Auteur:

Gepubliceerd op: 03-06-2021

In het Regeerakkoord 2019-2024 gaf de Vlaamse Regering aan een kader voor uitdaagrecht - ook gekend als ‘right to challenge’ - te willen uitwerken, om burgers, verenigingen, organisaties en andere stakeholders op een nieuwe manier te laten samenwerken met lokale besturen. De VVSG juicht toe dat de Vlaamse Regering aandacht heeft voor innovatieve vormen van burgerparticipatie, maar toch zijn er ook enkele kritische bedenkingen en randvoorwaarden voor een succesvolle integratie van het uitdaagrecht binnen de participatiemix van lokale besturen.

Right to challenge?

Het uitdaagrecht of ‘Right to Challenge’ is een participatievorm die het mogelijk maakt voor burgers, georganiseerde groepen en verenigingen om een voorstel in te dienen waarbij ze taken die een overheid vandaag uitvoert in hun directe omgeving overnemen. Bijvoorbeeld omdat zij van mening zijn dat ze deze taken anders, slimmer of goedkoper kunnen volbrengen, zoals het onderhoud van een stadstuin. Het uitdaagrecht kan een meerwaarde bieden als extra instrument en bouwsteen voor een betere samenwerking tussen burger en overheid, maar moet dan wel passen binnen een geïntegreerd participatiemodel waar ook plaats is voor andere instrumenten, afhankelijk van de noden en praktijken die lokaal leven.

Instrument met meerwaarde, maar niet zonder uitdagingen

In kader van het Labo Burgerparticipatie waarbij de VVSG en lokale koplopers, met steun van Vlaams Minister van Samenleven en Binnenlands Bestuur Bart Somers, innovatieve praktijken verzamelen, analyseren en verspreiden en de geplande experimentlijn rond het uitdaagrecht, werkte de VVSG daarom een standpunt uit, met aandacht voor de opportuniteiten en hindernissen die het uitdaagrecht met zich mee brengt.

Zo roept het uitdaagrecht een eerder negatief beeld van concurrentie en competitie op, terwijl een samenwerkingsmodel met de burger waarbij uitdagers ook samen met de lokale overheid gemeentelijke taken kunnen uitvoeren meteen zorgt voor een meer positieve en constructieve invalshoek. Ook kan men zich de vraag stellen welke overheidstaken binnen het uitdaagrecht kunnen vallen - aangezien bepaalde taken zich niet of moeilijk lenen tot uitbesteding - en hoe het bestaande actieve middenveld in Vlaanderen past binnen deze puzzel. Er is dus zeker nood aan onderzoek, experimenten en ondersteuning om het uitdaagrecht optimaal af te stemmen op de noden van lokale besturen en ook alternatieve modellen en instrumenten uit te lichten die burgerinitiatief kunnen stimuleren.

In het standpunt worden ook 6 vragen geformuleerd naar de Vlaamse Overheid, die van groot belang zijn bij de verdere uitwerking van een bruikbaar kader voor het uitdaagrecht:

  1. Een ruime interpretatie van het begrip uitdaagrecht: Aan de Vlaamse Overheid bevelen we een ruimte interpretatie van het begrip uitdaagrecht aan, waarbij de lokale autonomie gerespecteerd wordt en steden en gemeenten kunnen kiezen om het concept anders te benoemen, variaties in te zetten of de aanpak te wijzigen naar gelang de doelen van het lokaal bestuur.
     
  2. Ga voor een uitgebreide experimentele fase: Een uitgebreide experimentele fase is cruciaal, zodat gekeken kan worden welke concrete meerwaarde het uitdaagrecht lokale besturen en de samenleving biedt, op welke wijze dit instrument het best georganiseerd en gebruikt wordt en welke struikelblokken lokale besturen ondervinden.
     
  3. Schep juridische duidelijkheid: Het uitdaagrecht brengt als concept ook juridische vraagstukken met zich mee die uitgeklaard dienen te worden. Wanneer is een mededingingsprocedure vereist? Kunnen ook aannemers deelnemen aan een procedure uitdaagrecht en is dit zelfs wenselijk? Een antwoord op dergelijke vragen is onmisbaar voor een verdere uitrol.
     
  4. Hou rekening met de benodigde personeelsinzet: Op basis van ervaringen uit het buitenland blijkt dat het invoeren van het uitdaagrecht ook personeelsinzet vereist, zowel om te komen tot een procesmatige aanpak als voor juridische ondersteuning. Het vraagt een enorme inspanning van lokale besturen om toe te zien op deze twee facetten en het financiële luik en we vragen dan ook aan de Vlaamse Overheid om de verwachtingen realistisch te houden.
     
  5. Voorzie in wetenschappelijke opvolging bij de experimenten: De experimenten rond ‘right to challenge’ die zullen doorgaan in zomer 2021 tot najaar 2022 kunnen een waardevolle bron van informatie zijn om een antwoord te bieden op vragen die momenteel leven, zoals de optimale schaalgrootte van uitdagingen en de mate waarin het uitdaagrecht de representatieve informatie al dan niet versterkt. Dit vraagt echter bijkomend onderzoek, bijvoorbeeld onder de vleugels van het Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing.
     
  6. Verduidelijk de rol van de representatieve organen: Er is een zekere bezorgdheid over een mogelijke uitholling van de representatieve democratie door het uitdaagrecht. In Rotterdam legt men daarom de eindbeslissing over uitdagingen bij schepenen en ook in het rapport ‘Right to challenge, community of practice, tip top tien’ wordt aanbevolen om de eindbeslissing steeds bij het politieke niveau, een onafhankelijke organisatie of een netwerk van ambtenaren en professionals te leggen. De rol die de representatieve organen toegewezen krijgen is bepalend voor het waarborgen van de democratische processen.

Het volledige standpunt over het uitdaagrecht kan je hier lezen. Voor meer informatie bij het concept en de geplande experimentlijn of bestaande praktijken in het buitenland kan je terecht op de toegespitste pagina op het VVSG-kennisnetwerk. Ook voor meer informatie bij de werking en resultaten van het Labo Burgerparticipatie in de schoot van de VVSG kan je terecht op onze website.

Joke Vanreppelen