Auteur:

Gepubliceerd op: 23-03-2023

Vlaams minister voor Justitie en Handhaving Zuhal DEMIR vroeg de VVSG om advies bij het voorontwerp van decreet [houdende de bevordering van de integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur en tot oprichting van een dienst integriteitsbeoordeling voor openbare besturen]. De VVSG stelde het advies bij het ontwerpdecreet op in overleg met de VVSG werkgroep Bestuurlijke handhaving en werd op de Raad van Bestuur van de VVSG van 15 maart 2023 bevestigd. Intussen werd dit ook besproken op het overleg van de centrumsteden op 14 maart en op de Bestuurlijke Commissie veiligheid op 15 maart.

VVSG vraagt afstemming en verduidelijking

De VVSG ondersteunt het doel van het ontwerpdecreet welke mogelijkheden biedt voor de lokale besturen in het licht van de strijd tegen de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit maar vergt toch nog wel wat aanpassingen.

  • Nood aan afstemming tussen Vlaams en federaal regelgevend initiatief

De VVSG stelt vast dat er geen afstemming is tussen de verschillende beleidsniveaus over de regelgeving die een integriteitsonderzoek door lokale besturen toelaat. Door het gebrek aan afstemming dreigen de lokale besturen verschillende procedures te moeten toepassen of zelfs op 2 DIOB’s beroep te moeten doen, naargelang de materie en bevoegdheid. Dit zal de bestaande handhavende bevoegdheden van de lokale besturen niet ten goede komen en de praktijk zo goed als onwerkbaar maken.

  • Nood aan duidelijke afbakening

Verschillende termen worden onvoldoende gedefinieerd of afgebakend. Zo spreekt men over quasi eender welke overtreding, zowel bestuurlijk als strafrechtelijk. Het is ook niet echt duidelijk welke rechten het voorwerp kunnen uitmaken van een weigering of intrekking, waardoor zo goed als iedere rechtenverlenende beslissing in aanmerking komt. Deze onduidelijkheden maken het voor de lokale besturen die willen inzetten op bestuurlijke handhaving van ondermijnende criminaliteit niet zo evident om het beleidsmatig en operationeel af te bakenen.

  • Nood aan duidelijke toepassingsmodaliteiten

Zo is het is niet duidelijk wanneer het lokaal bestuur of de Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen (DIOB) optreedt noch of er sprake is van een verplichting tot integriteitsonderzoek. Het valt aan te bevelen de rechtswaarborgen voor de betrokkene beter te omschrijven zonder weliswaar te vervallen in procedurele grendels. De VVSG geeft de voorkeur aan het voorzien van een centraal register. We plaatsen vraagtekens bij het niet-verplicht en niet-bindend advies van de DIOB en zeker wanneer er geen indicaties volgens de DIOB zijn.

Tot slot vragen we aandacht voor de invloed van deze procedure op het verloop van andere interne vergunningsprocedures, zoals de omgevingsvergunning e.d. die ook gebonden zijn aan termijnen.

 

Samengevat

Wat het federale wetsontwerp te veel heeft, heeft het ontwerpdecreet tekort. In tegenstelling tot het federale wetsontwerp is dit ontwerpdecreet minder detaillistisch en directief uitgewerkt wat op zich mogelijkheden biedt voor de lokale besturen. Maar anderzijds staan er ook nog heel wat vragen open waardoor het kader waarbinnen de lokale besturen kunnen werken niet geheel duidelijk is.

Dit ontwerp van decreet biedt mogelijkheden maar vergt meer verduidelijking en uitwerking. De VVSG streeft hierbij naar een mooi evenwicht tussen het inschrijven van rechtswaarborgen en de lokale daadkracht om de strijd tegen de ondermijnende criminaliteit aan te gaan. De VVSG reikt hier eveneens de hand om verder te werken aan de meest optimale bestuurlijke aanpak van de ondermijnende criminaliteit en vraagt de afstemming met het federale initiatief.

 

Bjorn Cools