel mogelijk te verduidelijken, maar zorgen ook voor tegenspraak. Het is in de praktijk dan ook niet vanzelfsprekend om deze begrippen van elkaar te onderscheiden. De VVSG ziet het als volgt:
Beroepsgeheim en geheimhoudingsplicht
Met de termen ‘beroepsgeheim’ en ‘geheimhoudingsplicht’ wordt vaak hetzelfde bedoeld. Toch zijn er verschillen. Het beroepsgeheim wordt opgelegd door art. 458 van het Strafwetboek, waardoor inbreuken strafrechtelijk vervolgd kunnen worden (ook al is er geen schade bij derden). Het decreet lokaal bestuur bevestigt dat dit beroepsgeheim van toepassing is op zowel lokale politici als personeelsleden. Ook legt dit decreet de geheimhoudingsplicht op. Wat een ‘geheim’ is, wordt niet gedefinieerd. We mogen aannemen dat dit voor raadsleden gaat om informatie die:
- je enkel kent door de uitoefening van je mandaat of functie;
- niet gaat over publieke feiten en dus niet gekend is door derden;
- toevertrouwd of vastgesteld werd in het kader van een vertrouwensrelatie (bijvoorbeeld een hulpverleningsvraag).
Naast een mogelijke strafsanctie kan een inbreuk op het beroepsgeheim ook schade berokkenen en aanleiding geven tot een schadevergoeding.
Discretieplicht
Discretieplicht is een verzamelbegrip waarvoor soms een wettelijke basis bestaat en soms niet. Het gaat om informatie die:
- het raadslid enkel kent door de uitoefening van zijn mandaat of functie;
- niet over publieke feiten gaat en dus niet gekend is door derden.
Het verschil met de geheimhoudingsplicht is dat het bij de discretieplicht niet alleen gaat om informatie die wordt verkregen in het kader van een vertrouwensrelatie. Raadsleden hebben de plicht om bij het communiceren voorzichtigheid te hanteren. Wanneer er door hun toedoen zaken uit de beslotenheid gehaald worden, die niet publiek gemaakt kunnen worden, dan maakt de politicus mogelijk een fout die eventueel schade berokkent en die zo aanleiding kan geven tot een schadevergoeding.
Kan je als raadslid beschermde gegevens delen met collega-raadsleden?
Of men gegevens kan delen, hangt in eerste instantie af van de aard van die gegevens. Wanneer het om gewone openbare informatie gaat die iedere burger kan opvragen, dan is er juridisch geen probleem om deze te delen, en al zeker niet met collega-raadsleden. Maar opgelet, het is ook niet zo dat je zomaar alles intern kan delen. Toch is er veel mogelijk.
Zeker wanneer het gaat over het beroepsgeheim, moet een raadslid zeer voorzichtig blijven. Hoewel het beroepsgeheim door de wetgever als een persoonlijke verplichting wordt bestempeld, houden de rechtspraak en de rechtsleer binnen het hulpverleningskader ook rekening met gedeeld en gezamenlijk beroepsgeheim. Hiermee wordt hoofdzakelijk bedoeld het doorgeven van informatie binnen eenzelfde team, dienst of organisatie. Dit maakt meteen ook dat alle teamleden, leden van de dienst of van de organisatie die bij deze deling van vertrouwelijke informatie betrokken zijn, ook het beroepsgeheim moeten respecteren. Dit geldt ook voor informatie-uitwisseling tijdens informele gesprekken. Deze principes maken dat men meestal geen problemen moet verwachten als men onder gemeenteraadsleden van de eigen fractie dergelijke zaken bespreekt. Maar dan lijkt het alleen aangewezen als het noodzakelijk is. Vertrouwelijke gegevens moeten maximaal beschermd worden en kunnen dus enkel gedeeld worden als dat nodig is en in verhouding is tot het doel.
Als raadslid kan je meer delen met collega-raadsleden dan met niet-gemeenteraadsleden (bijvoorbeeld op een lokaal partijbestuur), maar vraag je altijd af of delen echt nodig is.
Kan je als raadslid beschermde gegevens delen met de lokale partijraad?
Het is heel moeilijk die vraag in het algemeen te beantwoorden. Raadsleden hebben een ruim inzagerecht om hun taak goed te kunnen uitoefenen, maar daartegenover staan er ook belangrijke plichten. Zo moeten vertrouwelijke gegevens beschermd worden. Er is dus wel degelijk een verschil tussen het delen van vertrouwelijke informatie met collega-raadsleden en het delen met niet-raadsleden, zoals bv. partijgenoten. Die laatsten zijn immers te beschouwen als derden die niet behoren tot het lokaal bestuur.
Of men gegevens kan delen met derden, hangt in eerste instantie af van de aard van die gegevens. Wanneer het om gewone openbare informatie gaat die iedere burger kan opvragen, dan is er juridisch geen probleem om deze te delen. Die informatie kan juridisch dan ook probleemloos overgemaakt worden aan niet-gemeenteraadsleden. Hoogstens gaat men in tegen gemaakte interne afspraken, wat uiteraard niet hoffelijk is, maar men riskeert geen gerechtelijke problemen.
