Vereniging van streekintercommunales al twintig jaar op volle toeren
Vlinter, de vereniging van twaalf Vlaamse intergemeentelijke samenwerkingsverbanden voor streekontwikkeling en de VVSG, blaast twintig kaarsjes uit. Koenraad De Ceuninck, burgemeester van Maldegem en voorzitter van intercommunale Veneco in de regio Gent, en Kris Vreys, directeur van de Kempense IOK en voorzitter van Vlinter, blikken terug en vooruit: ‘Vandaag zetten meer dan duizend medewerkers van streekintercommunales zich in om hun lokale besturen met raad en daad bij te staan. Op basis van hun expertise, volop geëngageerd en met het algemeen belang voor ogen. Echte “civil servants”.’
Op zowat alle denkbare domeinen, van wonen en ondernemen, over ruimtelijke planning, stedenbouw, erfgoed en mobiliteit, tot klimaat en energie, en binnen tal van ondersteunende diensten, vinden de streekintercommunales elkaar in de uitwisseling van kennis en ervaring. Twaalf streekintercommunales zijn lid van Vlinter; daarmee omvat de vereniging zowat heel Vlaanderen.
Een reden om de verjaardag te vieren zien beide heren wel. ‘In die twintig jaar dat streekintercommunales – want over hén gaat het hier vooral – elkaar vinden binnen Vlinter, ondergingen ze een sterke groei, gedreven door vragen van onderuit. De uitdagingen die op lokale besturen afkomen, zijn veranderd en complexer geworden. De streekintercommunales worden door hun lokale besturen als betrouwbare partners gezien om samen antwoorden op verschillende maatschappelijke opgaven te formuleren. Hierdoor evolueerde ook de intergemeentelijke samenwerking, en die zal blijven evolueren. Intergemeentelijke samenwerking is immers een instrument van en voor lokale besturen,’ aldus Koenraad De Ceuninck.
Wat zijn vandaag de sterkste drijfveren voor gemeenten om zich intergemeentelijk te verenigen?
Kris Vreys: ‘Ik zie twee rode draden. Ten eerste moet je thema’s transversaal benaderen om tot een logisch en samenhangend beleidspakket te komen. Dat kan met de nodige expertise binnen een intergemeentelijk samenwerkingsverband. De “grondgebonden” diensten vloeiden bijvoorbeeld voort uit de publieke projectontwikkeling (bedrijventerreinen en woonprojecten) waarrond vele streekintercommunales ontstonden in de jaren 1960. De tweede rode draad is aandacht voor de ondersteunende diensten voor een lokaal bestuur. Dat gaat dan bijvoorbeeld over een juridische dienst, een intergemeentelijke aankoopdienst, een preventiedienst en andere diensten die de bestuurskracht van de lokale besturen ondersteunen.’
Het lijstje aan beleidsthema’s waarrond de streekintercommunales actief zijn, is inderdaad erg indrukwekkend. Als je drie topprioriteiten moet identificeren, welke zouden dat dan zijn?
Koenraad De Ceuninck: ‘Lokale besturen zijn met ongelooflijk veel materies bezig, van de wieg tot het graf, en bij elke andere belangrijke stap in je leven. Het landschap van maatschappelijke uitdagingen is heel breed. Dat geldt voor de lokale besturen, maar evenzeer voor hun verlengstukken. Alleen al over de vraag welke uitdagingen dan de belangrijkste zijn, kunnen we gemakkelijk enkele uren debatteren (lacht). Maar laat me hier de lokale bestuurskracht van steden en gemeenten als belangrijk thema noemen.
“Vlinter staat in voor de belangenbehartiging van intergemeentelijke samenwerking vis à vis de andere overheidsniveaus, de kabinetten, de administraties. De nauwe samenwerking met de VVSG is hierin essentieel: kennis en expertise vloeien zo gemakkelijker naar elkaar door.
