Op 1 januari 2025 stijgt de prijs van een dienstencheque met één euro. De Vlaamse regering keurde op 15 november 2024 een voorontwerp van besluit hierover goed. De bijhorende nota verduidelijkt dat deze euro integraal moet dienen om de loon- en arbeidsvoorwaarden van de huishoudhulpen te verbeteren.
Uniforme toepassing
Op 20 november overlegden de VVSG, Federgon, Zorggezind en het Vlaams Platform DCO met Vlaams Minister van Werk Zuhal Demir. De minister had geen oor naar het onderscheid tussen de verschillende diensten in de sector. Zo verlonen lokale besturen bijvoorbeeld hun dienstenchequemedewerkers beter. Volgens haar moet de sector de maatregel overal op dezelfde wijze toepassen. Elke euro moet volledig naar de dienstenchequemedewerker gaan. Daarnaast krijgen dienstencheque-ondernemingen alleen een verhoging van de tegemoetkoming voor effectief bij de klant gepresteerde uren.
Mogelijkheden voor koopkrachtverhoging
Concreet moet de euro als koopkrachtverhoging naar de dienstenchequemedewerker gaan, op de volgende wijze:
Ofwel krijgt de dienstenchequemedewerker een verhoging van het brutoloon met één euro per uur. In dat geval moet het lokale bestuur de RSZ-werkgeversbijdrage zelf betalen. De euro moet naar de medewerker gaan, weliswaar na aftrek van de RSZ-werknemersbijdrage en de bedrijfsvoorheffing. De concrete netto koopkrachtverhoging per uur hangt dus af van de gezinssituatie van de medewerker, maar is in ieder geval minder dan één euro.
Ofwel krijgt de dienstenchequemedewerker een andere vorm van koopkrachtverhoging. Aangezien het een verhoging van één euro per gewerkt uur betreft, volstaat een verhoging van de maaltijdcheques, de toekenning van ecocheques of andere cheques allicht niet. Wel zien we deze mogelijkheden:
Extra vakantiedagen, die in geld gewaardeerd worden.
Een nieuwe toelage van 1 euro die als brutoloon wordt uitbetaald, enkel voor bij de klant gepresteerde uren waar een dienstencheque tegenover staat. Dit moet in de lokale rechtspositieregeling ingevoerd worden.
Voor nieuwe dienstenchequemedewerkers kan in de lokale rechtspositieregeling een nieuwe, lagere, salarisschaal ingevoerd worden, waaraan de 1 euro koopkrachtverhoging toegevoegd wordt.
Helaas is het geen mogelijkheid om de koopkrachtverhoging toe te kennen via de tweede pensioenpijler. Na overleg met OFP Prolocus, het pensioenfonds waar 90% van de lokale besturen bij aangesloten is, hebben we besloten deze mogelijkheid uit te sluiten. De bijkomende overhead voor zowel de besturen als OFP Prolocus maakt deze optie onrealistisch. Bovendien betreft het relatief kleine bedragen die alleen voor een specifieke groep personeel van de lokale werkgever in een aanvullende toezegging opgenomen zouden moeten worden.
De concrete invulling van de koopkrachtverhoging moet het voorwerp uitmaken van lokaal sociaal overleg. Het voorontwerp van BVR komt nog ter onderhandeling op het Comité C1 en moet nadien door de Vlaamse regering nog een definitieve goedkeuring krijgen. De VVSG adviseert om nu al lokaal de onderhandelingen over de concrete invulling van de koopkrachtverhoging met de vakorganisaties te voeren.
VVSG vraagt oplossing voor ongedekte kosten
Belangrijk: wanneer een klant in 2024 nog dienstencheques aan de ‘oude’ prijs van 9 euro aankoopt en deze in 2025 gebruikt, krijgt de dienstencheque-onderneming op basis van de voorliggende teksten geen verhoogde tegemoetkoming van de Vlaamse overheid. Dat betekent dat de koopkrachtverhoging van één euro per uur voor deze uren integraal door de werkgever gedragen zou moeten worden. De VVSG is hier niet mee akkoord en vraagt een oplossing aan het kabinet van minister Demir.
In het kader van een billijke prijszetting wil de minister ook met de sector in overleg gaan over het aanrekenen van administratieve en andere kosten aan de klanten. De VVSG zal dit nauw opvolgen.