Dat verandert mogelijk wanneer het gaat om zaken die niet zomaar door elke burger in te kijken zijn. Zie daarvoor de uitzonderingen op de openbaarheid die ingeschreven zijn in het Bestuursdecreet (art. II.33 e.v.)(opent nieuw venster). Bepaalde informatie mág niet gedeeld worden.
De verantwoordelijkheid voor het delen van informatie ligt bij het raadslid zelf. Voorzichtigheid en het besef dat niet alle informatie gedeeld mag worden, zijn dan ook erg belangrijk. Het is immers niet altijd makkelijk om concreet in te schatten welke informatie gedeeld kan worden en welke niet. Deelt men toch vertrouwelijke informatie, dan kan dat gevolgen hebben. We denken daarbij in eerste instantie aan:
- een procedure die kan leiden tot een strafrechtelijke veroordeling voor schending van het beroepsgeheim;
- een procedure die kan leiden tot een burgerrechtelijke veroordeling met schadevergoeding.
Deontologische plichten
Elk bestuur heeft een deontologische code voor de politici. De deontologische code voor mandatarissen geeft een belangrijk kader waarbinnen elk raadslid veilig kan werken. Ze regelt ook de samenstelling, werking en bevoegdheden van de deontologische commissie.Daarnaast is er ook een deontologische code voor de medewerkers van het lokaal bestuur. De codes kunnen afspraken bevatten die helpen om in te schatten welke informatie openbaar gemaakt kan worden en welke niet.
Deontologie
Om te weten welke deontologische bepalingen nageleefd moeten worden als lokaal mandataris, moet je de eigen deontologische code opvragen. Blijven er concrete vragen die moeilijk opgelost geraken, dan kan men een beroep doen op de reflectiekamer integriteit van de VVSG.
Deontologische code
Elke gemeente en elk OCMW moeten een deontologische code hebben voor lokale mandatarissen. De samenleving stelt, terecht, hoge eisen aan mandatarissen. Als lokaal geëngageerd politicus is men kwetsbaar. Een deontologische code is er in de eerste plaats om een veilige omgeving te creëren waarbinnen lokale mandatarissen kunnen werken. Een goede deontologische code geeft een algemene leidraad voor lokale mandatarissen om deontologisch zorgvuldig te kunnen handelen bij de uitoefening van het mandaat. Dit handelen steunt op de volgende waarden:
- dienstbaarheid,
- functionaliteit,
- onafhankelijkheid,
- openheid,
- vertrouwelijkheid,
- zorgvuldigheid.
Inspiratie deontologische code
Samen met Just(opent nieuw venster) maakte de VVSG een inspiratie-deontologische code voor mandatarissen waarmee de raden zelf aan de slag kunnen gaan om een eigen code, op maat van de lokale context, op te maken.
Deontologische commissie
Elke gemeente en elk OCMW moeten een deontologische commissie hebben die waakt over de naleving van de code.
Reflectiekamer integriteit
De VVSG richtte een reflectiekamer op om lokale politici en medewerkers met een integriteitsvraag bij te staan.
Het kan hierbij gaan om een moreel dilemma, het wegen van een vermeende schending van de deontologische code, een vraag over belangenvermenging, enz. De reflectiekamer wordt op vraag van een lid van een lokaal bestuur bijeengeroepen, waarna op systematische wijze onderzocht wordt wat het integere antwoord is op de gestelde kwestie. Het adviesorgaan bestaat uit experts vanuit de steden en gemeenten, geschoold in de methodiek van het moreel beraad. Voor meer info kan je altijd contact opnemen via reflectiekamer.integriteit@vvsg.be.
De voornaamste bedoeling van een deontologische code is een omgeving scheppen waarbinnen mandatarissen veilig kunnen werken. Wanneer de code echter manifest geschonden wordt, moet dat duidelijk gemaakt worden. Het grote probleem daarbij is dat de decreetgever geen sanctiemogelijkheden voorziet voor deontologische inbreuken op de code. Wanneer men lokaal een duidelijk signaal wil geven aan mandatarissen die een inbreuk begaan tegen de code, dan moet men dat regelen. Enkele belangrijke zaken waarmee men rekening moet houden:
- Tucht voor raadsleden bestaat niet. Tuchtstraffen zoals een schorsing of een blaam zijn dan ook niet mogelijk. Zelfs voor uitvoerende mandatarissen, waarvoor tucht wel bestaat, is het niet aan het lokale niveau, maar aan de Vlaamse regering om dergelijke sancties uit te spreken.
