De auteurs proberen zo veel mogelijk vragen op te werpen die van belang kunnen zijn bij een eventueel denkproces over verzelfstandiging. Deze oefening moet besturen in staat stellen om een degelijk onderbouwde verzelfstandiging op poten te zetten én om de bestaande structuren kritisch tegen het licht te houden. De tekst is uitdrukkelijk waardenvrij en bevat dus geen pleidooi pro of contra verzelfstandiging. Antwoorden op de gestelde vragen en overwegingen zijn immers steeds afhankelijk van de intenties en invulling van het bestuur en de context waarbinnen de verzelfstandigde structuur werkt.
Deze content is opgedeeld in drie grote stukken: het afwegingskader zelf, enkele specifieke sectorale bepalingen en het juridische kader voor verzelfstandiging. In het eerste deel worden de problematiek en het doel van dit afwegingskader kort geschetst, waarna in het eigenlijke afwegingskader achtereenvolgens wordt ingegaan op de algemeen-bestuurlijke aspecten, de financiële en fiscale overwegingen en de personeelsvraagstukken. In het sectorale deel worden voor een aantal sectoren de belangrijkste regels weergegeven die binnen het afwegingskader niet aan bod kwamen (wegens te specifiek).
In het laatste deel worden ten slotte nog eens de voornaamste regels uit de gemeente- en OCMW-wetgeving op het vlak van verzelfstandiging op een rijtje gezet. Het juridische luik kan als een geheugensteuntje dienen voor het eigenlijke afwegingskader, maar vormt niet het eigenlijke doel van deze content.
Deze vastbladige publicatie vormt een onderdeel van het handboek Verzelfstandiging en samenwerking op lokaal vlak, maar kan ook apart aangekocht worden.