Koenraad De Ceuninck
Dezer tijden komt er zoveel op ons af. Er zijn duidelijk tendensen van méér taken voor lokale besturen; ik verwijs bijvoorbeeld naar de organisatie van de coronapandemie en de vluchtelingenstroom door de oorlog in Oekraïne. Of nu ook weer, met het beleidsidee om werkloosheidsuitkeringen te beperken in de tijd. Dat zijn allemaal nieuwe mensen die bij de lokale overheden zullen aankloppen. Die toenemende verwachtingen en die groeiende complexiteit maken dat ook de intergemeentelijke samenwerking steeds meer wordt ingeschakeld. Waren de streekintercommunales in de jaren 1960 zo goed als exclusief begaan met economische expansie, dan hebben ze nu veel meer en veel diversere taken. Neem het hele verhaal van de energietransitie of de digitale transitie. Dergelijke thema’s worden bij uitstek ook vanuit een intergemeentelijk en regionaal perspectief opgenomen.’
Kris Vreys: ‘Het gaat over verlengd lokaal bestuur op basis van een inhouse-relatie. Door samen te werken kunnen gemeenten capaciteit bundelen, synergiewinsten creëren en specifieke expertise aantrekken. Dit geeft hen ook de mogelijkheid kennis op te bouwen binnen multidisciplinaire teams, en die voor vele jaren binnen publieke handen te houden. In die zin hebben streekintercommunales duidelijk een andere positie dan bijvoorbeeld studiebureaus of consultants. Streekintercommunales versterken de robuustheid van de publieke dienstverlening van de lokale besturen. Ik vind dat dit argument nog te weinig aan bod komt in het bestuurlijk debat.’
Hoe vatten jullie de missie van Vlinter samen, en hoe past deze visie ook binnen de VVSG?
Kris Vreys: ‘Omdat deze streekintercommunales, die elk actief zijn in een afgebakende regio in Vlaanderen, ook van elkaar nog kunnen leren, treffen veel van hun medewerkers elkaar binnen Vlinter. Naast de directeurs die elkaar regelmatig ontmoeten, vinden vele van de medewerkers elkaar binnen een van de vijftien thematische werkgroepen van Vlinter. Ervaringsuitwisseling staat er centraal. Daarnaast behartigt Vlinter, samen met de VVSG uiteraard, ook de belangen van die intergemeentelijke samenwerking als model. Wat één gemeente kan, moeten twee gemeenten samen ook kunnen – als ze dat willen uiteraard. Die samenwerking willen we professioneel ondersteunen.’
Koenraad De Ceuninck: ‘Dat streekintercommunales elkaar vinden in Vlinter zorgt ervoor dat ze niet elke keer opnieuw het wiel moeten uitvinden. Men ziet wat op andere plaatsen heeft gewerkt of net geen succes was. Op die manier versterken we ook de lokale besturen zelf.’
‘In die zin kun je Vlinter misschien wel als een denktank zien. Vlinter staat in voor de belangenbehartiging van intergemeentelijke samenwerking vis à vis de andere overheidsniveaus, de kabinetten, de administraties. De nauwe samenwerking met de VVSG is hierin essentieel: kennis en expertise vloeien zo gemakkelijker naar elkaar door. We versterken samen de stem van de lokale besturen.’
“Streekintercommunales versterken de robuustheid van de publieke dienstverlening van de lokale besturen. Ik vind dat dit argument nog te weinig aan bod komt in het bestuurlijk debat.
Kris Veys
We vieren twintig jaar Vlinter, dus twintig jaar samenwerking tussen de streekintercommunales. Waarom werd deze samenwerking toen als een noodzaak ervaren?
Kris Vreys: ‘Ik zie twee belangrijke redenen. Ten eerste wilden streekintercommunales het heft zelf in handen nemen om de belangen van die intergemeentelijke samenwerking sterker te kunnen behartigen. Tegelijk groeide het besef dat streekintercommunales veel van elkaar kunnen leren. Uiteraard heeft elke streekintercommunale een eigen streekidentiteit en een afgebakend werkingsgebied, maar toch zijn we allemaal met dezelfde maatschappelijke uitdagingen bezig: ruimte voor ondernemen, betaalbaar wonen, ruimtelijke planning, stedenbouw, mobiliteit, klimaat en energie. Ik bedoel: ik ga ervan uit dat het uittekenen van bijvoorbeeld een regionaal mobiliteitsplan in de Westhoek of in de Kempen inhoudelijk wel zal variëren, maar wat betreft procesaanpak niet radicaal verschilt. We hebben overal ongeveer dezelfde uitdagingen; het zou zonde zijn die ervaringsuitwisseling niet ten volle te benutten.’