- Het decreet lokaal bestuur voorziet geen sancties tegen raadsleden, waardoor sommigen stellen dat zelfs een terechtwijzing van een raadslid niet mogelijk is. Dit omdat het dan een verdoken vorm zou zijn van een tuchtsanctie. De VVSG is van mening dat de raad wel altijd kan vaststellen dat bepaald gedrag van een raadslid niet in overeenstemming is met de deontologische code. En wanneer een dergelijke inbreuk vastgesteld wordt, kan de raad het raadslid daar ook op wijzen.
- We adviseren wel om de vaststelling en beoordeling van inbreuken aan de gemeenteraad/OCMW-raad te laten, na advies van de deontologische commissie. De raad is immers juridisch het sterkste orgaan om daarover iets te zeggen.
- Wanneer het gaat om mogelijk strafrechtelijke inbreuken, dan is een melding bij politie, parket of Audit Vlaanderen steeds nodig.
- Een klacht bij het Agentschap voor Binnenlands Bestuur of de gouverneur kan ook, maar die kunnen niet optreden tegen een individueel raadslid. Het toezicht kan hoogstens een moreel advies geven, maar niet sanctioneren.
Verbodsbepalingen
Raadsleden (en eventueel ook hun vertrouwensperso(o)n(en)) mogen niet aanwezig zijn bij de bespreking van en stemming over bepaalde punten. Daarnaast mogen ze bepaalde activiteiten niet uitoefenen.
Verboden deelname aan bespreking en stemming
Raadsleden mogen nooit deelnemen aan de bespreking van en de stemming over:
- aangelegenheden waarin ze een rechtstreeks belang hebben: ofwel persoonlijk, ofwel als vertegenwoordiger, of waarbij de echtgenoot of bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. Dat verbod gaat niet verder dan de bloed- en aanverwanten tot en met de tweede graad als het gaat om de voordracht van kandidaten, benoemingen, afzettingen en schorsingen. Om discriminatie te vermijden worden voor de toepassing van deze bepaling personen die wettelijk samenwonen met echtgenoten gelijkgesteld;
- de vaststelling of de goedkeuring van het meerjarenplan, het budget en de jaarrekening van een instantie waaraan ze rekenschap verschuldigd zijn of waarvan ze tot het uitvoerend orgaan behoren. Dit verbod geldt niet voor raadsleden die als vertegenwoordiger van de gemeente of het OCMW zijn aangewezen in andere rechtspersonen.
Verboden activiteiten
Daarnaast mogen raadsleden nooit:
- rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris tegen betaling werken in geschillen ten behoeve van de gemeente of het OCMW; dat verbod geldt ook ten aanzien van de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het raadslid werken;
- rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris werken ten behoeve van de tegenpartij van de gemeente of het OCMW of ten behoeve van een personeelslid van de gemeente of het OCMW bij geschillen over beslissingen in verband met het werken binnen de gemeente of het OCMW. Dit verbod geldt ook voor de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het raadslid werken;
- rechtstreeks of onrechtstreeks een overeenkomst sluiten met de gemeente, het OCMW, een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap of een OCMW-vereniging of ‑vennootschap. Dit verbod geldt niet bij een schenking van het raadslid aan de hierboven opgesomde instellingen en in de gevallen waarbij het raadslid een beroep doet op door die instellingen aangeboden dienstverlening en ten gevolge daarvan een overeenkomst aangaat;
- rechtstreeks of onrechtstreeks deelnemen aan een opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop ten behoeve van de gemeente, het OCMW, een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap of OCMW-vereniging of –vennootschap;
- optreden als afgevaardigde of deskundige van een vakorganisatie in het bijzonder onderhandelingscomité of het hoog overlegcomité.
Hoe interpreteer je of er een rechtstreeks belang is?
Het is in de eerste plaats aan het raadslid zelf om uit te maken of hij/zij aanwezig kan zijn tijdens de bespreking van een punt. Dat is altijd een afweging, zowel op juridisch als deontologisch vlak.
Deontologisch
Deontologisch is het van belang te kijken wat de eigen deontologische code daarover zegt. Voor deontologische standpunten van de VVSG is er de reflectiekamer integriteit.
Juridisch
Juridisch moet een afweging gemaakt worden of er een rechtstreeks belang is. De rechtsleer en rechtspraak geven volgende elementen aan:
- Het raadslid (of de verwant) moet een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben.
Dat is in principe een materieel of financieel belang en heeft dus een invloed op de inkomsten van het raadslid (of de verwant). Rechtstreeks betekent dat het belang het raadslid (of de verwant) zelf ten goede komt, of juist niet. Persoonlijk betekent dat het niet gaat om een collectief belang, waarbij het agendapunt voor een grotere groep mensen van belang is. Een voorbeeld van een collectief belang is de wijziging aan een ruimtelijk structuurplan waarbij een hele wijk betrokken is. Aanvullend, maar zeker niet onbelangrijk is de uitspraak van de Raad van State (nr. 143.663 van 26 april 2005) waarin een rechtstreeks belang wordt omschreven als: “alle belangen waarvan het gemeenteraadslid niet met redelijke zekerheid kan worden geacht voldoende afstand te kunnen nemen om de belangen van zijn gemeentebestuur voorrang te verlenen boven zijn persoonlijke belangen (…) Het volstaat dat de gegevens van de zaak aannemelijk maken dat bij beraadslaging in de schoot van de gemeenteraad een belangenvermenging in de persoon van een gemeenteraadslid mogelijk was en dat deze aldus in de verleiding kan komen om zijn belangen op die van de gemeente te laten prevaleren”.
