Auteur:

Gepubliceerd op: 10-06-2021

De lokale besturen krijgen via het decreet buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten de regierol en beleidsverantwoordelijkheid over de buitenschoolse opvang en afstemming tussen buitenschoolse activiteiten. Deze regierol en verantwoordelijkheid veronderstelt een voldoende financiering door de Vlaamse overheid om de doelstellingen geformuleerd in het decreet lokaal te realiseren enerzijds en anderzijds ook voldoende beleidsruimte om lokaal maatwerk mogelijk te maken. De VVSG vraagt een duidelijk financieel groeipad zodat elk lokaal bestuur voldoende middelen heeft om de doelstellingen uit decreet waar te maken.
 

Achtergrond


Het Decreet houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten (bekrachtigd door de Vlaamse regering op 3 mei 2019, verschenen in het Belgisch Staatsblad op 27 juni 2019) legt de verantwoordelijkheid voor de organisatie van de buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten bij het lokaal bestuur. Het lokaal bestuur voert de regie over de buitenschoolse opvang en krijgt daarvoor middelen op basis van algemene parameters als aantal kinderen woonachtig en schoollopend in de gemeente. Het decreet legt de focus ook op meer lokale samenwerking tussen opvang en vrijetijdsinitiatieven, zoals sport, cultuur, DKO enz. Het decreet treedt in werking op 1 januari 2021.

Het decreet wordt verder geconcretiseerd in 2 uitvoeringsbesluiten. Ten eerste het Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van een kwaliteitslabel aan organisatoren van kleuteropvang. Kinderen op kleuterleeftijd hebben een grotere behoefte aan een ‘veilig nest’, zorg en begeleiding, dan kinderen in het lager en secundair onderwijs. Daarom meent het agentschap Opgroeien dat zij een kwaliteitslabel moeten toekennen voor de opvang van kleuters op structurele basis. Organisatoren moeten om het kwaliteitslabel te krijgen/houden voldoen aan kwaliteitsvoorwaarden. Dit kwaliteitslabel is niet rechtstreeks gekoppeld aan subsidiëring. Wel bepaalt het decreet buitenschoolse opvang en activiteiten dat de Vlaamse Regering aan de lokale besturen een subsidie zal toekennen, die bij voorrang wordt besteed aan het aanbod van kleuteropvang met een kwaliteitslabel. De lokale besturen hebben geen adviesrol aan Opgroeien of andere vorm van inspraak bij het toekennen van een kwaliteitslabel aan organisatoren op hun grondgebied.

Een tweede uitvoeringsbesluit is het Besluit van de Vlaamse regering lokaal beleid buitenschoolse opvang en activiteiten. Een eerste versie werd al goedgekeurd op 16 oktober 2020. Deze eerste versie wordt nu opgeheven en vervangen door een nieuwe versie (die sommige delen gewoon overneemt en verschillende nieuwe artikels toevoegt).

Daarnaast doet de Vlaamse regering ook een aantal voorstellen tot wijziging van het decreet.
 

Wijzigingen BVR lokaal beleid, een beknopt overzicht


Het op de Vlaamse regering principieel goedgekeurd besluit (21 mei 2021) vult het bestaande besluit aan met volgende bepalingen:

  • de regel dat na de overgangstermijn 50% van de Vlaamse subsidie moet besteed worden aan kleuteropvang met kwaliteitslabel;
  • het bedrag dat zal gelden in de overgangstermijn als subsidie per kind per jaar, zijnde 50 euro.
     

Wijzigingen Decreet BOA, een beknopt overzicht


De Vlaamse regering plant volgende aanpassingen aan het decreet:

  • inkorten overgangstermijn: in het decreet is de overgangstermijn vandaag vastgelegd op 1 januari 2027. Dan zou elk lokaal bestuur middelen krijgen van Vlaanderen voor de uitrol van dit decreet op basis van de parameters - aantal kinderen - en indicatoren. De Vlaamse regering stelt nu voor om deze overgangstermijn in te perken met 2 jaar en de overdracht van middelen naar de lokale besturen te laten ingaan op 1 januari 2025;
  • extra bepalingen rond besteding middelen in de periode 2025-2030: 100% van de middelen die elk lokaal bestuur krijgt zou moeten besteed worden aan het aanbod buitenschoolse opvang. Dit is een aanvullende bepaling op de in het besluit al opgenomen bepaling dat 50% moet besteed worden aan kleuteropvang met kwaliteitslabel;
  • extra (tijdelijke) compensatie voor besturen die veel middelen verliezen: vandaag is de subsidie van Opgroeien aan de organisatoren opvang schoolkinderen heel ongelijk gespreid over de gemeenten. Vanaf 2025 worden alle middelen herverdeeld over alle lokale besturen. Lokale besturen die nu meer dan het gemiddelde aan subsidie hebben zullen - zonder concreet financieel groeipad voor de uitrol van het decreet - middelen verliezen. Die lokale besturen die veel middelen dreigen te verliezen door de herverdeling van de middelen (vanaf 2025) over alle lokale besturen, zullen gedurende enkele jaren (tot eind 2028) nog een compensatie krijgen;
  • middelen voor bereik kwetsbare gezinnen en kinderen met een specifieke zorgbehoefte: vanaf 2029 zullen lokale besturen hun subsidie op basis van het aantal kinderen aangevuld zien met een subsidie gekoppeld aan het bereik van kwetsbare gezinnen en kinderen met een specifieke zorgbehoefte.
     

