Auteur:

Gepubliceerd op: 17-11-2023

De dramatische beelden van de wateroverlast in de Westhoek de laatste dagen doen bij velen de vraag rijzen of de gemeenten hier iets aan (hadden) kunnen doen? Het antwoord op die vraag is niet eenvoudig. De inkleuring van ons grondgebied in o.a. woon- of landbouwgebied, is een kind van de geschiedenis. In de jaren '70 kleurde de federale overheid het grondgebied in met de kennis die er toen was. Later verhuisde deze bevoegdheid naar het Vlaamse niveau. Vele huizen in de Westhoek dateren van voor de opmaak van het gewestplan of staan in woongebied omdat de buurt of straat destijds als perfect bewoonbaar werd gezien, vrij van risico’s. Onder invloed van de klimaatuitdagingen en de transitie die de maatschappij op dat vlak doormaakt, houdt het beleid vandaag meer rekening met mogelijke natuurlijke bedreigingen. Jammer genoeg hebben die vandaag nog onvoldoende effect. 

Voor onbebouwde bouwgronden in overstromingsgevoelig gebied heeft de gemeente vandaag enkele opties:

Een gemeente die nog niet bebouwd gebied volledig onbebouwbaar wil maken, kan een bestemmingswijziging doen. Dat betekent dat de eigenaar van de grond vergoed moet worden voor het feit dat diens grond minder waard wordt, de gemeente moet dan een planschadevergoeding betalen. Die is erg hoog en voor veel gemeenten onbetaalbaar, zeker als het om grote oppervlakten gaat. Voor de diepst gelegen plekken op vlak van wateroverlast (de watergevoelige open ruimte gebieden) heeft de Vlaamse overheid nu wel besloten om deze zelf onbebouwbaar te maken en om de planschade te betalen. Dat is alvast een goede zaak, Vlaanderen mag wat de VVSG betreft nog meer het voortouw nemen bij het doorvoeren van een herbestemming van 'hard' naar 'zacht', in overleg met de betrokken besturen.  

Elke bouwaanvraag wordt verder onderworpen aan de watertoets. Die geeft aan wat de impact van de aanvraag is op de overstroming van het perceel zélf en de impact van de bijkomende verharding stroomafwaarts. Er zijn natuurlijk gradaties in watergevoeligheid van een gebied. Als de impact van de bouwaanvraag dermate groot is dat onder geen enkele omstandigheid de bouwgrond bebouwd mag worden, dan zal dat blijken uit de watertoets. Die watertoets is de afgelopen jaren verscherpt. Voor de betrokken eigenaar natuurlijk heel vervelend: hij of zij dacht bouwgrond te hebben, maar kan er toch niets mee doen. Meestal zal uit de watertoets blijken dat dankzij het naleven van voorwaarden een stuk grond toch bebouwbaar is, denk aan het bouwen met een hogere drempel, met extra berging voor water, bouwen op palen of het aanleggen van een wadi voor het bufferen van regenwater. Een absoluut bouwverbod kan leiden tot een schadeclaim van de eigenaar, maar komt –juist omdat er vele alternatieven zijn- niet veel voor.

Een even grote uitdaging stelt zich natuurlijk voor het voorkomen van de wateroverlast in de bestaande bebouwde zones of woningen. Hier is het vooral nodig om extra gecontroleerde overstromingsgebieden te zoeken zodat ook extremere neerslag wordt opgevangen. De huidige overstromingszones bewijzen hun nut, ze zorgen er voor dat men kan vermijden dat nog veel meer huizen onderlopen. Voor deze langdurige neerslag in de winter hebben we absoluut meer ruimte voor water nodig in de winterbedding van de rivieren en met gecontroleerde en gestuurde overstromingsgebieden (bij voorkeur in opwaartse gebieden) en grotere bergingsvolumes in groenblauwe structuren zoals parken, bossen, beken en kanalen. Dit alles liefst gekoppeld aan performantere neerslagvoorspellingen. Naast het vasthouden van water moeten we op bepaalde plaatsen en tijdstippen ook de mogelijkheid hebben om voldoende snel water door te voeren. Ook vele kleine ingrepen die infiltratie ter plekke bevorderen, zijn nuttig en noodzakelijk: opvang van hemelwater in een regenwaterput, het voorkomen van verharding en het ontharden van voortuinen zijn daar voorbeelden van. Een aantal gemeenten tracht de inwoners hiervan te overtuigen door subsidies toe te kennen voor onthardingsprojecten. Zeker bij hevige en korte zomerstormen gevolgd door een periode van droogte hebben kleinere onthardingsinspanningen al effect. 

De algemene regel is dat water zoveel mogelijk ter plekke, stroomopwaarts moet worden vastgehouden. Dat helpt overstromingen te voorkomen én is goed in de strijd tegen droogte. Om de overstromingen in de Westhoek 'bij de wortel' aan te pakken dienen dan ook investeringen in Frankrijk te gebeuren die het water daar zo lang mogelijk vasthouden. Ook een uiterste maatregel is de weerbaarheid bij gebouwen te verhogen door individuele beschermingsmaatregelen voor die gebouwen, zoals het aanleggen van tussenschotten. 

Gemeenten hebben net als de Vlaamse overheid, bedrijven en burgers een aantal instrumenten in handen. De oplossingen zullen we vooral samen met andere spelers moeten vinden en uitvoeren. Ze gaan van moeilijk en duur tot snel en behapbaar. Alle hebben ze impact, of ze nu groot of klein zijn. Zo zal iedere inspanning om te ontharden -hoe klein ook- onze ruimte robuuster maken. Hoe meer we onze omgeving aanpassen aan de wijzigingen in het klimaat, hoe beter we ook bestand zijn tegen excessen. 

Nathalie Debast: Persverantwoordelijke VVSG | nathalie.debast@vvsg.be | 0497 31 80 77
Foto: Roesbrugge 9 november 2023 - Fotograaf Stefan De Wickere

Nathalie Debast