Een moreel belang speelt dus ook een rol. - Het belang moet actueel zijn bij de bespreking en de beslissing van het agendapunt.
Interessante artikels
Periode mandaat
Wanneer begint je mandaat als raadslid?
Na de gemeenteraadsverkiezingen van 13 oktober 2024 is duidelijk wie verkozen is als gemeenteraadslid en wie opvolger is. De installatievergadering van de gemeenteraad vindt plaats op één van de eerste vijf werkdagen van december 2024. In nieuwe fusiegemeenten vindt de installatie van rechtswege plaats op de eerste werkdag van januari 2025.
De gemeenteraad onderzoekt op de installatievergadering de geloofsbrieven van de verkozen personen die de eed willen afleggen als gemeenteraadslid. Daarbij wordt nagegaan of de verkozene voldoet aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden en of de verkozenen zich niet bevinden in een onverenigbaarheid. Worden de geloofsbrieven goedgekeurd, dan kan de verkozene de eed afleggen in handen van de raadsvoorzitter. Vanaf dat moment is de verkozene effectief gemeenteraadslid en (behalve in de zes faciliteitengemeenten rond Brussel en in Voeren) van rechtswege ook OCMW-raadslid. Men kan zelf afzien van het mandaat van raadslid door:
- als verkozene aanwezig te zijn op de installatievergadering, maar te weigeren om de eed af te leggen,
- dit schriftelijk te doen vóór de installatievergadering (verzaken),
- als verkozene niet aanwezig te zijn op de installatievergadering en daarna zonder geldige reden ook afwezig te zijn op de volgende vergadering.
Wie niet rechtstreeks verkozen werd als raadslid, is verkozen tot opvolger. Voor elke lijst is een volgorde van opvolgers opgemaakt, waarna per mandaat dat vrijkomt de eerstvolgende opvolger de kans krijgt de eed af te leggen. Ook hier worden eerst de geloofsbrieven onderzocht en als die goedgekeurd worden, kan de eed afgelegd worden.
Een verkozen raadslid kan de functie alleen opnemen als hij of zij zich niet in een 'staat van onverenigbaarheid' bevindt. Onverenigbaarheid betekent dat het raadslid bepaalde functies uitoefent of zich in een situatie bevindt die het effectief lidmaatschap van de gemeenteraad onmogelijk maken. Er zijn twee soorten onverenigbaarheden:
Functionele onverenigbaarheden
Dit is het verbod om gelijktijdig een bepaalde functie en een mandaat uit te oefenen. Het decreet lokaal bestuur voorziet functionele onverenigbaarheden. Het uitgangspunt daarbij is om zo weinig mogelijk onverenigbaarheden op te leggen. Er is door het decreet over het lokaal bestuur een functionele onverenigbaarheid tussen het raadslidmaatschap en volgende functies:
- de provinciegouverneurs, de vicegouverneur van het administratief arrondissement Brussel-hoofdstad, de hoge ambtenaar aangewezen door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de provinciegriffiers, de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen als de gemeente in kwestie deel uitmaakt van hun ambtsgebied;
- de magistraten, de plaatsvervangende magistraten en de griffiers bij de hoven en de rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Grondwettelijk Hof;
- de leden van het operationeel kader en de leden van het administratief of logistiek kader van politiezone waar de gemeente toe behoort;
- de personeelsleden van de gemeente in kwestie of van het OCMW dat die gemeente bedient of van de gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen van de gemeente;
- de leden van een districtsraad;
- de personen die in een lokale decentrale overheid van een andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of een mandaat uitoefenen dat gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, voorzitter van de gemeenteraad, schepen of burgemeester;
- de bloedverwanten tot en met de tweede graad, de aanverwanten in de eerste graad of de echtgenoten in de gemeenteraad van dezelfde gemeente;
- de directeur van een woonmaatschappij tot wiens werkgebied de gemeente behoort;
- de leidend ambtenaar van een intergemeentelijk samenwerkingsverband waaraan de gemeente deelneemt.
Onverenigbaarheden door bloed- en aanverwantschap
Het is voor bepaalde familieleden niet toegestaan samen te zetelen in de gemeenteraad. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- Bloedverwantschap tot de tweede graad
Tussen kinderen en hun ouders en tussen mensen met een gemeenschappelijke voorouder bestaat er een bloedverwantschap. Het is de band die personen verbindt die de ene van de andere (rechte lijn) of van een gemeenschappelijke stamvader/moeder afstammen. Bloedverwanten zijn bijvoorbeeld: ouder en kind, grootouder en kleinkind, broer en zus, twee nichten,...
