Windmolens vanaf 1.500 kW vallen onder de bevoegdheid van het Vlaamse gewest.
Kleinere windmolens worden beoordeeld door het college van burgemeester en schepenen.
Nieuwe richtlijnen voor beoordeling
Een goede locatie kiezen voor een windturbine is complex. Er spelen veel ruimtelijke en maatschappelijke randvoorwaarden. De nieuwe omzendbrief biedt extra duidelijkheid:
Voor grootschalige windmolens (vanaf 200 meter tiphoogte) wordt als richtwaarde voorgesteld om minstens drie keer de tiphoogte afstand te houden tot de dichtstbijzijnde woning in woongebied. Op deze regel is een aantal uitzonderingen: langs autosnelwegen, in zeehavens en grote industrieterreinen en als het gaat om een repoweringsproject.
Middelgrote en kleine windmolens moeten altijd ten dienste staan van een bestaand en vergund gebouw, inrichting of bedrijf in de onmiddellijke omgeving.
Lokalisatienota verplicht
Aanvragers moeten een lokalisatienota toevoegen aan hun dossier. Die nota geeft aan waarom de gekozen locatie geschikt is. De vergunningverlenende overheid gebruikt die informatie als leidraad bij de beoordeling.
Lokale visies windturbines
Het gewest is dus de vergunningverlenende overheid om beslissingen te nemen over een grote windmolen. Toch worden gemeenten in de omzendbrief aangemoedigd een eigen visie over geschikte locaties uit te werken, bijvoorbeeld ten behoeve van middelgrote- en kleine windturbines of om beter onderbouwd te adviseren over de aanvragen waarvoor Vlaanderen bevoegd is. Hoewel een 'losse' visie of beoordelingskader niet is uitgesloten, wordt volgens de omzendbrief zo'n visie best verwoord in een lokaal ruimtelijk beleidsplan. Toch is het louter verwijzen naar dergelijke documenten nooit voldoende om over een aanvraag voor een windmolen te beslissen.