Reactie VVSG


Nav de principiële goedkeuring van het besluit van de Vlaamse regering over het lokaal beleid, de samenwerking en de subsidie voor buitenschoolse opvang en activiteiten (Vlaamse regering van 21 mei 2021) en de plannen van de Vlaamse regering tot wijziging van het decreet formuleert de VVSG graag volgende opmerkingen en vragen:

  • Over de overgangstermijn: de VVSG vraagt dat de overgangstermijn gekoppeld aan dit decreet zo kort mogelijk wordt gemaakt, maar wel afgestemd wordt op de gemeentelijke beleids- en beheerscyclus. Concreet lijkt het voor de VVSG logisch dat de overgangstermijn eindigt eind 2025 (gezien de looptijd van de huidige meerjarenplanning 2020-2025). De overdracht van de middelen aan de lokale besturen op 1 januari 2026 geeft de lokale besturen de ruimte om - binnen de normale beleids- en beheerscyclus - de doelstellingen en acties gekoppeld aan het decreet te integreren in de nieuwe strategische meerjarenplanning (2026-2031);
     
  • Nood aan een concreet financieel groeipad voor de realisatie van de doelstellingen geformuleerd binnen decreet: een voldoende en kwaliteitsvol aanbod aan opvang en vrije tijd voor schoolkinderen blijft en is belangrijk. Kleuters, maar ook lagere schoolkinderen verdienen een kwaliteitsvolle opvang en vrije tijd. De VVSG ervaart dat de huidige middelen onvoldoende zijn om elk lokaal bestuur in staat te stellen om de in het decreet geformuleerde ambities te realiseren. De VVSG verwacht daarom extra middelen van de Vlaamse regering en een duidelijk financieel groeipad. De herverdeling van de middelen over alle lokale besturen op basis van objectieve parameters leidt er ook toe dat een groot aantal gemeenten na de overgangstermijn middelen verliezen. De VVSG vraagt een dringend overleg met de Vlaamse overheid om deze problematiek te bekijken, op basis van een goed inzicht in de cijfers.
     
  • Strikte bepalingen besteding middelen: de middelen die een lokaal bestuur krijgt (vanaf 1 september 2021) voor de uitrol van het decreet zijn geoormerkte middelen en kunnen gebruikt worden voor de realisatie van de Vlaamse beleidsprioriteiten. Maar naast de oormerking van de middelen voor de specifieke doelstellingen geformuleerd in het decreet, legt de Vlaamse regering - na de overgangsperiode - nog bijkomende beperkingen op aan de besteding van de middelen: vanaf 2025 - tot 2030 - moeten alle middelen besteed worden aan een opvangaanbod buitenschoolse opvang en minstens 50% van de middelen moet besteed worden aan de financiering van de kleuteropvang met kwaliteitslabel.

    Met dit decreet staan de lokale besturen voor een nieuwe uitdaging. Een nieuwe uitdaging die ook een versterking van de interne personeelscapaciteit vraagt. Dat de Vlaamse middelen niet zouden kunnen gebruikt worden om deze interne versterking mogelijk te maken is voor VVSG onaanvaardbaar.

    Ook de bepaling dat 50% van de middelen moeten besteed worden aan kleuteropvang met kwaliteitslabel grijpt te veel in op de lokale autonomie. De facto wordt hier, gecombineerd met de toekenning van het kleuterlabel door het agentschap Opgroeien zonder inspraak van een lokaal bestuur, de regierol van het lokaal bestuur gekortwiekt. Het hoog percentage dat moet besteed worden aan een doelgroep (kleuters) die in de feiten een veel kleiner percentage van de totale doelgroep uitmaakt en dan bovendien ook nog aan een aanbod dat een kwaliteitslabel heeft, maakt dat de autonomie van het lokaal bestuur om een beleid op maat uit te tekenen sterk wordt ingeperkt.
     
  • Meer transparantie en uitwisseling informatie: de VVSG vraagt aan de Vlaamse regering dringend de nodige transparantie over de huidige financiële stromen en de verdeling van de middelen gekoppeld aan de buitenschoolse opvang en het decreet (vandaag en in de toekomst) over de gemeenten. Voor de VVSG is dit inzicht onder meer noodzakelijk om mee na te denken over een billijk voorstel van compensatie of tegemoetkoming aan die lokale besturen die vandaag over meer dan het gemiddelde subsidiebedrag (vanuit Opgroeien) beschikken. Deze lokale besturen dreigen bij een herverdeling grote financiële verliezen te lijden, tenzij Vlaanderen een financieel groeipad zou voorzien.
     
  • Nood aan ondersteuning: de VVSG ervaart bij alle lokale besturen een nood aan ondersteuning en begeleiding. Deze nood is niet beantwoord met een paar collectieve webinars of vormingsmomenten. De VVSG diende al, samen met Bataljong, VDS en ISB, een dossier in om deze ondersteuning mogelijk te maken.
     
  • Decreet flankerend onderwijsbeleid: de VVSG formuleerde eerder ook al de vraag naar een aanpassing van het decreet flankerend onderwijsbeleid van 30 november 2007 waar het principe van sociaal voordeel voor ochtend- en avondtoezicht (artikel 6, 1°) ons toch ook lijkt opgeheven te moeten worden, gezien de doelstellingen van het decreet buitenschoolse opvang.


De VVSG dringt aan op een overleg met de betrokken ministers over de geplande wijzigingen. 

Ann Lobijn