- Aanverwantschap tot in de eerste graad
De familieband die ontstaat door een huwelijk noemt men aanverwantschap. Het is de band tussen een persoon en de bloedverwanten van zijn echtgenoot of de echtgenoten van zijn bloedverwanten. Aanverwanten zijn bijvoorbeeld de broer van je echtgenote of de vrouw van je zus.
Om de juiste graad te berekenen, vertrek je van een stamboom. Elke trap die gezet wordt, is een graad. Daarbij moet men altijd opklimmen tot de gemeenschappelijke stamvader of stammoeder. Dat betekent concreet:
- Eerste graad:
= vader/moeder-zoon/dochter
= vader/moeder-schoonzoon/schoondochter
- Tweede graad
= broer-zuster, broer-broer, zuster-zuster
= grootvader/grootmoeder-kleinzoon/kleindochter
= broer/zuster-schoonbroer/schoonzuster
- Derde graad
= oom/tante-neef/nicht
Er zijn drie mogelijkheden waarbij bloed- of aanverwantschap (of echtgenoot zijn) speelt:
- Tussen twee raadsleden die samen verkozen worden.
Dan wordt gekeken naar de grootte van de quotiënten op basis waarvan de zetels aan hun lijst werden toegekend. De persoon aan wie de zetel het eerst werd toegewezen, mag de eed afleggen. De andere kan het mandaat niet meer opnemen. Dat kan niet meer gedurende de hele bestuursperiode. Dus ook niet als de andere verwant ontslag zou nemen uit de raad.
- Tussen een zetelend raadslid en een opvolger.
Stel dat het ooit aan de opvolger is om gemeenteraadslid te worden, dan kan dat enkel als de "zetelende verwant" ontslag genomen heeft. Neemt die geen ontslag, dan kan de opvolger het mandaat niet opnemen en verliest die deze kans voor de rest van de bestuursperiode.
- Tussen twee opvolgers.
Dan wordt bij de opvolging voorrang gegeven aan de opvolger waarvan de vacature het eerst ontstaan is. Nadat die de eed afgelegd heeft zitten we in situatie 2 (zie hierboven).
Je bent echter niet verplicht om bij verkiezing ook je mandaat op te nemen. Je kan dus vrijwillig afstand doen van het mandaat. Hierdoor is er geen onverenigbaarheid meer en kan het betrokken familielid toch raadslid worden.
Ook echtgenoten mogen niet samen in de gemeenteraad van eenzelfde gemeente zetelen. Personen met een wettelijk samenlevingscontract worden met echtgenoten gelijkgesteld. Aanverwantschap tussen raadsleden die later tot stand komt, brengt geen verval van hun mandaat met zich mee. Dat geldt niet bij huwelijk of afsluiten van een wettelijk samenlevingscontract tussen raadsleden.
De regels over onverenigbaarheden moeten strikt toegepast worden. Dat betekent:
- Dat men lokaal niet kan beslissen om afwijkingen op deze regels toe te laten.
- Dat onverenigbaarheden anderzijds ook niet verder uitgebreid kunnen worden door interpretatie. Enkel wat er letterlijk staat, is verboden. Zo is er bijvoorbeeld enkel een onverenigbaarheid voor de leidend ambtenaar van een intergemeentelijk samenwerkingsverband en niet bij uitbreiding voor andere personeelsleden van zo een samenwerkingsverband.
Opgelet: Naast de onverenigbaarheden uit het decreet over het lokaal bestuur zijn er ook nog andere regels die aan personen met bepaalde functies verbieden om een lokaal mandaat op te nemen. Kijk dus, als u een bepaalde functie uitoefent, goed na of de specifieke regels voor uw beroepsgroep onverenigbaarheden invoeren. Een voorbeeld is art. 127 van de wet op de geïntegreerde politie.
Wat zijn verkiesbaarheidsvoorwaarden?
Verkiesbaarheidsvoorwaarden zijn voorwaarden waaraan je moet voldoen om verkiesbaar te zijn. Je moet aan deze voorwaarden blijven voldoen tijdens de hele duur van je mandaat.
Er zijn vier voorwaarden om verkiesbaar te zijn als raadslid:
- de Belgische nationaliteit bezitten of onderdaan zijn van een andere lidstaat van de Europese Unie;
- de volle leeftijd van 18 jaar bereikt hebben;
- ingeschreven zijn in het bevolkingsregister van de gemeente;
- niet ontzet zijn van de uitoefening van het kiesrecht (dus als kiezer) of van het recht te worden verkozen (dus als kandidaat).
