Enkele jaren geleden zat er in iedere Noorse brievenbus een folder met de ronkende titel: ‘Jij bent een deel van Noorwegens paraatheid.’ In het Nederlands klinkt het militaristischer dan in het Noors, want beredskap klinkt toch meer naar ‘voorbereid, klaar’. En dat is ook precies wat er bedoeld wordt: er wordt niet van ons verwacht dat we een atoomschuilkelder onder de garage graven, maar dat we even op eigen kracht, zonder de overheid, kunnen overleven als er iets misgaat.
Het is een heel duidelijke en overzichtelijke folder, met als belangrijkste onderdeel een lijst van al wat je in huis moet hebben om op zowat alles voorbereid te zijn. Af en toe overloop ik hem om te zien of ik nog alles heb. En mijn conclusie is iedere keer: ik mis alleen een DAB-radio op batterijen en een powerbank voor mijn telefoon. Radio luisteren doe ik altijd via de computer, en sinds ik een nieuwe telefoon heb die langer dan twee uur zonder stopcontact overleeft, vind ik die powerbank weer niet meer zo noodzakelijk.
Maar ik beloof, ik zal er eens werk van maken. Voor de rest moet je voldoende drinkwater in huis hebben, knäckebröd, conserven voor een warme maaltijd, lang houdbaar broodbeleg, wat pakjes gedroogde vruchten, noten, koekjes en chocolade. Kaarsen en/of zaklampen met batterijen, lucifers of aanstekers, keukenrol en toiletpapier – zie je wel? –, vochtige doekjes, je persoonlijke medicijnen en een EHBO-set met voldoende desinfectiemiddel. Voorts moet je jezelf en je eten kunnen verwarmen, dus warme kleren, dekens en slaapzakken, een verwarmingstoestel op gas, hout of paraffine en een grill of kooktoestel. Ik reken op mijn goeie houtkachel waarop ik water of soep kan koken en dus ook wel blikvoer kan opwarmen. Een beetje contant geld moet je ook hebben, een zéér ongebruikelijk goed in Noorwegen. Jodiumtabletten voor atoomongelukken hoef ik niet meer in huis te halen: mensen boven de veertig hebben nog maar een minieme kans om schildklierkanker te krijgen door radioactief jodium, zo leer ik.
Toen de folder verspreid werd, was de officiële raadgeving dat je drie dagen voort moest kunnen. Afgelopen voorjaar is de minimumgrens opgetrokken naar een week. In plaats van negen liter water per persoon moet je er dus nu 27 hebben, om maar een voorbeeld te geven. Ik heb op slag de bidons drinkwater aangevuld. Voor de rest denk ik echt wel dat ik met mijn voorraden pasta en rijst, droge paddenstoelen, peulvruchten, sardientjes en ander blikvoer vlot een week kan overleven.
Feestelijk zal het niet zijn, maar ach, als alles daarna dan weer normaal gaat, ben je extra blij met je verse groentetaart. Ofwel gaat het nooit meer normaal, en dan ga je dood, met of zonder voorraad.
Dat de marge van drie dagen naar een volle week werd opgetrokken, had misschien te maken met de onrustige wereldsituatie en de oorlog die hier maar één grens weg is. Maar het was toch in de eerste plaats het gevolg van de voorbije winter met zijn sneeuwstormen. Een week of meer zonder stroom zitten is dan niet uitzonderlijk. Of zal ik het wat opentrekken tot de klimaatcrisis? De overstromingen van vorige zomer zijn nog niet helemaal verteerd, en ook dit jaar zijn er hier en daar al huizen meegespoeld met wassend water. Eind juli lag een idyllisch kampeerterrein in één nacht tijd niet meer dicht bij een mooie rivier, maar er middenin. Op de site van de openbare omroep stond dan weer een interview met een krasse tachtiger die bijzonder gelukkig was met zijn voorraadkamer. Zijn huis was intact, maar aan weerszijden van het gehucht was de weg weggespoeld, en toch kwam hij niets tekort.
Waarschijnlijk kwam het ook door die hernieuwde aandacht voor het beredskapsplan dat een buurvrouw me vroeg of ik meeging naar een voordracht. De Vrouwenbond had iemand van de gemeente uitgenodigd voor een informatieavond over het thema. Wel vijftig dames van redelijk gevorderde leeftijd, waaronder ikzelf, zaten met een blocnote in aanslag op nuttige informatie te wachten. Maar dat viel tegen. De vriendelijke jongeman lichtte in een twintigtal minuten alle veiligheidsplannen toe die de gemeente heeft klaarliggen, goed en wel geactualiseerd.
Het blijken er zeventien verschillende te zijn, van brand, pandemie of defect in de telefooncentrale tot gijzeling, scheeps- en atoomrampen. En per soort zijn er dan nog verschillende graden volgens aantal inwoners dat bij de ramp betrokken is. Allemaal fraai, en de spreker vond zeker dat hij de dametjes gerustgesteld en vol vertrouwen in de overheid de nacht in stuurde, maar in feite was iedereen wat gefrustreerd. We hadden het gezellig gehad met koffie en gebak, maar bruikbare informatie of advies hadden we niet gekregen. Dus hier zat toch een kink in de lokale communicatiekabel. Verkeerde voordracht voor dit doelpubliek, zeker op het moment dat nogal wat deelnemers gezien de onrustige wereldsituatie liever hadden vernomen waar de schuilkelders zich bevinden.
Jammer genoeg woonde de vriendelijke spreker nog niet lang genoeg in onze gemeente om dat te weten, maar ook daar waren ze mee bezig, zei hij. Of met een kluitje in het riet schuilen ons kan redden, weet ik nog zo niet. —