Het verzamelen van gedetailleerde lokale data is een essentiële eerste stap in de ontwikkeling van een lokaal warmteplan. Een belangrijk deel van deze stap werd reeds gezet bij de opmaak van de Inspiratiekaart Warmtezonering. Deze kaart bevat onder meer kwaliteitsvolle en gedetailleerde informatie over warmte-gerelateerd energieverbruik op lokaal niveau en biedt een antwoord op de volgende vragen:

  • Wie zijn de warmtevragers in een bepaalde zone en hoe groot is hun vraag?
  • Hoe dicht staan de huizen en gebouwen bij elkaar in die zone? Hoe hoog is dus de warmtevraagdichtheid in de betrokken zone?
  • Hoe zal de warmtevraag van het huidige gebouw-bestand naar schatting evolueren in de toekomst (2030, 2040, 2050)?

Daarnaast is er nood aan kwaliteitsvolle sociodemografische gegevens op het niveau van de wijken of statistische sectoren. Bijkomende specifieke lokale data kunnen de lokale warmtecontext verder detailleren door een antwoord te bieden op vragen als:

  • Wie woont en werkt er in een bepaalde zone?
  • Wat is de huidige renovatiegraad van de gebouwen in die zone? Is er nog potentieel voor renovatie?
  • Zijn er in de betrokken zone gebouwen aanwezig met een erfgoedstatuut?
  • Is er in de zone in kwestie een (rest)warmtebron of een andere duurzame energiebron aanwezig?
    • Indien wel, wat is de locatie van die energiebronnen wie is de warmteproducent? Wat is de verwachte evolutie in de productie van de (rest-)warmte?
    • Indien niet, is er de mogelijkheid om een duurzame energiebron te voorzien in de betrokkenzone? Zo ja, op welke manier zou men collectieve warmte voorzien?
  • Welke ontwikkelingen zijn er gaande in de betreffende zone? Zijn er wijzigingen te verwachten in het publieke domein? Veranderen percelen van bestemming of eigenaar? Hoe evolueren onderwijsinstellingen, woonzorgcentra, sport- en cultuurcentra, ...?
  • Kan woonverdichting kansen vergroten in die zones die net niet voldoende kansrijk zijn voor warmte-netten?

Hulpmiddelen

De jaarlijkse CO2-inventarissen waarover de gemeenten beschikken naar aanleiding van het Burgemeestersconvenant zijn een goed startdocument. De lokale dienst patrimoniumbeheer kan de gegevens uit deze inventarissen centraal beheren en aanvullen met eigen gegevens over het warmtegebruik van gebouwen. Dit kan bijvoorbeeld via de energieboekhoudingsplatformen ‘E-lyse’ van Fluvius of ‘Terra’ van het Vlaams Energiebedrijf (VEB). Ook andere lokale overheden kunnen hiermee aan de slag, zoals autonome gemeente- en provinciebedrijven, OCMW’s en hulpverlenings- en politiezones.

Een gemeente kan haar eigen verbruik registreren, maar kan ook veel data vinden bij onder meer het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap, de provincie, Fluvius en in de energierapporten aangeleverd door de netbeheerder.

De simulatieomgeving van de Inspiratiekaart Warmtezonering laat toe om de berekening van de lokale warmtevraag te verfijnen in functie van toekomstige ontwikkelingen of meer gedetailleerde energiemetingen van eigen gebouwen. De simulatie kan ook rekening houden met een negatieve warmtevraag door bijvoorbeeld het slopen van gebouwen. Wat het warmte-aanbod betreft kan men ook potentiële warmtebronnen toevoegen.

De warmtekaart van Vlaanderen identificeert de locaties waar er een grote warmtevraag is, waar er warmtebronnen ter beschikking zijn en waar warmte-netten, recuperatie van restwarmte en WKK’s meer of minder rendabel kunnen zijn.