De volgende personen zijn geschorst of uitgesloten van het kiesrecht (wie niet mag kiezen is ook niet verkiesbaar):
- personen die levenslang ontzet zijn van de uitoefening van het kiesrecht door veroordeling;
- de volgende personen die in de uitoefening van het kiesrecht zijn geschorst, en dit zolang de onbekwaamheid duurt
- de gerechtelijk onbekwaamverklaarden, de personen met het statuut van verlengde minderjarigheid en de personen die geïnterneerd zijn;
- de personen die voor een bepaalde duur ontzet zijn van de uitoefening van het kiesrecht door veroordeling;
- de personen die ter beschikking van de regering zijn gesteld (op basis van het Strafwetboek of de Wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers).
De volgende personen zijn niet verkiesbaar (mogen geen kandidaat zijn):
- de onderdanen van de andere lidstaten van de Europese Unie die, ten gevolge van een individuele burgerrechtelijke of een strafrechtelijke beslissing in hun lidstaat van herkomst ontheven zijn van het recht om gekozen te worden krachtens het recht van die lidstaat;
- personen die veroordeeld zijn, zelfs met uitstel, wegens één van de misdrijven, vermeld in artikel 240, 241, 243, en 245 tot en met 248 van het Strafwetboek, gepleegd tijdens de uitoefening van een gemeenteambt (het gaat dan onder meer over verduistering, omkoping enzovoort). Die onverkiesbaarheid eindigt twaalf jaar na de veroordeling.
Wanneer je de eed wil afleggen als raadslid moeten je geloofsbrieven goedgekeurd worden door de gemeenteraad. Hetzelfde geldt voor wie lid wil worden van het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst, maar dan onderzoekt de OCMW-raad de geloofsbrieven.
Wettelijk wordt nergens bepaald wat de geloofsbrieven zijn. In een omzendbrief (BB-2006/18) heeft toenmalig minister Keulen omschreven wat geloofsbrieven zijn:
Het zijn de schriftelijke bewijsstukken die elk raadslid moet voorleggen om aan te tonen dat hij of zij op een wettige wijze is verkozen en dat er geen bezwaren zijn tegen zijn of haar verkiezing.
De omzendbrief geeft aan hoe die bewijsstukken er kunnen uitzien:
- Een recent uittreksel uit het bevolkings- of rijksregister.
- Een recent bewijs van goed zedelijk gedrag.
- Een verklaring op eer waarin wordt verklaard dat men zich niet bevindt in een van de gevallen van onverenigbaarheid.
Het doel van het onderzoek van de geloofsbrieven is om na te gaan of de kandidaten nog steeds aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoen en zich niet in een van de gevallen van onverenigbaarheid bevinden.
Tijdelijke vervanging (verhindering)
Het decreet over het lokaal bestuur omschrijft enkele situaties waarbij je als raadslid tijdelijk vervangen kan worden door een opvolger zonder dat je daardoor definitief het mandaat verliest. Na het beëindigen van deze periode van verhindering word je automatisch terug raadslid en wordt je vervanger automatisch weer opvolger. Zo een tijdelijke vervanging kan bij:
- een afwezigheid van ten minste twaalf weken wegens medische redenen, studieredenen of verblijf in het buitenland (vervanging op vraag met een recent geneeskundig getuigschrift met de minimale tijd van afwezigheid of een attest van de onderwijsinstelling of de opdrachtgever);
- ouderschapsverlof voor de geboorte of adoptie van een kind (vervanging op vraag);
- een afwezigheid van ten minste twaalf weken wegens palliatief verlof of verlof voor de bijstand of de verzorging van een zwaar ziek familielid tot en met de tweede graad (vervanging op vraag met een schriftelijk verzoek en een verklaring op erewoord zonder de naam van de patiënt te moeten vermelden);
- het raadslid dat Europees Commissaris is (vervanging op vraag);
- het raadslid dat geschorst is voor inbreuken op de kieswetgeving.
Het raadslid vraagt (behalve bij een schorsing voor inbreuken op de kieswetgeving) zelf om te worden vervangen. Is een zieke mandataris zelf niet meer in staat om zijn vervanging te vragen, dan wordt hij van rechtswege als verhinderd beschouwd vanaf de derde opeenvolgende vergadering van de gemeenteraad waarop hij niet aanwezig kan zijn en dat zolang zijn afwezigheid duurt.
Wie verhinderd is als gemeenteraadslid, is dat automatisch ook als OCMW-raadslid.
Modeldocumenten
- Modelbrief om zich als raadslid verhinderd te laten verklaren omwille van studieredenen
- Modelbrief om zich als raadslid verhinderd te laten verklaren omwille van medische redenen
- Modelbrief om zich als raadslid verhinderd te laten verklaren omwille van een opdracht in het buitenland
- Modelbrief om zich als raadslid verhinderd te laten verklaren omwille van een geboorte
- Modelbrief om zich als raadslid verhinderd te laten verklaren omwille van een adoptie
- Modelbrief om zich als raadslid verhinderd te laten verklaren omwille van de bijstand of verzorging van een zwaar ziek familielid
+ model van verklaring op eer - Modelbrief om zich als raadslid verhinderd te laten verklaren omwille van palliatief verlof
+ model van verklaring op eer
Wie de eed afgelegd heeft als raadslid blijft in principe raadslid voor de hele bestuursperiode.