Ondertussen vonden de streekintercommunales elkaar onder de Vlintervlag ook in het opzetten van een aantal concrete projecten. Hoe gaat het uitrollen van zo’n project met verschillende intercommunales concreet in zijn werk?
Kris Vreys: ‘Dit is een recente evolutie, waarbij onderlinge samenwerking moet leiden tot verdere schaalvoordelen. Hiermee positioneren we ons ook als een regionale partner bij de uitrol van het Vlaamse beleid. Er is daarbij steeds één intercommunale trekker van het gezamenlijke project. Neem nu het project Eerste Hulp bij Energiegemeenschappen. (zie p. 44, nvdr) Daar stond intercommunale Leiedal aan de wieg van het project. Of neem Gestroomd, de gezamenlijke aankoopcentrale voor elektrische voertuigen, daarvan is IGEMO (regio Rivierenland) de pionier en trekker (zie artikel in Lokaal 6 van 1 juni 2025, nvdr). Maar elke intercommunale blijft wel steeds het directe aanspreekpunt voor haar aangesloten lokale besturen. Die vertrouwensrelatie op basis van nabijheid vinden we cruciaal.
Na de jongste verkiezingen zijn de raden van bestuur van veel intercommunales grondig vernieuwd. Een goeie zaak?
Kris Vreys: ‘De verandering in onze raden van bestuur is uiteraard het logische gevolg van de vernieuwing van politiek personeel bij de lokale besturen. Bij IOK bijvoorbeeld zijn tien van de vijftien bestuurders nieuw, en ook de vorige legislatuur kenden we een forse verandering van bestuurders. Nieuwe mensen, nieuwe ideeën. Persoonlijk vind ik dit zeker verfrissend. Het maakt dat je als directie je verhaal en je manier van werken opnieuw moet uitdragen en verantwoorden. Het houdt je scherp, ook dat is positief. Tegelijk heeft enige continuïteit ook wel zijn voordelen: ervaren bestuurders vormen mee het levend geheugen van de streekintercommunale. Wat ik bovendien ook kan stellen, is dat vele bestuurders, oud of nieuw, van welke kleur dan ook, het goed voor hebben met de “publieke zaak”. Ze komen op voor de belangen van de lokale besturen, maar hebben eveneens het belang van de intercommunale als organisatie voor ogen. Dat waardeer ik zeer.’
Kun je dat verduidelijken?
Kris Vreys: ‘In feite heeft een streekintercommunale alle kenmerken van een coöperatieve vennootschap, waarbij de “aandeelhouders” ook de “klanten” zijn. We werken dus voor onze leden. Daarom zou ook elk lid vertegenwoordigd moeten kunnen zijn in de raad van bestuur van een streekintercommunale. Anders krijg je een gevoel van vervreemding bij de leden die er niet in zetelen. Dat spreken ze vandaag ook uit.’
Koenraad De Ceuninck: ‘Klopt, en dus moeten we maximaal streven naar een raad van bestuur waar alle leden-gemeenten deel van uitmaken. Tot nu toe behelpen we ons door enkele raadsleden als “deskundige” uit te nodigen naar de raadsvergaderingen. Die komen dan in de plaats van een “gewoon” raadslid voor de betrokken gemeente. Enfin, ik hoop dat de Vlaamse decreetgever ingrijpt en de regelgeving ten goede verandert.
“We zien intergemeentelijke samenwerking expliciet als “verlengd lokaal bestuur”, en niet als “verlegd lokaal bestuur”. We blijven binnen diezelfde brede bestuurslaag: het lokale bestuursniveau
Koenraad De Ceuninck
Wat kan deze relatie tussen lokaal bestuur en samenwerkingsverband nog versterken?
