
Lokale besturen vragen rechtszekere oplossing voor eigen projecten in publieke ruimte en stadsontwikkeling

Een gemeente mag niet langer haar eigen vergunningsaanvragen behandelen als die milieueffecten moeten laten screenen. Het Grondwettelijk Hof vernietigde de regelgeving die dit toeliet (arrest van 18 september 2025, nr. 122/2025(opent nieuw venster)). De VVSG roept op om de regelgeving aan te passen, zodat publieke projecten zo min mogelijk vertraging oplopen.
Waarover gaat het:
Als de overheid een initiatief neemt moet zij daarvoor een omgevingsvergunning aanvragen. Gemeenten, maar ook intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en autonome gemeentebedrijven vanzelfsprekend dus ook.
Voor de echt grote aanvragen moet de vergunningsaanvraag sowieso vergezeld gaan met een milieueffectenrapport (MER). Over dit type aanvragen gaat het hier niet. Ook projecten die uitgaan van de gemeente en waarvoor geen screening vereist is, zijn niet betrokken. Aanvragen voor dergelijke projecten kunnen dus gewoon verder worden behandeld worden en verkregen vergunningen blijven juridisch zeker. Het gaat wél over aanvragen en vergunningen voor projecten van de gemeente waarvoor een screening moet gebeuren of gebeurde. Het gaat dan om de bouw van een sporthal, de aanleg van wegen, de ontwikkeling van een bedrijventerrein of een grotere woonontwikkeling.
Een milieueffectenrapport brengt de impact op mens en milieu in kaart en stuurt zonodig bij. Voor de wat kleinere aanvragen hangt het er maar net van af of zo’n uitgebreid milieueffectenrapport moet worden opgemaakt. Uit de MER-screening moet blijken of er aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn. Als dat zo is dan moet alsnog daadwerkelijk een milieueffectenrapport worden opgemaakt. Voor gemeentelijke projecten is de uitkomst veelal dat er géén het milieueffectenrapport noodzakelijk is.
De Vlaamse regelgeving bepaalt dat de omgevingsambtenaar oordeelt of de MER-screening voor de vergunningsaanvraag van een eigen project volstaat. De Europese MER regelgeving laat toe dat een overheid zijn eigen aanvragen beoordelen, maar enkel als er een “passende scheiding” is tussen de betrokken diensten. Volgens het EU Hof van Justitie is daar pas sprake van wanneer de administratie eigen middelen en personeel heeft. Het Grondwettelijk Hof oordeelt in het arrest dat de omgevingsambtenaar en de algemeen directeur niet onafhankelijk genoeg is.
Grote gevolgen voor publieke projecten
De uitspraak van het Grondwettelijk Hof heeft grote gevolgen voor publieke projecten. Het departement Omgeving beveelt voorlopig de volgende werkwijze aan:
- Gemeenten dienen nieuwe aanvragen in bij de deputatie
- Al ingediende aanvragen die nog niet ontvankelijk zijn verklaard, stuurt de gemeente door naar de deputatie
- Al ingediende aanvragen die wél al ontvankelijk zijn verklaard worden best stopgezet en opnieuw ingediend bij de provincie.
De door het departement Omgeving werkwijze is wellicht een pragmatische oplossing, maar tegelijk rechtsonzeker, omdat in de regelgeving wel degelijk staat dat het college (en niet de deputatie) de vergunningverlenende overheid is. De hamvraag is dan ook hoe rechtszeker vergunningen zijn die door een overheid zijn afgeleverd die volgens de regelgeving niet bevoegd is.
Wat betreft bestaande vergunningen is de situatie volgens ons als volgt: ze blijven gelden, maar hun juridische zekerheid is aangetast. Er kan immers opnieuw tegen in beroep worden gegaan.
Mogelijke oplossingen
De VVSG ziet drie pistes om de rechtsonzekerheid weg te nemen:
- Passende scheiding binnen de gemeente
Er komt een daadwerkelijk passende scheiding bij de gemeente, waarbij de omgevingsambtenaar nog meer onafhankelijk functioneert ten opzichte van het college. We zien echter niet hoe dit in de praktijk vorm kan krijgen, want volgens het Hof zou de omgevingsambtenaar moeten beschikken over eigen personeel en eigen budget.
- Bevoegdheid naar de provincie
De provincie beslist over gemeentelijke aanvragen. Deze werkwijze heeft als nadeel dat een overheid over een aanvraag gaat beslissen die niet per se terreinkennis heeft. Bovendien verliest de lokale overheid zeggenschap over haar eigen wegen en andere projecten.
- Expertisecentrum MER beslist over screenings
Het Expertisecentrum beoordeelt of een MER nodig is. Gemeenten blijven bevoegd voor hun projecten, terwijl de MER-deskundigheid gebundeld wordt bij een onafhankelijke instantie. De VVSG ziet dit als de meest werkbare piste. Gemeenten blijven zeggenschap hebben over ingrepen in de publieke ruimte en de eigen stadsontwikkelingsprojecten én een instantie die toch al veel deskundigheid in huis heeft spreekt zich uit over de noodzaak tot MER. Die bundeling van kennis heeft schaalvoordelen en de scheiding tussen het Expertisecentrum en het college (en de deputatie) is overduidelijk. De reeds lang bestaande situatie dat overheden zichzelf vergunnen vinden we overigens verdedigbaar.
Oproep tot snelle aanpassing
Alle pistes vragen een wijziging van de regelgeving. De VVSG had contact met het kabinet Brouns, Vlaams minister voor Omgeving. We vragen dringend een rechtszekere oplossing zodat investeringen in wegen, rioleringen, woningbouw en andere publieke voorzieningen zo min mogelijk vertraging oplopen. Ook overliepen we kort de voor- en nadelen van de bovengenoemde oplossingen. Het departement Omgeving laat weten dat binnenkort een communicatie volgt over de mogelijke oplossingen.
Meer info:
Auteur
-
XAVIERBUIJSStafmedewerker
Heb je een vraag over de inhoud van dit artikel?
Contacteer onsMeer weten over
Up to date blijven?
Blijf op de hoogte van het belangrijkste nieuws voor en door lokale besturen. Schrijf je in voor onze wekelijkse nieuwsbrief.
InschrijvenNieuws
-
Standpunt
Omgevingsvergunningplicht: gemeenten vragen duidelijke regels met ruimte voor lokale sturing
Ruimtelijke ordeningPublieke ruimteMilieu -
Nieuws
-
Nieuws
Nieuwe visie op ruimtelijke toekomst Vlaanderen komt stap dichterbij
Ruimtelijke ordening