Er zijn enkele uitzonderingen:
- Er zijn bepaalde gevallen waarin iemand tijdelijk raadslid wordt omdat het effectieve raadslid verhinderd is (tijdelijk vervangen). Bij het einde van de verhindering (tijdelijke vervanging) neemt het oorspronkelijke raadslid het mandaat weer op en wordt het tijdelijke raadslid weer opvolger.
- Je kan als raadslid zelf beslissen om ontslag te nemen (schriftelijk aan de raadsvoorzitter). De fractie of de partij kan dat niet in jouw plaats beslissen.
- Wanneer je niet meer voldoet aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden (bijvoorbeeld omdat je verhuisd bent naar een andere gemeente) en weigert ontslag te nemen, kan de raad je mandaat vervallen verklaren.
- Wanneer je overlijdt tijdens de bestuursperiode.
Het kan zijn dat een mandaat als raadslid toch niet is wat je op voorhand dacht dat het zou zijn, of dat er andere omstandigheden zijn die maken dat je ontslag wil nemen. Dat kan altijd, en dat betekent dat je tijdens de huidige bestuursperiode geen raadslid meer zal zijn. Als raadslid kan je ontslag nemen door dat schriftelijk mee te delen aan de raadsvoorzitter. Het maakt daarbij niet uit of dit via een brief of e-mail gebeurt. Belangrijk is dat je vanaf dan het ontslag niet meer kan intrekken. Het is dus definitief.
Je blijft wel raadslid tot je opvolger de eed heeft afgelegd, behalve als je ontslag het gevolg is van een onverenigbaarheid. Het volstaat om enkel als gemeenteraadslid ontslag te nemen. Sinds 2019 zijn de mandaten van gemeente- en OCMW-raadslid aan elkaar gekoppeld en impliceert het ontslag van gemeenteraadslid ook dat van OCMW-raadslid. Modelbrief ontslag als raadslid
Wat is een vervallenverklaring van mandaat en wat zijn de mogelijke gevolgen daarvan?
Vervallenverklaring van mandaat is een procedure uit het decreet lokaal bestuur die opgestart wordt wanneer een raadslid niet meer voldoet aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden en weigert om zelf ontslag te nemen. In de praktijk gaat het meestal om raadsleden die officieel hun domicilie nog in de gemeente hebben maar die feitelijk in een andere gemeente wonen.
Ingeschreven zijn in het bevolkingsregister van de gemeente is niet voldoende. Men moet er echt wonen, en dat beoordelen is een feitenkwestie.
Zo gaf de Raad van State aan dat bij de bepaling van de hoofdverblijfplaats rekening moet worden gehouden met verschillende elementen: de plaats waar de betrokkene het grootste gedeelte van zijn tijd doorbrengt, waar hij na zijn beroepsbezigheden heen gaat, waar de kinderen naar school gaan, waar hij werkt, zijn sociaal, cultureel en politiek leven heeft uitgebouwd.
Wat doe je als je als raadslid feiten verneemt die kunnen leiden tot het verval van mandaat bij een ander raadslid?
Wij raden aan om het betreffende raadslid aan te spreken. Vaak is het immers moeilijk te beoordelen of die vermoedens over het andere raadslid feiten zijn of niet, en of deze feiten wel degelijk het verval van mandaat met zich kunnen meebrengen, of niet.
Blijkt na het gesprek dat die feiten er wel degelijk zijn (of er is een ernstig vermoeden), dan kan men de raadsvoorzitter op de hoogte brengen. De voorzitter zal dan meteen ook de Raad voor Verkiezingsbetwistingen en het betrokken raadslid op de hoogte brengen van het bezwaar dat je hebt ingediend. Ook zal de raadsvoorzitter dit agenderen op de volgende gemeenteraad.
Het geviseerde gemeenteraadslid zal dan de kans krijgen om:
- ontslag te nemen
- raadslid te blijven en door de gemeenteraad gehoord te worden (met het risico op een boete mocht het raadslid effectief niet meer blijken te voldoen aan deze verkiesbaarheidsvoorwaarde).
Na het horen van het betrokken raadslid (en het raadslid dat het bezwaar indiende) kan de gemeenteraad een uitspraak doen. De raad kan ook beslissen dit eerst verder te onderzoeken en eventueel kan hiervoor de dienst bevolking of de wijkagent ingeschakeld worden. Doet de gemeenteraad geen uitspraak binnen de twee maanden, dan zal de Raad voor Verkiezingsbetwistingen(opent nieuw venster) dat doen.
