Iedereen is het erover eens dat huishoudhulpen recht hebben op degelijk loon naar werk. Daarom verhoogt de Vlaamse regering vanaf 1 januari 2025 de prijs van een dienstencheque met één euro. De VVSG betreurt dat deze maatregel geen onderscheid maakt tussen de verschillende sectoren. Zo verlonen lokale besturen hun dienstenchequemedewerkers nu al beter en zorgt de prijsstijging voor nieuwe verschillen tussen medewerkers van verschillende diensten in de publieke sector. Dat maakt het voor lokale besturen erg moeilijk.
Op 6 december 2024 keurde de Vlaamse regering(opent nieuw venster) een tweede maal principieel het besluit(opent nieuw venster) over de verhoging en indexering van de aanschafprijs van dienstencheques goed. De bijhorende nota(opent nieuw venster) aan de Vlaamse regering verduidelijkt dat deprijsstijging met 1 eurointegraal tegemoetkomt aan de huishoudhulp. Tijdens een overleg op 20 november 2024 liet Vlaams minister van Werk Demir weten dat de maatregel in alle sectoren op dezelfde wijze toegepast moet worden. Omwille van de specificiteit van de lokale besturen is de VVSG het hier niet mee eens:
Lokale besturen verlonen hun dienstenchequemedewerkers beter dan in de private sector, zowel wat betreft het basisloon als wat betreft de eindejaarspremie en extralegale voordelen.
De Vlaamse regering, de vakorganisaties en de werkgeversorganisaties, waaronder de VVSG, hebben in het bevoegde onderhandelingscomité Comité C1 afgesproken om, na het VIA 6-akkoord van 30 maart 2021 en het sectoraal akkoord van 9 juni 2021, in de periode 2019-2025 geen nieuwe koopkrachtmaatregelen meer te treffen.
Meer koopkracht voor de dienstenchequemedewerkers leidt tot discussies op de werkvloer tussen dienstenchequemedewerkers en andere medewerkers, bv. poetshulpen aanvullende thuiszorg en bij uitbreiding alle andere medewerkers die op hetzelfde niveau betaald worden.
Om deze redenen vraagt de VVSG dat lokale besturen met dienstenchequemedewerkers de verhoogde prijs van de dienstencheque uit het besluit ontvangen zonder verplichte bijkomende koopkrachtmaatregelen. Als dat echt niet mogelijk is, vragen wij dat bij een koopkrachtverhoging door de verhoging van het brutoloon de RSZ-werkgeversbijdrage betaald kan worden met de euro prijsverhoging van de dienstencheque. Daarnaast vragen wij een oplossing voor de betaalde uren waartegenover geen dienstencheque en bijgevolg geen euro extra tegemoetkoming staat: opleiding en vorming, werkvergaderingen, vakantie, ziekte, enzovoort.
Tot slot vragen wij een oplossing voor dienstencheques die in 2024 door de klant aangekocht worden aan de prijs van 9 euro en nog een heel jaar gebruikt kunnen worden. Voor deze cheques moet de overheidstegemoetkoming het gat tussen 9 en 10 euro per cheque afdekken.