De federale regering plant een hervorming waarbij de werkloosheidsuitkering beperkt wordt in de tijd. Die maatregel lijkt op het eerste gezicht een beslissing van een centrale overheid binnen haar bevoegdheid, maar de maatschappelijke en financiële gevolgen laten zich zeer sterk voelen op lokaal niveau, in de eerste plaats bij de OCMW’s.
Het is daarom belangrijk dat lokale besturen niet alleen goed geïnformeerd worden, maar dat ze ook voldoende compensaties krijgen en mee aan tafel zitten bij de uitwerking ervan. Een maatregel als deze vraagt een doordachte aanpak en samenwerking over de bestuursniveaus heen. Zo kan de uitvoering lokaal efficiënt, correct en gedragen verlopen.
Wie geen recht meer heeft op een werkloosheidsuitkering, kan vroeg of laat aankloppen bij het OCMW voor een leefloon. Volgens ramingen van de federale overheid zouden in Vlaanderen 26.000 mensen dat vanaf 1 januari ook effectief gaan doen. Er valt op zich iets te zeggen voor de redenering dat wie langdurig werkloos is, baat heeft bij begeleiding via het OCMW. Daar krijg je niet zomaar een uitkering, er start dan een activeringstraject op maat, met aandacht voor alle levensdomeinen zoals gezondheid, opleiding, huisvesting.
Zo’n traject is niet vanzelfsprekend. Mensen die al lange tijd uit het arbeidsproces zijn, kampen vaak met structurele obstakels: een gebrek aan opleiding of werkervaring, psychische of fysieke problemen, schulden, beperkte mobiliteit of arbeidsattitude... OCMW’s zien deze realiteit van dichtbij en weten dat enkel een duw in de rug niet tot duurzame integratie op de arbeidsmarkt leidt.
Ze bouwen op jarenlange ervaring in het begeleiden van kwetsbare groepen naar meer zelfredzaamheid. Via jobcoaching, psychosociale begeleiding, werkervaringstrajecten en samenwerking met lokale werkgevers helpen ze mensen opnieuw hun weg te vinden. Het OCMW-vangnet is essentieel, maar het werkt alleen goed als de randvoorwaarden vervuld zijn: deze trajecten vragen tijd, geduld en voldoende menskracht. De maatschappelijk werkers die deze trajecten begeleiden, werken vandaag al onder hoge druk.
Het is ook erg moeilijk om nieuwe krachten aan te trekken. Als er straks duizenden hulpvragen bijkomen zonder voldoende extra ondersteuning, dan komt niet alleen de begeleiding in het gedrang, maar ook het welzijn van de medewerkers zelf. De federale overheid voorziet in een compensatie van 400 miljoen euro, te verdelen over alle OCMW’s in België. Of dat voldoende is om alle bijkomende leeflonen én de noodzakelijke begeleiding, is vandaag een groot vraagteken.
De kans is bovendien reëel dat de nieuwe hulpvragers ook aanvullende steun nodig hebben, zoals een tussenkomst in de huur, energiefactuur of medische kosten. Die valt vaak volledig ten laste van het lokale bestuur.
De focus van de maatregel mag niet zitten op een daling van de federale werkloosheidscijfers. Het moet gaan om échte vooruitgang. Dat lukt alleen via aanklampend en mensgericht beleid. Lokale besturen hebben de expertise en zijn bereid om daar hun taak in op te nemen, maar dan moet het federale niveau hen daarin voldoende versterken. De werkdruk moet omlaag. OCMW’s moeten nu te vaak voorschotten geven op andere uitkeringen, of die uitkeringen aanvullen tot het leefloonbedrag.
De VVSG en de lokale besturen willen ook structureel betrokken worden bij de verdere uitwerking van de maatregel, niet pas als het kader vastligt, maar vanaf de eerste keuzes. Hoeveel middelen zijn er écht nodig? Hoe worden ze verdeeld? Welke randvoorwaarden gelden voor de begeleiding? En hoe garanderen we dat deze hervorming niet leidt tot meer uitsluiting, maar tot nieuwe kansen?
We geloven dat de federale overheid hetzelfde doel voor ogen heeft als de VVSG en haar leden. Zo niet leidt deze maatregel enkel tot een afwenteling van verantwoordelijkheid op de lokale besturen, met collectieve verarming tot gevolg. —