Kris Vreys: ‘Intercommunales, in de breedste zin van het woord, wordt wel eens gebrek aan transparantie verweten. Ik denk dat we ons alle inspanningen, in woord en daad, moeten getroosten om die fetisj uit de wereld te helpen. Onze besluitvorming in de raad van bestuur is vaak maar een laatste stap in een breed besluitvormingsproces. Vooraf consulteren we vaak veel beleidsmatige en ambtelijke netwerken, zoals de Conferentie van burgemeesters, schepenen van Omgeving, mobiliteitsschepenen in de vervoerregioraad, kringen van algemeen en financieel directeurs, omgevingsambtenaren in de Atria en ik kan nog wel even doorgaan.
Of als we een beslissing nemen met weerslag op een gemeente, zullen we steeds het bevoegde schepencollege consulteren. Samen vormen al die organen een levend ecosysteem waarin gedragen beslissingen tot stand komen. Ik durf er dan ook voor te pleiten dat elke intercommunale haar bestuurlijk ecosysteem en informatiedoorstroming zichtbaar maakt in een “governance charter”. Dit zou verhelderend zijn voor lokale bestuurders, en dan vooral voor de nieuwkomers. Ik pleit voor openheid. We mogen fier zijn op onze resultaten, we mogen ze uitdragen.’
Vlinter verenigt twaalf streekintercommunales, maar is ook niet geheel gebiedsdekkend in Vlaanderen. In Limburg zien we bijvoorbeeld geen streekintercommunale?
Kris Vreys: ‘Klopt. Nu, voor alle duidelijkheid: waar we het binnen Vlinter over hebben, zijn de streekintercommunales. Maar het intergemeentelijke landschap is zeer gediversifieerd. Limburgse gemeenten werken wel degelijk samen, bijvoorbeeld voor afvalbeheer, welzijn, cultuur, erfgoed en jeugd, maar streekintercommunales as such zien we er nog niet. Dat is een historische erfenis.’
Is er dan een vrijage bezig om Limburgers te verleiden lid te worden van Vlinter?
Koenraad De Ceuninck: ‘Nog niet (lacht). Maar je ziet toch dat bijvoorbeeld ook de gemeenten in het noorden van de provincie stappen zetten naar de opbouw van een streekintercommunale. Die tendensen volgen we natuurlijk op. En als daar inderdaad een sterke streekintercommunale wordt opgericht, dan is die zeker welkom bij Vlinter. Dat is evident.’
Kan Vlinter niet beter zichzelf gaan promoten in plaats van te wachten tot het Limburgse samenwerkingslandschap gerijpt is en men toenadering zoekt?
Kris Vreys: ‘Nee. Het is aan de Limburgse gemeenten zelf om zich te organiseren. Als zij vandaag niet de drijfveer voelen om een streekintercommunale op te zetten, kunnen we daar alleen maar respect voor hebben. Als ze morgen die keuze toch zouden maken, dan zullen we hen als ledenorganisatie uiteraard met open armen ontvangen.’
Koenraad De Ceuninck: ‘De organisatie van de provincie speelt daarin ook een rol – en die is in Limburg anders dan in de andere provincies. Blijkbaar voelen Limburgers zich meer verenigd onder de provinciale paraplu. In Oost-Vlaanderen ligt dat bijvoorbeeld heel anders. Hier hebben we meer specifieke, regionale identiteiten. Veneco, waar we op dit moment te gast zijn, verenigt bijvoorbeeld de gemeenten rondom Gent. Daarbinnen heb je nog de subregio’s Meetjesland en Leie-Schelde-Oostrand. Maar ook de rest van Oost-Vlaanderen heeft eigen streekidentiteiten: het Waasland, de regio’s rond Aalst en Dendermonde, de Vlaamse Ardennen. Dat zijn allemaal specifieke regio’s waar lokale bestuurders minder voeling hebben met de rest van de provincie, terwijl Limburg die eenheid wél heeft en ze zelfs koestert.’