Uit de ervaring van de VVSG blijkt dat raadsleden bijna altijd ofwel een heel aanvaardbare uitleg hebben (bv. enkele maanden elders verblijven wegens verbouwingent) ofwel pas dan beseffen dat ze geen raadslid meer kunnen zijn en dan zelf ontslag nemen. Uitspraken door de Raad voor Verkiezingsbetwistingen of Raad van State waarbij een raadslid het mandaat verliest zijn dan ook eerder zeldzaam. Wie toch het mandaat blijft uitoefenen riskeert een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en een geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro.
Wat zijn verkiesbaarheidsvoorwaarden?
Verkiesbaarheidsvoorwaarden zijn voorwaarden waaraan je moet voldoen om verkiesbaar te zijn. Je moet aan deze voorwaarden blijven voldoen tijdens de hele duur van je mandaat. Er zijn vier voorwaarden om verkiesbaar te zijn als raadslid:
- de Belgische nationaliteit bezitten of onderdaan zijn van een andere lidstaat van de Europese Unie;
- de volle leeftijd van 18 jaar bereikt hebben;
- ingeschreven zijn in het bevolkingsregister van de gemeente;
- niet ontzet zijn van de uitoefening van het kiesrecht (dus als kiezer) of van het recht te worden verkozen (dus als kandidaat).
De volgende personen zijn geschorst of uitgesloten van het kiesrecht (wie niet mag kiezen is ook niet verkiesbaar):
- personen die levenslang ontzet zijn van de uitoefening van het kiesrecht door veroordeling;
- de volgende personen die in de uitoefening van het kiesrecht zijn geschorst, en dit zolang de onbekwaamheid duurt
- de gerechtelijk onbekwaamverklaarden, de personen met het statuut van verlengde minderjarigheid en de personen die geïnterneerd zijn;
- de personen die voor een bepaalde duur ontzet zijn van de uitoefening van het kiesrecht door veroordeling;
- de personen die ter beschikking van de regering zijn gesteld (op basis van het Strafwetboek of de Wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers).
De volgende personen zijn niet verkiesbaar (mogen geen kandidaat zijn):
- de onderdanen van de andere lidstaten van de Europese Unie die, ten gevolge van een individuele burgerrechtelijke of een strafrechtelijke beslissing in hun lidstaat van herkomst ontheven zijn van het recht om gekozen te worden krachtens het recht van die lidstaat;
- personen die veroordeeld zijn, zelfs met uitstel, wegens één van de misdrijven, vermeld in artikel 240, 241, 243, en 245 tot en met 248 van het Strafwetboek, gepleegd tijdens de uitoefening van een gemeenteambt (het gaat dan onder meer over verduistering, omkoping enzovoort). Die onverkiesbaarheid eindigt twaalf jaar na de veroordeling.
Tips
Als raadslid kan je echt wel het verschil maken. Een gouden formule daarvoor bestaat niet.
Hieronder wel een aantal tips:
- Luister naar en betrek de burger. Ga naar de wijken, ondernemingen en verenigingen. Maak daarbij duidelijk dat je beschikbaar bent om te luisteren en te informeren, dat je kan doorverwijzen en kan opvolgen, maar dat je niet kan meewerken aan voorspraak.
- Probeer bij te dragen aan een sfeer van vertrouwen tussen meerderheid en oppositie. Begrip en respect voor de rol van een ander zijn belangrijke sleutels voor een waardevol democratisch en transparant debat.
- Probeer er voor te zorgen dat grote dossiers niet enkel in een laatste en puur formele eindfase op de raad belanden, maar al veel vroeger, zodat de raad echt betrokken wordt.
- Bespreek goed met de leden van je fractie wie welke taken uitoefent en wie welke thema’s opvolgt. De wereld (ook lokaal) is zo complex dat alles opvolgen onmogelijk geworden is.
- Gebruik je rechten (vragen stellen, punten op de agenda plaatsen, etc.) en gebruik het huishoudelijk reglement als bestuurlijke basis voor je raadswerk.
- Blijf steeds binnen het wetgevende en deontologische kader. Denk er bijvoorbeeld aan dat persoonlijke gegevens van mensen niet gedeeld mogen worden.
- Laat je niet ontmoedigen als het moeilijk gaat.
- Zorg voor een goede relatie met de administratie.
- Volg opleidingen (zie het VVSG-aanbod via de politieke academie) zowel om inhoudelijk bij te leren, als voor het verbeteren van vaardigheden (zoals onderhandelen, spreken voor publiek,…).
- Vergeet de media niet te overtuigen van je werk en gebruik zelf de sociale media om je raadswerk in de verf te zetten. Probeer steeds kritisch maar constructief te zijn.
- Zorg voor een goede balans van het raadswerk met de andere zaken in je leven (gezin, vrienden, job, hobby’s). Enkel dan zal je op langere termijn de nodige energie kunnen blijven opbrengen voor je mandaat (en de rest).
- Besef dat de wereld snel verandert. Het is goed om als raadslid ook af en toe te kijken naar de complexe en heel snel veranderende context waarbinnen we leven en waarbinnen lokale besturen opereren.