

▶ de stem voor '24
In het kader van de verkiezingen van 2024 bracht de VVSG samen met haar leden een nieuw memorandum uit. In Lokaal laten we een reeks inspirerende en kritische mensen met een heldere visie op de samenleving aan het woord. We vragen hen onder andere hoe lokale besturen kunnen inspelen op de belangrijkste maatschappelijke uitdagingen, wat het lokale bestuur voor hen betekent, hoe ze de relatie met de andere overheden zien, en hoe het tout court beter kan.
Gert Peersman is econoom en hoogleraar aan de Universiteit Gent. Hij was lid van de Hoge Raad van Financiën en consultant voor onder meer de Europese Centrale Bank en de Bank of England. Peersmans onderzoek over de monetaire economie, monetair beleid, dynamieken in grondstofmarkten en de macro-economie werd meermaals gelauwerd. Hij neemt actief deel aan het publieke debat over de economische actualiteit, in het bijzonder de financiële economie. In het boek De Perfecte Storm (2012) nam hij samen met Koen Schoors de kredietcrisis, de Europese staatsschuldencrisis en de problematiek van de vergrijzing onder de loep. Van 2012 tot 2023 was hij columnist bij De Standaard.
‘Vanuit mijn jeugd associeer ik lokale besturen gevoelsmatig met een diversiteit aan sportzalen en sportcentra. Dat komt omdat ik lange tijd op hoog niveau heb gesport, bij het begin van mijn academische carrière speelde ik tafeltennis in de eredivisie. Als kind speelde ik wedstrijden in steden en gemeenten over het hele land, en merkte ik grote verschillen in de kwaliteit van de sportinfrastructuur, tussen de landsdelen maar ook tussen gemeenten onderling. Voor mij stond goed gemeentelijk beleid toen gelijk met de aanwezigheid van een goed sportcentrum (lacht).
Die indruk kun je mutatis mutandis wel doortrekken naar de economie: het draait om de noodzaak van overheidsinvesteringen. Vaak gaat de discussie daar over het Vlaamse of federale niveau, waarbij we al eens de belangrijke rol van de lokale besturen uit het oog verliezen. Die moeten uiteraard niet alleen investeren in sporthallen, maar ook in wegen, bedrijventerreinen en noem maar op.’
‘Iedereen wil natuurlijk voldoende middelen, maar je moet het geheel bekijken. We hebben een welvaartsstaat die nog uitstekend werkt maar die vooral via de overheid wordt georganiseerd: de overheid betaalt het merendeel van de pensioenen en regelt ook grotendeels de gezondheids- en ouderenzorg. Maar hoe houden we dat systeem in stand bij toenemende vergrijzing? Zonder een grote game changer zie ik dat niet lukken. Lokale overheden hebben weinig andere keuze dan voldoende diensten leveren met zo weinig mogelijk middelen, en tegelijk voldoende blijven investeren.
Dat laatste is belangrijk, nochtans zijn investeringen dikwijls het eerste waarin overheden durven te schrappen. Hoe krijgen we alles gefinancierd, hoe houden we alles betaalbaar? Het standaardantwoord op die vragen is economische groei. Die moet dan weer komen van meer jobs. Maar zelfs al realiseren we de befaamde tachtig procent werkzaamheidsgraad, dan levert die nog maar een achtste van de groei op die we nodig hebben. Het gat dat overblijft, moet worden gedicht met productiviteitsgroei: met even veel werknemers moeten we meer produceren, tegen 2070 zelfs nagenoeg dubbel zoveel als we de welvaartstaat willen behouden.’
‘Je zou kunnen denken dat productiviteit verhogen in de eerste plaats harder werken betekent, maar dat is niet zo. Het gaat vooral over technologische vooruitgang, vaardigheden van werknemers, over de juiste mensen op de juiste plaats laten werken, met de beste gereedschappen, en met de juiste prikkels voor bedrijven om efficiënter te worden. Goed opgeleid personeel krijg je om te beginnen met degelijk onderwijs, maar ook met levenslang leren.
Overheden, ook lokale, hebben daar uiteraard een rol in te spelen. Met betere wegen zullen veel werknemers minder productieve werktijd verliezen in files, bijvoorbeeld. Lokale besturen kunnen het via hun vergunningenbeleid en regulering voor nieuwe bedrijven gemakkelijker maken om zich te vestigen en om voor gezonde concurrentie te zorgen, waardoor bestaande bedrijven ook meer gaan innoveren. Lokale bedrijven hebben vaak een muur van beschermende regels en subsidies om zich heen, terwijl nieuwe bedrijven te veel administratieve en procedurele barrières ondervinden, op alle overheidsniveaus trouwens.
De bestaande bedrijven gaan dan op hun lauweren rusten, om hun winstmarge te vergroten hoeven ze alleen hun prijzen een beetje te verhogen. Als overheid moet je daarin een goede balans zoeken: je moet geen race to the bottom organiseren maar wel zorgen dat er gezonde competitie kan spelen.’
‘Schaalvergroting zal onvermijdelijk een onderdeel zijn van die noodzakelijke productiviteitsgroei. Ook overheden zullen met dezelfde mensen meer moeten realiseren qua dienstverlening. Digitalisering en artificiële intelligentie bieden goede mogelijkheden om dienstverlening efficiënter te organiseren, al vormen ze bij lokale besturen tegelijk een risico voor de beleving van persoonlijk contact met de burger. Toch moeten steden en gemeenten die ontwikkelingen omarmen. Het komt er ook daar op neer een werkbaar evenwicht te vinden: tussen het behoud van persoonlijke, fysieke dienstverlening – wat lokale besturen vandaag inderdaad goed doen – en het behoud van de welvaartsstaat, wat even belangrijk is voor diezelfde burger.’