“Intercommunales, in de breedste zin van het woord, wordt wel eens gebrek aan transparantie verweten. Ik denk dat we ons alle inspanningen, in woord en daad, moeten getroosten om die fetisj uit de wereld te helpen.
Kris Vreys
Wat zeg je dan tegen criticasters die het hebben over bestuurlijke verrommeling en intercommunales als een bestuurlijke tussenlaag?
Koenraad De Ceuninck: ‘Ik vind dat een verkeerde discussie. We zien intergemeentelijke samenwerking expliciet als “verlengd lokaal bestuur”, en niet als “verlegd lokaal bestuur”. We blijven binnen diezelfde brede bestuurslaag: het lokale bestuursniveau. Hebben we daarnaast een bestuurslaag te veel of te weinig? Tja, die discussie kan volgens mij beter gaan over de vraag op welk niveau je een aantal bevoegdheden of taken het best plaatst. Dan zie je dat er gewoon behoefte is aan een intermediair landschap dat een aantal opdrachten heeft en een aantal dingen dóét. Als het de intercommunales niet zouden zijn, dan zou het kind een andere naam hebben. Die taken moeten hoe dan ook wel opgenomen worden.’
Vlinter viert zijn twintigste verjaardag. Hoe staat uw vereniging ervoor bij de veertigste verjaardag?
Koenraad De Ceuninck: ‘Dat we in een ander landschap zullen zitten dan vandaag staat buiten kijf. Het proces van gemeentelijke fusies is gaande en niet te stoppen. Ik heb nu al informeel weet van verschillende gemeenten die in 2030 de stap willen zetten. Dus het landschap van lokale besturen zal er tussen dit en twintig jaar behoorlijk anders uitzien. Dat betekent niet dat er geen plaats meer zal zijn voor een intergemeentelijk landschap. Dat was ook de grote verwachting bij de fusie van 1976: Laten we alle gemeenten van het land fusioneren en dan zullen we geen intergemeentelijke samenwerking meer nodig hebben. De vaststelling is dat we nog nooit zoveel intergemeentelijke samenwerking hebben gehad als sinds de jaren zeventig tot nu.’
Kris Vreys: ‘We hebben nogal eens het beeld dat intercommunales er in de eerste plaats zijn voor kleinere gemeenten. Niets is minder waar. Je hebt ook lokaal capaciteit nodig om goed te kunnen samenwerken. Vandaag blijkt uit onze portefeuille aan projecten en dienstverlening in elk geval niet dat we meer voor kleine lokale besturen zouden werken. Maatwerk voor groot en klein is hier de sleutel tot succes. Hoe we morgen inhoudelijk zullen evolueren, dat is koffiedik kijken. Dat zal in belangrijke mate afhangen van de maatschappelijke opgaven die bij de lokale besturen worden gelegd. Ik zeg vaak dat streekintercommunales mee de rol van trendwatcher voor de lokale besturen moeten vervullen. Een beetje voorop lopen, maar ook weer niet te ver. “Festina lente”, haast u langzaam, is mijn geliefkoosd motto. Stap voor stap vooruit, met de voeten op de grond.’ —
Auteurs
-
MarcPeirsRedacteur Lokaal
-
JefDe RopBeleidsmedewerker Streekontwikkeling Vlinter -
KarenAlderweireldtCoördinator Vlinter
Fotograaf
- Stefan Dewickere
Heb je een vraag over de inhoud van dit artikel?
Contacteer onsMeer weten over
Up to date blijven?
Blijf op de hoogte van het belangrijkste nieuws voor en door lokale besturen. Schrijf je in voor onze wekelijkse nieuwsbrief.
InschrijvenNieuws
-
Magazine Lokaal
Dichtbij en onafhankelijk: woon- en energieadvies in elke gemeente
SamenwerkingWonenEnergie en klimaat -
Magazine Lokaal
In de bres voor de lokale besturen
Samenwerking -
Magazine Lokaal
Streekintercommunales: partner bij publiek grondbeleid
SamenwerkingWonen