Windenergie valt niet weg te denken uit de hernieuwbare-energiemix. Amel en Büllingen, twee landelijke gemeenten in de Belgische Oostkantons, zagen de mogelijkheden én de voordelen van de ontwikkeling van een windpark in gezamenlijk beheer tussen lokaal bestuur, burgers en ontwikkelaars. Het project staat in de startblokken. Hoe begonnen zij eraan?
Büllingen en Amel liggen naast elkaar in een landelijk gebied met veel bossen, weiden en ruime afstanden tussen de bebouwing. Omdat het er ook flink waait, kun je er met windturbines behoorlijk wat wind oogsten en omzetten in energie. Beide besturen hadden daar al goede ervaringen mee toen ze samen een terrein op hun gemeentegrenzen geschikt bevonden voor een nieuw windenergieproject. ‘Het was een unanieme beslissing van beide gemeentebesturen om daar initiatief toe te nemen’, zegt de burgemeester van Büllingen, Friedhelm Wirtz.
‘Een studie van het ruimtelijke kader in 2013 duidde op het potentieel van de zone. Ook volgens het Waalse gewestelijke kader kwam dit gebied in aanmerking voor een windpark.’ De twee gemeenten dienden bij de beheerder van het elektriciteitsnet een aanvraag in om netcapaciteit te reserveren. Dat is een eerste vereiste. Je kunt immers wel stroom produceren met windturbines, maar zonder sterke connectie met het net kun je niet aan een windpark beginnen.
Regie in eigen handen
Amel en Büllingen hadden de uitgesproken ambitie om de regie over het hele project te behouden en betrokken te blijven bij de uitbating van het windpark. Beide besturen besteedden daarom veel aandacht aan diverse specificaties in het bestek voor de openbare aanbesteding. ‘Naast financiële transparantie, de inplanting op gemeentelijke grond en de opstalvergoeding die wordt geboden door de ontwikkelaar, vormde compensatie voor landbouwers een belangrijk evaluatiecriterium in de aanbesteding,’ legt Friedhelm Wirtz uit.
‘We wilden garanties dat landbouwers een degelijke vergoeding zouden krijgen en dat de toekenning van de exploitatierechten niet kon gebeuren zonder hun akkoord. Daarmee vergroot je ook het draagvlak voor het project. Maar daar stopt het niet bij. Onze gemeenten wilden zelf investeren en participeren. De ontwikkelingskosten die de gemeenten dragen na de vergunning van het project, en de rol van de gemeenten in de uitbating van het windpark stonden beschreven in de aanbesteding. Bovendien wilden we dat ook burgers mede-eigenaar konden worden.
Ook dat werd een belangrijk criterium.’ Het verklaart waarom het project uiteindelijk werd gegund aan Ecopower en Courant d’Air, twee coöperaties waarvan het aandeelhouderschap voor honderd procent bij burgers ligt. Zij boden de gemeenten aan om tot zestig procent eigenaar te worden van het windpark.
Actief betrokken
De burgercoöperaties lieten de gemeenten ook deelnemen aan de projectontwikkeling. Karel Derveaux van Ecopower: ‘De besturen beslisten mee over de inplantingsplaatsen van de zes windturbines op het terrein en ze werkten de compenserende maatregelen voor landbouw en natuur mee uit. De milieueffectenstudie is omvangrijk geweest, met onder andere tellingen van broed- en nestplaatsen van vogels. Dat de gemeenten de dialoog met de landbouwers en de milieuorganisaties begeleidden, heeft het project veel vooruitgeholpen.
Ze werkten ook een communicatieplan uit, met brochures en informatiedagen voor inwoners. Op momenten dat er protest was, hebben de burgemeesters zich niet verstopt, integendeel, ze hebben altijd met de burgers gesproken. Hun houding was recht door zee, en ze hebben hun ambities voor hernieuwbare energie en participatie van burgers daarbij duidelijk uitgelegd en verdedigd. Dat heeft geloond. Het is overigens heel knap van de gemeentebesturen om zo’n groot energie-initiatief te nemen.’
Wat wint de gemeente?
Het economische potentieel van windenergie blijft meestal onderbelicht. Onterecht, want dit vormde een wezenlijke factor die mee het draagvlak bepaalde. ‘Met de regie en alle aspecten daaraan verbonden kan dit een heel inspirerend voorbeeld zijn voor veel gemeenten,’ vindt Friedhelm Wirtz. ‘Het vraagt een zekere collectieve moed en een duidelijke visie, maar het is even belangrijk om te benadrukken dat het rendabel is. De zes windturbines van elk 3,5 megawatt vragen een investering van 25 à 30 miljoen euro, voor ruim drie vierde gefinancierd met langlopende leningen. Die investering zal zichzelf terugverdienen met vijf à zeven procent return on investment daarbovenop. Want als mede-eigenaars genieten de gemeenten ook exploitatie-inkomsten, én elke turbine brengt jaarlijks 50.000 euro opstalvergoeding op. Dat zijn bedragen waar je als lokaal bestuur wat mee kunt doen.’
Eén klein detail zet een domper op de feestvreugde: door een hangende klacht bij de Raad van State kan de bouw van het windpark, dat in 2018 werd vergund, voorlopig niet van start gaan. ‘Maar alles staat klaar,’ zegt Karel Derveaux. ‘Het is een kwestie van tijd, we maken ons sterk dat 2026 het jaar van de realisatie wordt.’-