Op 13 oktober hielden we voor het eerst gemeenteraadsverkiezingen zonder opkomstplicht. Gemiddeld kwam 63,6% van de kiezers stemmen, met grote verschillen tussen de gemeenten. Als je weet dat bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 mét opkomstplicht een kleine 20% van de kiezers niet kwam opdagen, blanco of ongeldig stemde, dan kun je stellen dat door de afschaffing van de opkomstplicht gemiddeld ongeveer een extra vijfde van het kiezerskorps geen geldige stem uitbracht.
Bovendien kreeg de stemmenkampioen van de lijst die de meeste stemmen behaalde, het initiatiefrecht om een nieuwe meerderheid op de been te brengen en werd de stemmenkampioen van de grootste fractie in die meerderheid automatisch burgemeester.
Deze nieuwe spelregels luidden nieuwe praktijken in. Om het initiatief in handen te krijgen moest men de grootste zijn. Dat leidde tot coalitievorming voorafgaand aan de verkiezingen. Partijen presenteerden zich samen als één team aan de kiezer, in de hoop hiermee een meerderheid of toch minstens de meeste kiezers te bekoren. In feite maakt dit het proces van coalitievorming democratischer, want het geeft de kiezer er inspraak in: wie niet akkoord gaat met het team, kan zijn stem aan een andere partij geven. Voordien hadden de kiezers totaal geen inspraak in wie de nieuwe meerderheid zou vormen.
In 90% van de gemeenten hadden we binnen twee weken een nieuwe bestuursmeerderheid, al is dat relatief: vroeger werden de meeste akkoorden gesloten in de nacht van de verkiezingen. De wedstrijd ‘snel en efficiënt een werkbare meerderheid vormen’ winnen de gemeenten in elk geval met vlag en wimpel van het federale en het Vlaamse bestuursniveau. De termijn van twee weken waarbinnen het initiatiefrecht geldt, kent ook tegenstanders: de pers zit op de onderhandelingen, na twee weken is men het initiatief kwijt, de nadruk ligt meer op de samenstelling van het college dan op de inhoud van het bestuursakkoord.
De nieuwe spelregels leidden zeker tot sterker gepersonaliseerde verkiezingen, vanwege de blokvorming rond enkele kandidaat-burgemeesters. In een aantal gemeenten waren het bijna burgemeestersverkiezingen.
“
De wedstrijd ‘snel en efficiënt een werkbare meerderheid vormen’ winnen de gemeenten in elk geval met vlag en wimpel van het federale en het Vlaamse bestuursniveau.
Het Vlaamse regeerakkoord wil de nieuwe spelregels nu evalueren. Dat is goed, maar het gebeurt het best vanuit een breed perspectief: dragen deze nieuwe regels bij tot grotere burgerbetrokkenheid bij het gemeentelijke beleid en tot een hogere bestuurskwaliteit?
Burgers bij het beleid betrekken gaat veel verder dan de kiezers om de zes jaar naar het stembureau lokken, het vergt een permanente dialoog. Via het labo burgerparticipatie kan de VVSG in elk geval al een rist goede praktijken aanleveren.
Nadenken over het versterken van de bestuurskwaliteit brengt ons bij de vraag hoe we de gemeenteraden zelf kunnen versterken. Dat gaat dan onder andere over hun statuut: staat het huidige presentiegeld (maximaal 260 euro bruto) in verhouding tot de tijd die je als actief raadslid aan je mandaat besteedt, wat ongeveer één dag per week is. Maar dat is niet het belangrijkste, de echte kwestie is hoe we de impact van de gemeenteraad als democratisch verkozen orgaan van de gemeente kunnen versterken.
Om een voorbeeld te geven: binnenkort leggen alle gemeenten bij de opmaak van hun nieuwe meerjarenplan een heel proces af, vertrekkend van een omgevingsanalyse en een inhoudelijke voorzet van de ambtenaren en met betrokkenheid van adviesraden, allerlei actoren en bewonersgroepen. Het college organiseert dat proces, zorgt voor terugkoppeling naar de meerderheidsfracties en hakt de politieke knopen door. Helemaal aan het einde van dat traject is er dan de formele goedkeuring door de gemeenteraad, meerderheid tegen oppositie, zonder veel discussie. Echt warm krijg je het daar als doodgewone gemeentelijke backbencher niet van. —