‘Als lokale bevoegdheden, problemen en diensten zo belangrijk zijn, waarom financieren we ze dan ook niet lokaal?’
‘Klimaatverandering is die andere gigantische uitdaging die alle economen bezighoudt. Ook die vergt veel investeringen, en dus meer productiviteit om die te betalen. Je kunt daarvoor wel centraal een algemeen beleid uitzetten, maar de uitvoering daarvan – denk bijvoorbeeld alleen al aan de adaptatie van infrastructuur en omgeving – moet lokaal en op maat gebeuren. Ook los daarvan gaan veel gemeenten erop vooruit op het vlak van levenskwaliteit, kwaliteit van de omgeving, verkeersveiligheid, groen, diensten. Ze voeren dan ook een goed investeringsbeleid.
Daarmee hangt samen dat veel politici hun activiteit graag naar het lokale niveau verschuiven, ze vinden namelijk dat ze daar tastbare zaken kunnen verwezenlijken en er positieve reacties voor krijgen van burgers. In de gemeente is beleid voeren nog aangenaam – aan de uitvoerende kant althans –, terwijl je op de andere niveaus al snel te maken krijgt met partijpolitieke patstellingen, om nog te zwijgen van de demotiverende bagger die je op sociale media naar je hoofd krijgt. Dat de opkomstplicht bij de lokale verkiezingen verdwijnt, is op zich een spijtige zaak. Maar het zal politici ook aanzetten om het directe contact met burgers intensiever te zoeken, om hen te overtuigen en te mobiliseren. Dat burgers gaan stemmen, is in een democratie wel essentieel.’
‘Dat de pensioenlasten voor lokale besturen op termijn onbetaalbaar worden, is onderdeel van de vergrijzingsproblematiek. Maar dat lokale besturen zelf de pensioenen van hun statutaire medewerkers financieren, is op zich een goed principe. Want als je als overheid beleid voert dat misschien wel nuttig en noodzakelijk is, maar het door iemand anders laat betalen, dan geef je de verkeerde prikkels. Vooral de regionale overheden hebben in de loop der jaren massaal ambtenaren aangeworven, net omdat een deel van het loon, in casu het pensioen, niet door henzelf maar door de federale overheid wordt betaald. Economisch is dat in elk geval niet logisch of efficiënt.
Mijn boodschap aan de lokale besturen? Werf je iemand aan, maak dan – misschien meer nog dan vroeger – de kosten-batenanalyse. Vind je de aanwerving noodzakelijk maar blijken de middelen ontoereikend, waarom dan niet de belasting verhogen? Burgers voor wie het duidelijk is waarom die verhoging nuttig is, vinden het niet erg om wat meer te betalen. Betreft het diensten die je voor de Vlaamse of federale overheid organiseert, dan moet dat niveau mee betalen. Maar als je lokale bevoegdheden uitvoert, is het niet meer dan logisch dat je dat met overeenkomstige belastingen afdekt.
Het is zo’n taboe, maar het geld moet toch ergens vandaan komen? Belastingen hef je het best op het niveau waarop de diensten worden georganiseerd. Een soortgelijke bedenking heb ik trouwens bij structurele basisfinanciering van de lokale besturen via centrale potten zoals het Gemeentefonds, en bij de discussie over de verdeelcriteria daarvan. Waarom moet er eigenlijk uit die centrale potten geput worden om lokale problemen op te lossen? Als die lokale problemen en diensten zo belangrijk zijn, waarom financieren we ze dan ook niet lokaal?’
‘Een overkoepelende ledenvereniging als de VVSG zit in een goede positie om voor de lokale besturen een aantal nuttige diensten en tools te ontwikkelen. Ik denk enerzijds aan instrumenten en modellen om de regulering binnen en tussen lokale besturen goed en duidelijk op elkaar af te stemmen. Een lappendeken van regulering zet remmen op ondernemerschap en innovatie. Anderzijds denk ik aan de digitalisering, waarvoor het goed is om best practices te delen maar ook om op grote schaal, via één gezamenlijke investering, diensten te ontwikkelen zoals een netwerk of platform waar elke gemeente haar wagentje aan kan hangen. Dan bespaar je kosten en zul je nog voldoende decentralisatie kunnen behouden, maar met werkinstrumenten die gemeenschappelijk zijn. Ook voor een burger die in een andere gemeente gaat wonen, is het interessant om qua diensten in een vertrouwde omgeving terecht te komen.’ —
Auteur
-
PieterPlasHoofdredacteur Lokaal
Fotograaf
- Stefan Dewickere
Heb je een vraag over de inhoud van dit artikel?
Contacteer onsUp to date blijven?
Blijf op de hoogte van het belangrijkste nieuws voor en door lokale besturen. Schrijf je in voor onze wekelijkse nieuwsbrief.
InschrijvenNieuws
-
Nieuws
-
Nieuws
Ontdek de VVSG-praktijkendatabank: een schatkist aan lokale oplossingen
CommunicatieBestuur en burgerEnergie en klimaatDiversiteit en gelijke kansenVrije tijdKinderen en gezinnenZorg en gezondheidLokaal sociaal beleid -
Nieuws
Meerjarenplannen onder druk door onduidelijke federale en Vlaamse plannen
Bestuur en burgerBestuurlijke politie en handhavingLokale politiezones